Wanneer men kinderen wilt motiveren om iets te gaan leren, is het van belang om rekening te houden met hun interesses. Van invloed op de interesses van een kind zijn het sociaal-culturele milieu, hun leefwereld en de manier waarop zij de wereld beleven (hun belevingswereld). Zo beleeft een kleuter de wereld heel anders als een kind van 12 jaar.
Alle kinderen zijn unieke personen, die elk anders denken en anders doen ook al wonen ze in hetzelfde sociale milieu en hebben ze dezelfde ontwikkelingsleeftijd. Elk kind beleeft de wereld op zijn eigen manier en reageert verschillend op verschillende invloeden.
Aspecten van de belevingswereld van vierjarigen
Voor dat de kinderen naar school gaan wordt de belevingswereld sterk bepaalt door de omgeving thuis: de woonkamer, de keuken maar ook de omgeving van het huis biedt mogelijkheden om ontdekkingen op te doen. Sommige kinderen zijn al naar de kinderopvang geweest maar anderen ook niet. Enkele eigenaardigheden van kleuters zijn:
* het spel (vrij bewegen maar ook meedoen met een spel en spelregels begrijpen)
* de aanstekelijke wereld (kinderen zijn heel gevoelig voor prikkels van buitenaf: een schepje kan zo een auto worden) en het animisme
* aanschouwelijkheid
* direct resultaat (kinderen willen direct aan de slag/direct actie)
* egocentrisme (kleuters kunnen zich niet in de gedachtewereld van een ander plaatsen, alles gaat vanuit zijn of haar eigen standpunt)
Aspecten van de belevingswereld van kinderen van 5 tot 8 jaar
In deze periode krijgen de kinderen een wat zakelijker wereldbeeld: de vorige denkwijze verdwijnt niet, maar er komt een denkwijze bij. De ervaringswereld van het kind bereidt zich uit en krijgt meer orde en structuur. Kinderen komen op veel meer plaatsen: de leefwereld bereidt zich dus ook uit. Kinderen komen in de stad, op het strand, op school en de wereld. De wereld wordt steeds iets overzichtelijker voor het kind. De fantasie en de werkelijkheid wordt steeds meer van elkaar gescheiden: eerder liepen feiten, gevoelens, fantasie en meningen nog gemakkelijk door elkaar. Binnen deze nieuwe fase probeert het kind grip te krijgen op de concrete werkelijkheid. Kinderen onderscheiden objectief en subjectief door bijvoorbeeld: “ik ben niet echt boos, ik doe alsof ik boos ben” te zeggen. In deze periode vindt de overgang plaats van een naïef beleven naar een meer concreet en realistische beleving. Er worden zeer veel vragen gesteld. Er moet op die vragen wel antwoord gegeven worden in de belevingswereld van het kind. Zo wil een kind op de vraag waarom blaadjes naar beneden vallen niet horen dat blaadjes te weinig voedsel kunnen opnemen door de kou maar meer iets in de richting dat blaadjes het gewoon leuk vinden om naar beneden te dwarrelen. Zodra kinderen ouder worden (7-8 jaar) raken ze steeds meer geïnteresseerd in de oorzaken van iets. Dit kun je heel goed zien in de veranderingen van tekeningen:
– eerst tekende kinderen nauwelijks gedetailleerd, later tekenen ze steeds gedetailleerder.
– eerst tekende de kinderen met emotionele kleuren, later gebruiken ze begripsmatig kleurgebruik.
– eerst was iets wat belangrijk was heel groot, later komen er meer reële verhoudingen.
– eerst tekent een kind gevoelsmatig, later tekent een kind wat hij/zij weet
Kinderen gaan steeds meer spelen met constructiemateriaal en leren spelenderwijs: zwaartekracht, drijven, evenwicht en regelmaat. Kinderen imiteren bij het bouwen de echte wereld.
Aspecten van kinderen van 8 tot 12 jaar
Is dat echt gebeurd meester?
In deze periode komt realiteit centraal te staan. De kinderen zijn nu niet meer tevreden met oppervlakkige antwoorden, nee ze willen alles nu precies weten. De wereld heeft namelijk een heleboel dingen die ze uit kunnen pluizen. Dit is ook de tijd van verzamelingen. Sommige kinderen willen alles weten van paarden, anderen van honden, voetbal, stenen etc. Zo zijn kinderen ook steeds meer geïnteresseerd in dingen buiten hun gezichtsveld: hoe leven mensen in andere landen? en welke diersoorten zijn er buiten Nederland? Ook het inzicht in sociale relaties neemt toe, er worden steeds meer groepsspellen gespeeld. Hierbij neemt het rechtvaardigheidsgevoel geleidelijk ook toe: zo is er grote verontwaardiging wanneer spelregels verbroken worden. De interesses van de kinderen kunnen in deze leeftijdsgroep sterk uit een lopen. Zo hebben sommige een heel brede belangstelling en verdiepen anderen zich helemaal in een onderwerp. Concreetheid is in deze leeftijdsgroep belangrijk, maar wel in andere mate dan in de voorafgaande fase. De concreetheid wordt nu verbonden met achterliggende wetmatigheden. Kinderen zijn tot in zekere mate in staat tot abstract te redeneren. Ze kunnen dus sommen maken zonder concreet materiaal. Kinderen leren de consequenties van hun gedrag beter doorzien en ze laten zich in de omgang met anderen steeds meer leiden door afspraken, regels en verwachtingen. Zo hechten kinderen ook veel betekenis aan vriendschap, autoriteit en gehoorzaamheid. Aan het eind van deze fase zijn kinderen in staat een eigen mening te vormen met argumenten,