Een veelgebruikte onderzoekmethode in sociaal wetenschappelijk onderzoek is het experiment. Hiermee kunnen namelijk uitspraken worden gedaan die over oorzaak – gevolg relaties gaan. Hieronder zal duidelijk worden hoe het uitvoeren van een experiment gaat en welke ontwerpen ervan bestaan.
We spreken van een zuiver experiment als er in elk geval één controlegroep betrokken is en als men de betrokken proefpersonen op toevalsbasis toewijst. We kennen vier basisontwerpen voor een zuiver experiment:
1. Alleen een nameting en met een controlegroep; het ontbreken van de voormeting is voordelig omdat de proefpersonen dan nog geen idee kunnen krijgen van wat de manipulatie is. Nadeel is dat de onderzoeker nog geen idee heeft van de waarden van de groep (bijvoorbeeld: attitude t.o.v. migranten) en men dus met zeer hoge (plafondeffect) of zeer lage (vloereffect) scores te maken krijgt.
2. Een voormeting en een nameting en een controlegroep; hier dus ook een controlegroep, dit wordt ook wel het ‘klassieke experimenteel ontwerp’ genoemd omdat het zoveel gebruikt wordt. Door voor te meten kan men meer informatie verkrijgen, wat de statistische power ten goede komt. Toch gebruikt men in de sociale wetenschap vaker het vorige ontwerp (no.1.) omdat mensen nu eenmaal minder naïef zijn dan andere onderzoekseenheden (e.g. dieren).
3. Het Solomon four-groupdesign; hierbij zien we twee controlegroepen en twee experimentele groepen. Hiermee kan men het (testeffect) van voormeting en het effect van de gemanipuleerde variabele tegelijk meten.
4. Meerdere experimentele groepen en één controlegroep; hierbij kan men de intensiteit van de variabele per experimentele groep variëren. Men ook de controlegroep weglaten.
Bij een ‘quasi-experiment’ wordt geen randomisatie toegepast. We zien dit bijvoorbeeld bij praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Men kan men drie basisontwerpen onderscheiden, namelijk:
1. Een voor- en nameting, mét controlegroep maar geen randomisatie.
2. Een enkelvoudige tijdreeks; men gaat bijvoorbeeld het aantal verkeersovertredingen over een periode van een jaar onderzoeken en daarna maatregelen invoeren. Dan kan men daarna weer gaan meten, om te kijken hoeveel het scheelt.
3. Een meervoudige tijdreeks, geen randomisatie; bovenstaand, maar dan bijvoorbeeld op twee wegen.
We kennen ook nog het pre-experiment. Hierbij vindt geen randomisatie plaats en ook geen vergelijking tussen twee groepen. Tevens wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande groepen