blog placeholder

Meer dan de eind-toets. 

De meeste mensen hebben wel gehoord van de CITO-eindtoets. Dè CITO-toets van het basisonderwijs. Dat CITO nog veel meer toetsen heeft ontwikkeld, is misschien minder bekend.Alle basisscholen in Nederland moeten beschikken over een leerlingvolgsysteem: een serie toetsen waarmee de ontwikkeling van de kinderen gevolgd kan worden vanaf het moment dat zij de basisschool binnenstappen, tot het moment dat zij naar het voortgezet onderwijs gaan.Een leerlingvolgsysteem vergelijkt de prestaties van Uw kind met dat van alle kinderen in Nederland.Het CITO heeft daarvoor het LOVS ontwikkeld: het Leerling- en Onderwijs-Volg-Systeem.

Waarom het LOVS?

Het LOVS heeft twee functies:Voor de leerkracht is het belangrijk om te weten welk niveau een kind heeft, en of het kind zich goed ontwikkeld. Maar voor hem of haar is ook de ontwikkeling van de groep een belangrijk gegeven, daaraan is te zien of de kwaliteit van het gegeven onderwijs voldoende is geweest.Voor de directie van de school zijn de gegevens van de groepen erg belangrijk. Zij geven een beeld van de onderwijskwaliteit van de school.Voor U, als ouder, geeft het LOVS een beeld van het ontwikkelingsniveau van Uw kind. Hoort het bij de zwakkere, bij de gemiddelde of juist bij de betere leerlingen? En ontwikkelt het kind zich op een bij hem of haar passende manier?

Inhoud van het LOVS.

Het LOVS bevat de volgende toetsen:Voor groep 1 en 2: Ordenen (voorbereiding op rekenen) Taal voor kleutersVoor groep 3 t/m 8: Rekenen Technisch lezen (snelheid van het lezen) Begrijpend lezen SpellingVoor alle groepen: Woordenschat

Het leerling-rapport.

Wanneer de school van Uw kind dit OLVS gebruikt, kunt U van hen een leerling-rapport verwachten van Uw kind.In dit rapport staan de verschillende toetsen vermeld en de niveaus die Uw kind daarop behaald heeft. Deze niveaus worden uitgedrukt in de letters A t/m E.Een A-niveau wil zeggen, dat Uw kind bij de beste 25% van de leerlingen van Nederland behoort.Een B-niveau betekent dat Uw kind bij de volgende 25% behoort. A- en B-niveau zijn bovengemiddeld.Een C-niveau wil zeggen, dat Uw kind bij de volgende 25% hoort. Dit is dus onder het gemiddelde, maar wel een “voldoende” score.Een D-niveau hoort bij de volgende 15%, en de E-niveau bij de laatste 10% van de leerlingen. Deze kinderen behoren extra ondersteuning te krijgen, en voor leerlingen die op een E-niveau functioneren, is het speciaal onderwijs een optie.

En nu?

Wat betekent dat nu concreet?Als Uw kind een A-niveau heeft, dan gaat het leren hem of haar gemakkelijk af. Wel in de gaten houden dat het of zij voldoende uitgedaagd wordt. Misschien is extra werk op z’n plaats.Als Uw kind een B- of C- niveau heeft, zullen er ook weinig of geen problemen zijn.Als Uw kind een D-niveau heeft, zal het extra begeleiding nodig hebben, en veel scholen vragen dan ook de ouders om thuis wat extra met hun kind te oefenen.Bij een E-niveau zal er wellicht een onderzoek plaatsvinden. Het is de vraag of Uw kind in dat geval op een gewone basisschool begeleid kan worden.Het niveau van een kind wordt voor een groot deel bepaald door zijn of haar capaciteiten, een kwestie van aanleg. Een kind dat op D-niveau functioneert, en ook consequent op dat niveau blijft, ontwikkelt zich, op zijn niveau, goed. Vergelijk het met het bijhouden van de groei van Uw kind op het consultatiebureau: het is geen probleem als Uw kind klein is, maar het moet wel blijven groeien.Maar wanneer Uw kind na twee jaar B-niveau plotseling op D-niveau gaat scoren, dan is dat een teken dat er “iets” aan de hand is.

Het OLVS en de rapportcijfers.

De meeste scholen geven de kinderen een cijferrapport. Die cijfers zijn gebaseerd op de proefwerken die horen bij de gebruikte methodes.Meestal liggen de rapportcijfers en de scores op het LOVS wel op één lijn.Soms vallen de LOVS-scores tegen, of juist mee, vergeleken met de proefwerkcijfers.Wanneer de proefwerkcijfers beduidend hoger zijn dan de LOVS-sores, zijn daar een aantal mogelijke oorzaken aan te wijzen:Faalangst kan een rol spelen, vaak wordt CITO als heel erg belangrijk gezien. En Uw kind, dat voor een proefwerk alleen een beetje gespannen is, klapt dicht bij de CITO-toets.Het is ook mogelijk dat Uw kind gemiddelde capaciteiten heeft, maar heel hard werkt, en heel contentieus de aangeleerde regels volgt. Met als gevolg dat de proefwerken, waarin de stof er net zo uitziet als in de oefenboekjes, goed gemaakt worden. Uw kind lijkt bij de “besten” van de groep te horen. Een CITO-toets ziet er heel anders uit, en Uw kind moet zelf bedenken welke oplossingsstrategie hij of zij moet gebruiken. En dan behoort Uw kind opeens bij de “gemiddelden” van de groep.Andersom komt ook voor: de proefwerkcijfers zijn krap voldoende, maar op de CITO-toets scoort Uw kind een B- of zelfs een A-score. Dit kan een gevolg zijn van een “slechte” werkhouding, of weinig interesse in de schoolvakken. Een proefwerk is saai, dus dat doet Uw kind even vlug. Maar een CITO-toets is anders, belangrijker en interessanter. Daar gaat hij of zij wel even voor zitten.En misschien is Uw kind een “onderpresteerder”: een begaafde leerling, voor wie de aangeboden stof te weinig uitdaging biedt. Kortom, het kind verveelt zich stierlijk, en die CITO-toets is eindelijk eens een beetje moeilijk.Wat de oorzaak ook is, zo’n verschil tussen proefwerkcijfers en CITO-scores is altijd een reden om met de leerkracht om de tafel te gaan zitten.

En uiteindelijk is dat toch het doel van het hele LOVS: dat leerkracht en ouders samen de uitslagen bekijken en samen bepalen hoe het gaat met Uw kind en of er wat extra’s gedaan moet worden.