blog placeholder

Bijna niet voor te stellen maar 1 op de 5 kinderen heeft last van faalangst. Dit zorgt voor onderprestatie bij 1 op de 5 kinderen. Kinderen  met faalangst zijn gefocust op de angst om te falen, waardoor ze helemaal blokkeren. Door die blokkade wordt de grootste angst, falen, werkelijkheid.

Als leerkracht zijnde kun je erg veel doen om deze kinderen goed te laten presteren, in ieder geval zonder faalangst. Ten eerste moet je faalangst signaleren om er werkelijk iets aan te kunnen doen.

Kinderen met faalangst kunnen zich uiten door middel van perfectionistisch gedrag ( te veel vragen stellen, altijd maar studeren) en vermijdend gedrag (spijbelen).  Het kan ook subtieler, bijvoorbeeld door het vermijden van oogcontact. Reacties als zweten, wiebelen met de benen, schouders samentrekken, oppervlakkig ademhalen en met de handen friemelen wijzen ook vaak op faalangst.

Na een signalering van faalangst, kun je als leerkracht een duidelijke verwachting uitspreken op gebied van inzet en niet op prestatie. Maak samen duidelijke en haalbare doelen. Zorg voor een goed en veilig klassenklimaat. Geef kinderen met faalangst succeservaring zodat ze meer zelfvertrouwen ontwikkelen. Spreek uit als leerkracht zijnde dat jij gelooft in het kunnen van het kind. Gebruik daarnaast positieve nakijkmethoden en praat met kinderen over de angst en leer deze kinderen plannen.