Wat verstaan wij onder het begrip ‘staat’? Er zijn verscheiden Filosofen geweest die een andere benadering voor ogen hebben gehad voor de benadering van het begrip staat. Zoals de filosofen Macchiavellis, Rousseaus etc. Voorts wordt in dit artikel de verdeling van de staatsmacht over verschillende organen behandeld, de kenmerken van de staat, de grondregels van een staatsorganisatie en tenslotte wordt er aandacht besteed aan de vormen van inspraak en referendum.
Hoe benaderen wij het begrip ‘staat’?
De staat kan haar gezag afdwingen ter handhaving van geenschapsnormen. In de Middeleeuwen kon het gezag, wat een persoonlijk gezag van de vorst was, worden overgedragen. De vorst kon echter naar zijn willekeur grond verdelen, waarmee het gezag van de vorst werd overgedragen. Filosoof Macchiavellis visie op dit persoonlijke, onverhandelbare recht was als volgt: De vorst is een orgaan en symbool van de staat, die een cultuur weerspiegelt. Filosoof Rousseus maakt in zijn theorie, “contract social” duidelijk dat gezag en vrijheid verenigd is, omdat gezag uit vrijheid ontstond. Diverse filosofen hebben nagedacht over wie er invloed mag hebben in de politiek oftwel het staatsoptreden. Anders dan in de afgelopen millennia, kennen wij nu het adagium wat benadrukt, dat iedere burger gelijkwaardig is en dus ook recht heeft op gelijke invloed op de politiek.
Hoe is de staatsmacht in een moderne staat verdeeld?
Een moderne staat kan niet, anders dan bijvoorbeeld in Zwitserland, een vergadering met al zijn ingezetenen hebben. Vandaar dat het leerstuk van vertegenwoordiging er één is die de democratie van moderne staten moet verdedigen. Een gemeenschap moet elke beslissing nauwkeurig afwegen, omdat in een complexe maatschappij als de onze iedere beslissing nadelen met zich meebrengt. Het gezag is onvermijdelijk, dit moet echter wel gelegitimeerd en gekozen door degene waarover het bestuur dit gezag uitvoert. Macht is iets waarnaar een greep gedaan kan worden, vandaar dat macht verdeelt is over diverse organen. Zogeheten ‘check and balances’. De filosoof Montesquieu is één van de grondleggers van de driescheiding van machten: de wetgevende, uitvoerende en een onafhankelijke rechterlijke macht oftewel de rechtsprekende macht. Het evenwicht van ‘Checks and Balances’ in het huidige staatsrecht komt niet meer als zodanig voor. De complexe maatschappij heeft voor een verschuiving van machtsverdeling veroorzaakt, nu komt er ook een zelfstandige taak aan het bestuur toe. Het begrip ‘Checks and Balances’ houdt tegenwoordig in dat binnen de verschillende machten er onderlinge controle geldt, op territoriaal gesplitste overheden, zoals gemeenten en provincies worden door nationale regering gecontroleerd.
Uit welke kenmerken bestaat de staat ?
De staat is het object van het staatsrecht oftewel ‘het constitutionele recht’. De kenmerken van de staat zijn:
- een territorium
- met daarop een gemeenschap mensen
- waarover gezag wordt uitgeoefend
- door een organisatie
Een staat treedt op in het internationale verkeer. Voor dit verband is het van belang dat er erkenning is door internationale gemeenschap van staten. Denk bijvoorbeeld aan het lidmaatschap van de Verenigde Naties, art. 4 van het VN-Handvest bepaalt dat de Algemene Vergadering beslist over het lidmaatschap van de VN, dat open staat voor alle vredelievende staten die de in het Handvest vervatte verplichtingen aanvaarden en die in staat en bereid zijn deze verplichtingen na te komen. Volgens art. 1 lid 1 IVBPR hebben alle volken het zelfbeschikkingsrecht, zij het dat dit nie betekent dat ieder volk het recht op afscheiding heeft, dan wel op een eigen onafhankelijke staat.
De gemeenschap van mensen waarover gezag wordt uitgeoefend, kan zeer divers zijn: zowel qua taal als qua etniciteit hoeft er geen sprake te zijn van een eenheid, maar kan een grote pluriformiteit aanwezig zijn qua taal, godsdienst en gewoonten bijvoorbeeld. Verder is de Nederlandse staat een rechtspersoon naar privaatrecht (art.2:1 BW).
Het staatsrecht beslaat de organisatie en werkwijze van zowel de centrale organen van de staat als de decentrale organen zoals de provincies, gemeenten of andere subnationale entiteiten, zoals deelstaten.
De centrale leerstukken van het staatsrecht betreffen vraagstukken als verdeling van bevoegdheden, de onderlinge verhouding tussen staatsmachten, begrenzingen van die bevoegdheden, alsook betreffende de legitimiteit van het overheidsgezag en de verhouding overheid-burger die vastgelegd zijn in de grondrechten.
Wat zijn de grondbeginselen van een staatsorganisatie?
Het eerste beginsel luidt: Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet. Dit beginsel wordt het legaliteitsbeginsel genoemd. De Britse ‘rule of law’ houdt in dat het legaliteitsbeginsel ook op common law gebaseerd kan worden. Van andere handelen, zoals recht op overheidsprestaties, wordt steeds meer geëst dat er een wettelijke basis voor moet bestaan. Een voorbeeld van deze wettelijke basis kunt u vinden in art. 4:39 Awb (Algemene wet bestuursrecht). Het tweede beginsel luidt: NIemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat, verantwoordingsplicht en controle. Onder deze verantwoordingsplicht en controle vallen onder andere de strafrechtelijke verantwoordelijkheid, ambtelijke ondergeschiktheid, politieke verantwoordingsplicht, rechterlijke toetsing van wetgeving, beroep en de burgelijke rechter.
Wat is de oorzaak voor de toepassing van inspraak en referendum in ons huidige staatsbestel?
De historie van ‘Checks and Balances’ heeft ons duidelijk gemaakt dat het staatsbestel niet optimaal functioneert. Controle op het bestuur vertoonde mankementen. Vandaar dat er vormen van inspraak werden gecreëerd. Om in gewichtige zaken de representatieve democratie te bekrachtigen bestaat er een mogelijkheid om een referendum te raadplegen, in een referendum worden burgers geraadpleegt om een stem uit te brengen over een wet of beleid van de overheid. Hiervoor is een tijdelijke referendumwet tot stand gekomen.