In het onderwijs en bedrijfsleven wordt veel tijd en geld besteed aan foutloos schrijven. Dit omdat wordt verwacht dat taalfouten een negatieve invloed hebben op het oordeel van de tekst en misschien zelfs op het imago van de schrijver. De afzender van de tekst zou dan als ondeskundig kunnen worden aangeduid. Ondanks de algemene overtuiging dat taalfouten een negatief effect hebben op tekstwaardering en het imago van de schrijver, is er nog weinig onderzoek verricht naar het effect van deze taalfouten. In dit essay wordt er gekeken naar hoe erg mensen taalfouten vinden.
Verder wordt er in twee experimenten beschreven hoe mensen oordelen over deze taalfouten en het imago van de afzender. In het eerste experiment komen een aantal verklaringen naar voren die het tweede experiment probeert te verklaren.
Samenvatting
In veel situaties wordt veel waarde gehecht aan correct taalgebruik. Hoe erg vinden mensen die taalfouten eigenlijk en beoordeel je deze zwaarder als je deze zelf gevonden hebt? Op de vijf-puntenschaal van Schutter kan men aangeven aan welke taalfouten men zich het meest ergert. Volgens het ‘Elaboration Likelihood Model’ kunnen spelfouten via de perifere route de verwerking beïnvloeden en beïnvloeden markeerfouten de verwerking via de centrale route. In twee experimenten zijn deze effecten nagegaan op basis van direct-mail brieven. In beide experimenten hadden de taalfouten zeer weinig effect op het imago van de afzender. Spelfouten bleken geen invloed op tekstwaardering te hebben, maar markeerfouten hadden wel invloed op de begrijpelijkeid van de tekst. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er meerdere factoren meespelen bij tekstwaardering zoals emoties en voorkennis.
Experiment 1
De proefpersonen moesten voorafgaand aan het lezen van de brief een aantal vragen invullen over de tekstonderwerpen, voor het bepalen van de voorattitude. Daarna werd de brief gelezen die beoordeeld werd op tekstwaardering (begrijpelijk, aantrekkijk) en het imago (betrouwbaar, deskundig). Markeerfouten hadden een negatief effect op de begrijpelijkheid alsmede op de beoordeling van de tekst (Renkema, 2003). Deze beoordeling heeft geen invloed op de tekswaardering en het imago. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de afzenders een te grote invloed hebben op de attitude van de proefpersoon. Doordat deze attitude sterk kan zijn zouden ze zich niet door de brieven laten beïnvloeden. Een andere verklaring is dat de proefpersonen te jong waren, namelijk gemiddeld 18.8 jaar. Oudere beoordelaars zouden strenger zijn dan jongere beoordelaars (Renkema, 2000). Een derde verklaring zou de gebruikte manipulatie kunnen zijn, er staan misschien te weinig fouten in de brieven.
Experiment 2
In dit experiment word gekeken naar bovenstaande verklaringen, om deze te onderzoeken zijn veranderingen aangebracht in de direct-mail brieven. Als afzender zijn twee fictieve organisaties gebruikt om de voorattitude te verlagen. In de brieven is de foutendichtheid verhoogd om de manipulatie te verhogen. Van de proefpersonen waren de helft ‘jongeren’ (tussen 18 en 25 jaar) en de helft ‘ouderen’ (45 jaar en ouder), dit om te kijken of ze de tekst verschillend beoordelen. Verder was de opzet van het experiment gelijk aan die van experiment 1. De ‘jongeren’ vonden de afzender van de versie zonder fouten het meest betrouwbaar, dit geeft dus geen bewijs voor de verklaring over leeftijd. Wederom blijken taalfouten een negatief effect te hebben op het oordeel over de begrijpelijkheid van de tekst (Remkema 2003). Kloet, Renkema en Van Wijk (2003) concludeerden dat er geen aantasting van de aantrekkelijkheid van de tekst, of deze nu zware (markeerfouten) of lichte (spelfouten) taalfouten betroffen. Taalfouten hebben geen invloed op de overtuigingskracht en slechts in beperkte mate op de beoordeling van het imago van de afzender. Markeerfouten bleken wel een negatief effect te hebben op de begrijpelijkheid van de tekst.
Discussie en conclusie
Wat betreft de voorspelling dat taalfouten een negatief effect hebben op tekstwaardering en het imago van de afzender, blijkt deze niet helemaal juist. Dit omdat er in onderzoek naar voren is gekomen dat de aantrekkelijkheid van de tekst niet word aangetast, zowel bij spelfouten en markeerfouten. De taalfouten hebben maar een zeer beperkte invloed op de overtuigingskracht van de tekst en de beoordeling van het imago van de afzender. De zware taalfouten (markeerfouten) hadden wel een negatief effect op de begrijpelijkheid van de tekst. Het is dus wel lonend om geld en tijd te besteden aan de verzorging van de tekst. De resultaten geven te denken over het bereik van de taalfouten. De taalfouten worden wel opgemerkt en hebben invloed op de begrijpelijkheid van de tekst, maar niet op de overtuigingskracht van de tekst en het imago van de afzender.
Het zou kunnen zijn dat er nog meer invloeden zijn op de waardering van taal en de invloed op het imago hierbij kun je denken aan dialect. Wat nog een veel groter verschil is in taal, is de diversiteit van talen in verschillende landen en culturen. Heeft een volk zoals in Korea met een collectieve samenleving een andere verwachting van taal dan een individuele samenleving zoals in Amerika? De verschillen in manieren van leven en de attitudes die ze hebben zouden van invloed kunnen zijn. In een individuele samenleving hebben mensen de keuze wat ze lezen en welke invloeden ze genieten. In een collectieve samenleving wordt de mens bijna alles voorgeschreven. Vooral in een land als Korea waar de mensen maar één televisiezender hebben. Is er een verschillende invloed van taalfouten op de waardering van een tekst en het imago van de afzender tussen een collectieve en een individuele samenleving? Dit zou als onderzoeksvraag kunnen dienen.
Referentielijst
Renkema, J. (2002). Schrijfwijzer. Den Haag, Nederland: Sdu.
Petty, R.E., & Cacioppo. J.T. (1986). Communication and persuasion: Central and peripheral routes to attitude change. New York, USA: Springer-Verlag.
Hoeken, H., J. Hornikx & L. Hustinx (2009). Overtuigende teksten. Onderzoek en
ontwerp. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutinho.
Kloet, L., J. Renkema en C. van Wijk (2003). Waarom foutloos schrijven? Het effect van taalfouten op tekstwaardering, imago en overtuigingskracht. Studies in taalbeheersing, 270-279.
Jansen, F. (2010). Ontspannen over d en t. Hoe zwaar wegen taalfouten nog? Onze Taal
79, 342 – 343.
Bezooijen, R. van (2003). Stenen des aanstoots. Hoe ergerlijk kan taal zijn? Onze Taal, 72, 36-38.
Jansen, F. en I. van der Geest (1989). Het verband tussen het kunnen vinden en het vinden kunnen van zinsbouwfouten. De nieuwe taalgids, 82, 56-63.
Schutter, G. de (1982). Norm en normgevoelens bij Nederlandstaligen in België. De nieuwe taalgids, 73, 93-109.