Hier vindt u informatie over de verschillende taalniveaus.
Taalniveaus
Welke taalniveaus zijn er?
De volgende taalniveaus worden onderscheiden volgens het Europees referentiekader. De niveaus worden hieronder verder uitgelegd.
- A1: zeer eenvoudig, basisbegrippen
- A2: eenvoudige communicatie
- B1: standaard eenvoudige communicatie, niet te lange zinnen
- B2: normale communicatie
- C1: moeilijke of specifieke communicatie
-
C2: zeer ingewikkelde communicatie
In Nederland komt 60% van de bevolking niet verder dan taalniveau B1. Veel communicatie geschiedt echter op niveau B2 of C1. Het eindniveau van een inburgeringscursus is ongeveer B1. De Nederlandse overheid is sinds een aantal jaren bezig om alle communicatie in B1 niveau te schrijven.
Een voorbeeld:
C1: Wat is de beoogde instandhoudingstermijn van het seizoensgebonden bouwwerk?
B1: Vul het aantal haren in dat u het bouwwerk wil laten staan. (bron begrijpelijkeformulieren)
Taalniveau A1:
Bij taalniveau A1 is de communicatie zeer eenvoudig met hele algemene en concrete begrippen. De zinnen zijn kort en duidelijk. De opbouw van de zinnen is zeer eenvoudig. De gemiddelde zinslengte is ongeveer 6-7 woorden.
Voorbeeld gesprek A1:
Hallo, mijn naam is Peter. Hoe heet jij? Waar kom jij vandaan? Ik ga vandaag naar mijn werk.
Voorbeeld leestekst op A1:
U kunt bij de supermakt naar binnen. U kunt daar eten en drinken kopen. De supermarkt is altijd open. Bij de kassa kunt u betalen. Betalen kunt u doen met geld.
Taalniveau A2:
Bij taalniveau A2 is de communicatie nog steeds eenvoudig. De woorden die gebruikt worden komen veel voor. Uitdrukkingen worden alleen gebruikt als ze zeer veel voorkomen. De gemiddelde zinslengte is ongeveer 9 woorden.
Voorbeeld gesprek A2:
Hallo, mijn naam is Peter en ik ben 28 jaar oud. Hoe heet jij en wat is jouw leeftijd? Ik ga vandaag naar kantoor om te werken.
Voorbeeld leestekst A2:
Een Nederlander fietst gemiddeld 5 kilometer per dag. Hiervan wordt 4 kilometer gebruikt om naar het werk te gaan. De laatste kilometer wordt gebruikt om boodschappen te doen. De fiets hebben we dus hard nodig.
Taalniveau B1
Het taalniveau B1 ligt hoger dan de A-niveaus. Met niveau B1 kun je redelijk communiceren. Abstracte begrippen worden echter nog weinig gebruikt en uitdrukkingen die niet veel voorkomen ook niet. De gemiddelde zinslengte is ongeveer 10 woorden.
Voorbeeld gesprek B1:
Gisteren ben ik samen met mijn ouders naar de dierentuin geweest. Het was erg leuk, vooral omdat er een krokodil was. Dit soort dieren vind ik altijd leuk om naar te kijken. Ook mijn ouders hebben zich goed vermaakt.
Voorbeeld leestekst B1:
Bij het invullen van de meterstanden ontstaat er nog wel eens een misverstand. Bj het invullen worden namelijk weleens de verkeerde standen op de verkeerde plaats genoteerd. Hierdoor wordt er een verkeerd bedrag in rekening gebracht. Dergelijke misverstanden kunnen voorkomen worden door uw meterstanden goed te controleren.
Taalniveau B2:
Iemand met taalniveau B2 kan zich in het dagelijks leven goed redden. Zodra er echter iets specifieks wordt besproken waarvan iemand met B2-niveau weinig verstand van heeft, dan kunnen er problemen optreden. Er worden ook abstracte begrippen gebruikt. De gemiddelde zinslengte is ongeveer 13 woorden
Voorbeeld gesprek B2:
Gisteren kwam ik een oude schoolvriend tegen, die in 2006 verhuisd is. Hij woont nu in een landhuis in de buurt van Deventer, waar hij het erg naar zijn zin heeft. Hij is inmiddels getrouwd en heeft 3 kinderen waarvan de oudste al naar de basisschool gaat.
Voorbeeld leestekst B2:
Suikerziekte komt veel voor in de bevolking. In tegenstelling tot vroeger komt vooral suikerziekte (diabetes) type 2 veel vaker voor. Dit is een rechtstreeks gevolg van het toegenomen percentage mensen met overgewicht in Nederland. Als iedereen een gezond gewicht zou hebben, dan zou deze vorm van suikerziekte veel minder frequent voorkomen.
Taalniveau C1
Iemand die een taal op C1 niveau beheerst kan zich in alle mogelijk situaties redden. Ook specifieke onderwerpen kunnen worden gevolgd, mits vakjargon een beetje bekend is of wordt uitgelegd. Niveau C2 wordt vaak gebruik in zeer formele brieven.
Voorbeeld gesprek C1:
Dames en heren. Het is mijn taak om de volgende spreker op dit congres aan te kondigen. Hij heeft een revolutionair ontdekking gedaan op het gebied van experimentele behandeling met betrekking tot suikerziekte. Het is mij dan ook een groot genoegen dat deze man ons op dit congres wil inlichten over zijn onderzoek.
Voorbeeld leestekst C1:
Thucydides wordt wel gezien als auctor intellectualis van de geschiedwetenschappen en de historische methode. Hij was de aanvoerder (strategos) van de Atheense legers in het noorden van Griekenland in het begin van de Peloponnesische oorlog en aan hem danken wij een gedetailleerde beschrijving van het verloop ervan. In 424 v.Chr. werd hij voor twintig jaar verbannen omdat hij het belangrijke bastion Amphipolis niet had kunnen behouden. Hij gebruikte zijn ballingschap om van ooggetuigen informatie in te winnen over de oorlog en die op schrift te stellen. Vanwege zijn systematische en rationele aanpak geldt hij als grondlegger van de wetenschappelijke methode in de geschiedkunde (bron wikipedia.org)
Taalniveau C2:
Taalniveau C2 is het hoogst mogelijke taalniveau. Ook zeer specifieke teksten met vakjargon kunnen worden gevolgd. In teksten worden veel abstracte begrippen gebruikt en wordt een basiskennis als vanzelfsprekend beschouwd.de gemiddelde zinslengte is ongeveer 12 woorden.
Voorbeeld gesprek C2:
Het afgelopen jaar heb ik zowel intra- als extramuraal onderzoek gedaan naar de incidentie van pancreaskopcarcinoom in de Nederlands bevolking. Uit dit onderzoek kon ik concluderen dat deze incidentie een rechtstreeks en causaal verband vertoond met de grootte van de alcoholconsumptie van de proefpersonen.
Voorbeeld leestekst C2:
De naam Krebs-cyclus is afkomstig van Sir Hans Adolf Krebs die in 1953 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde kreeg voor de ontdekking van de cyclus. De cyclus komt voor in alle bekende organismen. In prokaryoten vinden de reacties van de citroenzuurcyclus in het cytosol plaats. In eukaryoten in mitochondria. Virussen hebben geen citroenzuurcyclus. De citroenzuurcyclus begint met de overdracht van een acetyl groep ( CH3C(O)- ) van Acetyl-CoA (stof XI in onderstaand schema) aan oxaalazijnzuur (stof X in het schema). In deze stap wordt citroenzuur (stof I) gevormd. Alle dissimilatieprocessen produceren acetyl-CoA, en leveren daarmee de grondstof voor de citroenzuurcyclus. In de reacties van de cyclus is citroenzuur zowel het begin als het einde van de reactieketen. In deze reacties worden de koolstof- en waterstof-atomen die via de acetylgroep aan oxaalazijnzuur gekoppeld zijn tot kooldioxide en water verwerkt. Uiteindelijk ontstaat weer oxaalazijnzuur dat weer met acetyl-CoA kan reageren. (bron wikipedia.org)