Niet voor alle kinderen is het even vanzelfsprekend om rekenvaardigheden onder de knie te krijgen. Het thuis doen van extra oefeningen kan helpen, maar veel kinderen vinden dat helemaal niet leuk. Het gevolg is: frustratie, boze woorden, veel strijd en weinig leer-rendement. Dat kan anders, leuker en veel effectiever met
rekenspelletjes. En rekenspelletjes, die kun je gewoon zelf maken.
Een beetje meer tijd nodig
Sommige kinderen werken gemakkelijk met getallen en bewerkingen. Ze vliegen door de rekenopgaven heen en maken hooguit hier of daar een slordigheidsfoutje door de hoge snelheid. Dat geldt niet voor alle kinderen, voor sommigen is het allemaal erg ingewikkeld en lastig. Het gaat ze allemaal niet een beetje te vlug, ze houden het tempo van de juf, de klas en de methode niet bij. Het gevolg is, dat ze daardoor steeds een beetje te weinig oefenmateriaal krijgen om zich de stof eigen te maken. En dat heeft dan weer tot gevolg, dat het steeds moeilijker gaat worden. De motivatie loopt terug in hetzelfde tempo als de beoordelingen. Kinderen haken af en raken gefrustreerd bij de gedachte aan de rekenles of zelfs bij school in het algemeen. En dat moeten we toch zien te voorkomen!
Oorzaken rekenproblemen
Eigenlijk kun je stellen dat de belangrijkste oorzaak van rekenproblemen ligt in:
- Tijd. Kinderen hebben onvoldoende tijd om zich de stof eigen te maken, omdat de klas alweer met een nieuw type som bezig gaat. Als je bijvoorbeeld de tafels van vermenigvuldiging niet voldoende beheerst zul je vast en zeker problemen krijgen met vermenigvuldigend cijferen. Het kost teveel tijd en moeite, het werk zal niet afkomen en er zullen fouten in zitten.
- Uitleg. Kinderen krijgen, misschien ook door tijdproblemen, de sommen niet goed uitgelegd. In dit geval is er een didactisch probleem.
- Oefening. Kinderen hebben uitstekende uitleg gehad, maar hebben te weinig met de nieuwe sommen geoefend om het principe echt onder de knie te krijgen.
En wat nu?
De hoeveelheid beschikbare tijd en de hoeveelheid oefenmateriaal houden natuurlijk verband met elkaar. Als het normale onderwijsprogramma onvoldoende mogelijkheden biedt, dan kan er eventueel ook thuis worden geoefend. Belangrijk daarbij is dat de kinderen gemotiveerd blijven. Dat is voor de kinderen leuker, maar ook voor de ouders. Oefenwerk thuis moet dus leuk zijn. Ofwel: het moet worden verpakt in een spelletje.
Spelletjes zelf maken
Diverse websites bieden rekenspelletjes aan, waar kinderen met de computer, telefoon of tablet op kunnen oefenen. Het is slim om even bij de leerkracht van je kind na te gaan welke websites en spelletjes deze aanbeveelt. Niet alle websites en computer-rekenspelletjes zitten didactisch even goed in elkaar. Er zijn ook allerlei spelletjes te koop die je aan tafel speelt en die je kunt gebruiken om de rekenvaardigheid te trainen. Maar het kan ook een stuk goedkoper door de spelletjes zelf te maken. Ook een leuke en leerzame activiteit om dat, als dat mogelijk is, samen met je kind te doen. In de meeste gevallen kom je met papier, een liniaal, schrijf- en kleurgerei al een heel eind. Realiseer je, dat kinderen rekenspelletjes niet alleen moeten spelen. Dat is niet leuk, niet gezellig en bovendien is er geen controle op rekenresultaten. Je zult dus mee moeten spelen!
Voorbeelden
Hieronder zie je een aantal voorbeelden van rekenspelletjes die je gewoon thuis kunt maken.
- Tafelmemory. Er zijn kaartjes met sommen en kaarten met uitkomsten. De juiste combinatie moet bij elkaar worden gezocht.
- Flitsspel. Je hebt kaartjes nodig met aan één kant de som, aan de andere kant de som met de uitkomst. Speler 1 laat aan speler 2 de som zien, speler 2 moet het antwoord geven. Omdat speler 1 aan de achterkant de juiste som met uitkomst ziet staan kan deze het gegeven antwoord controleren.
- Rekendomino. Je hebt een aantal kaartjes. Op elk kaartje staan twee vakken, aan de linkerkant staat een uitkomst, aan de rechterkant een ándere som. Om de beurt leg je een kaartje neer. Je mag alleen aanleggen waar de uitkomst van jouw kaartje klopt met de som die al op tafel ligt.
- De getallenstraat. Je hebt drie (of meer) vakken, en getallenkaartjes van 0 tot 10, of 1 tot 100. Je trekt een kaartje. Leg het op één van de drie vakken. Let op, de getallen moeten op volgorde komen te liggen. Kun je een kaartje niet plaatsen, dan komt het onderop de stapel. In hoeveel beurten ligt het straatje vol?
- Bingo. Je hebt een bingokaart, waarop sommen staan. Als je een getal hoort omroepen dat de uitkomst is van één van je sommen, mag je er een fiche op leggen. Wie heeft het eerst bingo?
(c) 9 maart 2015 Hans van Gemert