Criminaliteit is een groot maatschappelijk probleem. In de adolescentie gaan veel jongeren criminele daden plegen. Hoe komt dit eigenlijk en is het bij iedereen zo dat criminaliteit pas in de pubertijd begint en vaak daarna ook weer eindigt?
Moffit maakyt er een onderscheid gemaakt tussen Life-Course Persistent gedrag (LCP), die zijn oorsprong heeft in neuroprocessen in de jeugd, en die daarna blijvend is en Adolescence-Limited gedrag (AL), dat zijn oorsprong kent in sociale processen, en ophoudt in de jongvolwassenheid. Als dit onderscheid valide is, kan het bijdragen aan een classificatie van subjecten in onderzoek.Onderzoekers zeggen dat het voorkomen van LCP vroege interventies in de familie vereisen, en dat AL voorkomen of behandeld kan worden door het indivivudeel behandelen van adolescenten, om peerbeïnvloeding tegen te werken.
LCP vs. AL
LCP = Life Course Persistent Antisocial Behavior.
Ontstaat: tijdens vroege jeugd, uit overgeërfde neuropsychologische variatie, die zich laat zien in cognitieve achterstanden, lastig temperament of hyperactiviteit.
Verloop: omgeving is risico, aangeboren eigenschappen in combinatie met omgeving in de vorm van inadequaat opvoeden, armoede en slechte relaties met mensen buiten familie (leraren, vrienden). Kansen om prosociale vaardigheden te ontwikkelen gaan verloren. Uiteindelijk ontstaat er een ontregelde persoonlijkheid, met fysieke agressie en antisociaal gedrag dat zich voortzet tot in de volwassenheid. Gaat niet zelden gepaard met problemen met werk, illegale activiteiten en (fysiek) geweld tegen partners en kinderen.
AL = Adolescent Limited Antisocial Behavior
Ontstaat: in de puberteit, tijdens een ‘maturity gap’, de rolloze jaren tussen biologische volwassenheid en toegang tot volwassen priviliges en verantwoordelijkheden.
Verloop: er wordt een ontevredenheid gevoeld over hun afhankelijke status als kind en ongeduld om recht te hebben op priviliges en verantwoordlijkheden die in hun ogen horen bij volwassenheid. Het is voor hun een normatief iets om delinquent gedrag te vertonen om hun autonomie te demonstreren t.o.v. ouders. Meeste adolescenten stoppen hiermee als ze wel volwassen privileges en verantwoordeiljkheden hebben. Deze ontwikkeling kan vermoeilijkt of vertraagd worden als er bepaalde ‘snaren’ tijdens de AL-periode geraakt worden, zoals aanraking met politie, verslaving, of onderprestatie op school.