blog placeholder

Het leven van de mol.

Hoe zorgt hij voor zijn gangenstelsel. Wat eet hij. Waar slaapt hij. Wat is er zo bijzonder aan een mol.

Mollen

De mol leeft zijn hele leven lang onder de grond. Hiij heeft een mooie zachte zwarte vacht waar hij lekker warm in blijft. Zelfs in de winter! Zijn haren staan zó dicht tegen elkaar, dat het net een dicht pakketje huid is, zodat hij zonder moeite voor- en achteruit kan lopen zonder zijn huid te beschadigen. De mol kan bijna niets horen of zien, Daarom heeft de mol piepkleine oorgaatjes en kleine zwarte kraaloogjes. Waarom groot als je er toch niet veel mee kunt doen en het alleen maar stil en donker om je heen is. Wel heeft hij om de oorgaatjes heen twee kleine flapjes hangen, net zoals bij een hamster. Daardoor kan er weing of geen aarde in zijn oren komen en blijven ze lekker schoon. De mol is een kei in het graven van gangen. Hij doet niets liever. De mollengangen zitten zo’n 60 cm diep onder de grond. Je kunt er dus niet zomaar ineens in verdwijnen.

De mol vindt de weg met zijn snorharen. Hier kan hij precies mee voelen of hij een gang moet graven, of dat hij al door een bestaande gang heen loopt. Ook vertelllen zijn neusharen hem, of er hindernissen zijn, waar hij voor op moet passen. Bijvoorbeeld wortels van bomen of planten in de grond, waar hij in verstrikt kan raken. Vertellen zijn snorharen, dat het niet verstandig is, om daar te graven, luistert de mol goed naar hen en kiest een andere weg. Zijn scherpe neus vertelt hem waar er zich in de buurt een lekker hapje bevindt. Wist je dat de mol de hele dag door moet eten? Doet hij dit niet, gaat hij binnen een paar uur dood. De mol heeft korte brede voorpoten met vijf tenen waaraan superscherpe nagels zitten. Deze heeft hij natuurlijk nodig om snel te kunnen graven. Wanneer hij graaft draait hij met zijn lijf naar links en rechts om zo de loszittende aarde stevig tegen de wand te drukken. Mocht de mol tijdens het graven enkele kleine hindernissen tegenkomen, zoals stukjes glas of steentjes, duwt hij deze met zijn neus allemaal naar boven, zijn gang uit. Als wij dan boven de grond aan de wandel zijn en een molshoop zien, weten we, dat de mol zijn huisje heeft schoongemaakt. Maar niet iedereen is blij met die mooie schoongemaakt gangen. Omdat de mol van zijn troep af wilt, kiest hij een gebied uit waar de grond zacht is, om zo makkelijk omhoog te kunnen graven. En zachte grond is vaak onze mooie tuin met een groen grasveldje.

De mol werkt dag en nacht door; bij hem is het immers toch altijd donker… Hij graaft zo’n vier uur achter elkaar door, voordat hij even rustpauze neemt. Buiten het graven en het stevig maken van zijn gangen om, is de mol ook de hele dag in de weer om zijn territorium te verdedigen. De enige vijnand van de mol is een andere mol. Waanneer de mol aan een gangenstels begint, sluit hij het begintdtuk van zijn eerste gang direct af. Hierdoor kunnen andere mollen minder snel in hun gebied komen. De laatst gevraven gang, is een gang naar buiten.      Zo zie je, een druk baasje dus.

De mol eet vooral wormen. Deze zijn het makkelijkst vor hem te vinden, wanneer de grond droger wordt. Dan kruipen de wormen namelijk dieper de grond in. Precies op de hoogte waar de mol nu net zo lekker aan het graven is. De mol kan niet zonder zijn wormen. In de grond is namelijk geen water te vinden en ook de mol heeft drinken nodig. Een worm bestaat uit 90% vocht. Als de mol een worm eet, is hij dus tegelijkertijd aan het drinken. Maar naast de wormen, houdt de mol ook van een vers slakje, insectenlarven en soms een klein muisje. De mol heeft helemaal geluk als hij een omgeving kan vinden met een sloot, of een ander stuk water. Wanneer hij zo’n gebied gevonden heeft, graafthij een gang naar boven, dat dicht op het watergebied uitkomt. Water blijft ook voor mollen toch de beste drinkplaats. Ook gebruikt de mol soms een sloot om naar de overkant te zwemmen. Daar kan hij dan verder gravenaan zijn koninkrijk van gangen.

Mollen zijn harde werkers. Soms graven ze wel 15 uur op een dag. Aan iedere gang graaft de mol ook twee kamers. Eén kamer om zijn voedsel te bewaren en één kamer om te slapen en om kleine mollen groot te brengen. De slaapkamer bedenkt de mol met gras en bladeren. Zo blijft zijn plekje lekker warm. Naast de slaapkamer heeft de mol een voorraadkamer. Hier liggen allemaal opgeslagen worden. Als de mol een worm vangt, bijt hij alleen zijn kop eraf. Dit eet hij op en de rest brengt hij naar de voorraadkamer. Daar legt hij alle wormen in een knoop, zodat ze niet kunnen vluchten. De worm blijft zonder kop leven. Dus blijven ze lekker vers. Ook een hapje?

Elk voorjaar zoekt het mannetje een vrouwtje op om te paren. De mo is 4 tot 5 weken zwanger. Meestal krijgt de moeder zo’n 3 tot 4 jongen. Zij worden blind en zoder vacht geboren. De jongen mollen blijven de eerste 8 weken bij hun moeder. Daarna worden ze het gangestelsel uitgezet. Nu moeten ze groot genoeg zijn om zelf aan hun gangenstels te beginnen. Na deze 8 weken, gaat ook de moeder weer de hort op. Vaak gaan de jonge mollen tijdens het zoeken naar een plek om graven al dood. Ze worden opgegeten door roofvogels, wezels of katten. Wordt de mol niet meteen opgegeten en redt hij het om volwassen te worden, wordt hij zo’n 3 jaar oud.