blog placeholder

In dit artikel geef ik in het kort weer waar de verschillende stromingen, de oude stoa, de midden-stoa en de bekendste jonge Romeinse stoa, voor staan. 

Oorsprong

Je hebt drie verschillende stromingen in de Stoa. De oude Stoa (met o.a. Zenoon en Chrusippos), De midden-Stoa (met o.a. Antipatros en Poseidonios) en de jonge Romeinse Stoa (met o.a. Cicero, Seneca en Marcus Aurelius)

 

Te beginnen bij de oude Stoa. (300-150 v.chr)

De grondlegger van de Stoa is Zenoon van Kition (Zeno van Citium). Hij leefde van ongeveer 334 tot 262 voor Christus. Hij kreeg een Griekse opvoeding van zijn vader, die een rijke koopman schijnt geweest te zijn. De Griekse taal beheerste hij uitstekend en kwam op zijn 22ste terecht in Athene. Hier ging Zeno in de leer bij Krates.

De naam Stoa ontleent deze filosofie aan de school van Zeno. Dit was een zuilengang in Athene, die met wandschilderingen was versierd: de ‘veelkleurige zuilengang’ (Grieks: ‘Stoa poikilè’)

De Griekse filosofie is tot en met het denken van Aristoteles een ‘anti-individualistische’ filosofie. De hellenistische filosofieën met als voornaamste de Stoa en het epicurisme hielden zich meer bezig met het menselijk gedrag in het dagelijkse leven dan met de abstracte waarheid. De mens als individu moest zich weerbaar maken tegen alle bedreigingen en moest zich meester maken over zijn zielenleven.

De voornaamste regel is: Leef in overeenstemming met de natuur. De stoïcijnen, in tegenstelling tot de leer van Epicurus, hingen aan deze regel hun hele ethiek op. Zij meenden dat het universum werd bezield door een goddelijke vonk, de logos of geest waaraan elk mens deel kan hebben.

De oude Stoici vergeleken de filosofie met een boomgaard: de logica zagen ze als de omheining, de fysica als de bomen en de ethiek als de vruchten

Zeno schreef  zijn ‘politeia’, een schets van de ideale maatschappij. Hij spreekt zich uit tegen geld, tegen tempels, rechtbanken, wetten, standbeelden en scholen en hij is voor vrije liefde. Deze politeia is net als al zijn andere werken verloren gegaan.

Veel Stoïcijnen van de Midden-Stoa en de Romeinse Stoa erkenden Zeno’s kunische ideeën, waarbij het ging om extreme soberheid, niet. Ze negeerden de ‘politeia’ en beschouwden het als een hoog gegrepen utopie. Het uitgangspunt dat het goed aan te leren is blijft bij de latere stoïci wel behouden.

Chrusippos van Soloi (280-205) wordt ook wel de tweede grondlegger van de Stoa genoemd. Ook hij schreef een ‘politeia’ en heeft hiermee de stoïsche theorie flink uitgebreid en de zienswijze van Zeno verder uitgewerkt.

 

De midden-Stoa  (150-50 v. Chr)

In deze tijd werd de filosofie eclectischer, dit woord komt van het Griekse woord ek-lego: uitkiezen. Dat betekent dat er stukjes van verschillende andere filosofische ideeën werden opgepakt en gebruikt voor de theorie. Hierdoor werd de filosofie ook ‘milder’ en dus voor meer mensen aantrekkelijk. Antipatros van Tarsus (200-129) was de man die de stoïsche kar trok. De stoïcijnen van deze tijd legden meer nadruk op de weg die afgelegd moet worden om het ideaal te bereiken. De nadruk kwam te liggen op welk gedrag je moest vertonen, hierin kon je namelijk wèl vorderingen maken.

De Stoïcijnse school had nog steeds Athene als standplaats. Maar dat veranderde toen Poseidonos van Apameia een stoïsche school startte op Rhodos waarna dit eiland gedurende enige tijd het centrum van de Stoa werd.

 

 

De jonge Romeinse Stoa (50 v.Chr – 200 N.Chr)

Het oorspronkelijk Griekse stoïsche denken is in de periode van de jonge Stoa helemaal naar Rome overgebracht. Deze stoïsche stroming ontstond rond het jaar 0 in het Romeinse keizerrijk. Deze stroming is tegenwoordig het meest bekend, er is veel meer van bewaard gebleven.

Marcus Tullius Cicero heeft een grote rol gepeeld in het bekend maken van de Griekse filosofie bij de Romeinen. Hij heeft de leer heel serieus bestudeerd en bekritiseerd.

Ook Seneca was belangrijk in de jonge Romeinse Stoa maar daarover meer  in het volgende hoofdstuk.

Marcus Aurelius leefde van 121 tot 180. Hij groeide op in rijke en invloedrijke kringen met privé-onderwijs van de allerbeste leraren. Via zijn filosofieleraar maakte hij kennis met de stoïsche leer. Hij werd keizer van Rome, maar was waarschijnlijk liever full-time filosoof geworden. In vergelijking met andere keizers was hij nogal mild, maar ook in zijn tijd werden christenen en andere mensen die tegen hem waren vervolgd en ook werden er oorlogen gevoerd.

Marcus was vooral praktisch gericht net als de andere vertegenwoordigers van de Romeinse Stoa en zijn doel was niet ‘wijs zijn’, maar ‘goed zijn’.

Hij leefde in de overtuiging dat het belangrijker was als een wijsgeer te leven dan het machtigste keizerrijk van zijn tijd te besturen. Hij bracht als keizer zijn filosofische ideeën dagelijks in de praktijk.

 

Filosofische opvatting

De Stoa heeft drie belangrijke onderdelen: de logica, fysica en ethica. De logica gaat over de geldigheid van redeneringen, de fysica gaat over de natuur. De ethica heeft betrekking op de menselijke handelingen: de vraag wat goed en slecht is.

De wereld is voor de stoïcijnen terug te brengen tot twee principes: het passieve en het actieve beginsel. Het passieve is de materie die alle mogelijke vormen kan krijgen en het actieve is dat wat aan de materie vorm geeft. Alles in de wereld is samengesteld uit deze twee elementen. (Panta rei eadem sed aliter) Het actieve beginsel wordt ook wel de ‘Natuur’ genoemd: deze vormt de dingen tot wat ze zijn. De natuur is identiek aan de ratio, de rede. Dat betekent dat alles wat er in de wereld gebeurt, begrijpelijk is en volgens wetten gaat.

Fatum

De samenhang tussen alles is niet zomaar willekeurig, dat wordt bepaald en geleid door de ‘Ratio’. Deze heeft alles in samenhang geplaatst. Alles is  van tevoren door de ‘Ratio’ voorzien en vastgelegd. Als je er zo tegen aan kijkt heet de ‘Ratio’ het noodlot, het fatum. Het gebeuren in de wereld is er niet zomaar, maar is er is een allesbeheersende voorzienigheid, providentia. Toeval lijkt onmogelijk.

Ratio

Alleen de mens heeft de ‘Ratio’. Daarom wordt er ook wel iets goddelijks gezien in de menselijke geest. De mens heeft deel aan de universele ‘Ratio’: hij ziet dat de dingen onderling in verband staan en de mens heeft de middelen om deze verbanden ook onder woorden te brengen. De mens moet zich laten leiden door de ‘Ratio’. De mens moet (kan?) tot zelfinzicht komen.

Apatheia

Er zijn dingen die binnen ons bereik liggen en waar de mens invloed op zou kunnen hebben. Maar er zijn ook dingen die buiten ons bereik liggen, zoals bijvoorbeeld het overlijden van een vriend. Hierop kun je geen invloed uitoefenen, maar waar je wèl invloed op uit kunt oefenen is de manier waarop je hierop reageert. Hierbij moet je geen verdriet hebben of geëmotioneerd zijn, want sterke emoties vormen, volgens de stoïcijnen een gevaar voor het leven (volgens de ‘Ratio’). Deze emoties zijn onnatuurlijk en blokkeren de rede.

Er is een ideale toestand, waarbij de mens zich niet laat beïnvloeden door emotie en zich helemaal laat leiden door de Ratio. Dit wordt gemoedsrust of apatheia genoemd. Deze toestand bereikt men via de weg van de ware kennis.

De Stoïcijnen gaan er van uit dat dit ideaal voor de meeste mensen niet haalbaar is. Degene die dat wel kan wordt ‘wijs’ genoemd.

Motto

Het motto van de Stoïcijnen is ‘Secundum naturam vivere’: volgens de natuur leven. Hun hele filosofie is gebaseerd op de natuur. Je moet het evenwicht van de natuur in jezelf zien te vinden.