Naast ouders spelen ook leeftijdgenoten een belangrijke rol in de sociale ontwikkeling van een kind. Dit is ook niet vreemd omdat leeftijdsgenoten later ook collega’s en geliefden zullen zijn. Kinderen rond de leeftijd van 4 à 5 jaar besteden in bijna alle culturen meer tijd aan leeftijdgenootjes dan aan ouders. In elke cultuur spelen leeftijdgenootjes met elkaar en geslacht speelt hierbij veelal een rol: jongens spelen met jongens en meisjes met meisjes. Maar wat is nou precies de rol van spel en geslacht in de ontwikkeling van kinderen?
Ontwikkelingsfuncties van spelen
Spel is voor kinderen eigenlijk een oefenomgeving. Door spel worden allerlei vaardigheden verworven. Hierbij kan gedacht worden aan motoriek, uithoudingsvermogen, verzorging, enz. De soorten spelletjes die gespeeld worden, zijn afhankelijk van de cultuur waarin de kinderen leven. Naast typische en culturele vaardigheden, verwerven kinderen door spel ook begrip van regels en sociale rolpatronen en grotere zelfcontrole. Volgens Piaget geeft de afwezigheid van autoriteit kinderen de kans zelf regels te ontdekken en te leren onderhandelen, morele ontwikkeling genoemd. Vygotsky denkt echter dat spel een oefening van zelfdiscipline is. Een spel is niet vrij, maar heeft regels. Het spelen met leeftijdsgenoten is nogal eens competitief, terwijl spelen met kinderen van verschillende leeftijden minder competitief is. Het gaat er niet om wie de beste is. Jongere kinderen leren van oudere kinderen en oudere kinderen zorgen voor jonge kinderen. Beide leeftijden leren dus iets van elkaar. Leeftijd-gemixt spelen heeft dus een speciale waarde.
Geslachtsverschillen in sociale ontwikkeling
Sekseverschillen zijn puur biologisch, terwijl geslachtsverschillen te maken hebben met geslachtsidentiteit, dus ook alles eromheen. Meisjes en jongens gedragen zich bij de geboorte al verschillend, maar ook de houding van de ouders naar het kind is afhankelijk van het geslacht. Meisjes worden warmer behandeld, jongens vaak wat ruwer. Ook de verschillende interesses in bekwaamheden ligt aan deze verschillende behandeling. Kinderen krijgen van jongs af aan vaak te horen dat ze een jongen of meisje zijn en dat ze zich ook zo moeten gedragen. Kinderen worden zich hiervan op een gegeven moment bewust en gaan zichzelf dan ook zo gedragen. Ze leggen zichzelf die sekserol op. Dit wordt geslachtsidentiteit genoemd. Jongens spelen ook met jongens en meisjes met meisjes. Dit is in alle culturen het geval. Biologisch gezien heeft dit allemaal te maken met seks en reproductie. Jongens doen jongensdingen en meisjes doen meisjesdingen. Jongens die met meisjes spelen worden eerder geplaagd dan meisjes die met jongens spelen. Jongens spelen vaak in grote hiërarchisch georganiseerde groepen. Er is sprake van veel competitie. Meisjes spelen in kleine, meer intieme groepjes, waarin veel samengewerkt wordt. Leeftijd-gemixte groepen verminderen het verschil van competitie tussen jongens en meisjesspel. Meisjes en jongens spelen meer met elkaar in leeftijd-gemixte groepen. Toch zijn meisjes en jongens altijd in elkaar geïnteresseerd. Eerst communiceren ze met elkaar door plagen, later verandert dit.
Kortom, geslachtverschillen beïnvloeden de manier van spelen. Het spelen zelf is weer van belang op de ontwikkeling van sociale regels ter voorbereiding op de latere leeftijdsfasen. Dit heeft alles te maken met reproductie van het nageslacht. Door te spelen met andere kinderen, meestal kinderen van hetzelfde geslacht (Maccoby, 1998, 2002; Whiting & Edwards, 1988), ontwikkelen zij vaardigheden en leren zij over gewoontes die in hun cultuur belangrijk zijn.