We hebben allemaal wel eens planten verzorgd. Regelmatig een scheutje water en op zijn tijd wellicht wat aanvullende voedingsstoffen en de plant bloeit letterlijk en figuurlijk op.
In de natuur moeten planten zelf aan hun voedingsstoffen zien te komen. Afhankelijk van de omgeving waar de plant opgroeit, zal dit makkelijker of moeilijker gaan. De diverse plantensoorten hebben zich door de tijd heen geëvolueerd en zich aangepast aan de diverse omstandigheden.
En soms moeten ze uitwijken naar afwijkende voedselbronnen. Een bijzonder voorbeeld daarvan zijn de vleesetende planten, ofwel zogenaamde carnivore planten.
Eten in plaats van gegeten worden – planten staan vaak op het menu van mens en dier. De vele soorten bieden vele variatie in smaak en hebben vaak ook nog bijkomende eigenschappen, zoals genezing van bepaalde aandoeningen.
Toch is er een groep planten dat ietsje hoger in de voedselketen staat, de zogenaamde vleesetende planten. Deze vinden de benodigde voedingsstoffen niet alleen in de bodem, maar doen zich tegoed aan kleine dieren zoals insecten en spinnen.
Voedsel thuis bezorgd – Normaal halen planten de voedingsstoffen via het wortelstelsel uit de bodem, maar als de bodem zo voedselarm is, dat daar niet voldoende uit te halen is, kan de plant niet op zoek gaan naar een andere, voedselrijkere plek. Vleesetende planten keren het gewoon om, die laten het voedsel naar zich toe komen, door insecten te lokken.
Nadat het beestje gelokt is, komt het vast te zitten in de val, die de plant heeft uitgezet en vervolgens wordt het verteerd.
Vangtechnieken – Er worden verschillende technieken gebruikt om het insectje gevangen te houden. Het beestje wordt gelokt met geuren en kleuren en vervolgens van zijn vrijheid beroofd.
Voor het vangen, gebruiken de planten verschillende type vallen en we kunnen vier verschillende principes onderscheiden.
De meest voorkomende is de bekerval. Deze planten zijn beker- of kelkvormig. Bij de opening wordt een zoet geurende stof afgescheiden om de insecten te lokken. Op zoek naar nog meer lekkerd, gaat het insectje verder naar binnen, waar het door de gladde wanden niet meer uitkomt. Op de bodem bevindt zich een verterende vloeistof en deze werkt als verterende vloeistoffen in de maag. Het insectje verdrinkt en wordt verteerd.
Bij de klevende val wordt een andere techniek gebruikt. Een bekend voorbeeld hiervan is het plantje Zonnedauw, welke ook in Nederland in het wild voorkomt. Bij dit soort zitten er haartje op het blad, waar aan het uiteinde een druppeltje afgescheiden wordt. Als een vliegje op dit blad gaat zitten, blijft het plakken. Doordat het vliegje met wilde bewegingen probeert los te komen, raakt het alleen maar verder gevangen. Daarna begint het blad zich langzaam om het insect heen te rollen. Dit neem meerdere dagen in beslag. De druppeltjes vloeistof bevatten ook de verterende bestandsdelen, waarmee het vliegje langzaamaan opgenomen wordt.
Blaasjeskruid is een voorbeeld van een zuigval. Deze functioneerd onder water. De plant bouwt een onderdruk op, welke plotseling opgeheven wordt. Hierdoor worden water en eventuele diertjes mee naar binnen gezogen.
Misschien wel de meest aansprekende vleesetende plant is de venus vliegenval. Deze maakt gebruik van het zogenaamde klapval principe. Aan het uiteinde van de bladen zitten twee schelpvormige blaadjes, met aan de uiteinde stevige stekelvormige “tralies”. Middenop deze blaadjes bevinden zich kleine haartjes. Wanneer deze een aantal malen door een vliegje worden aangeraakt, klappen de twee bladhelften dicht, waardoor de vlieg gevangen komt te zitten achter de tralies. Daarna komen er verterende sappen vrij.
Zelf kweken – Er zijn diverse soorten die ook gehouden kunnen worden in de tuin of binnenshuis. De planten vallen vaak ook op en worden onder andere gekocht vanwege het soms bijzondere uiterlijk. Voor meer informatie over het houden van vleesetende planten is er meer informatie te vinden op de volgende site:
http://www.tuinadvies.nl/vleesetende_planten_soorten.htm
http://www.neerlandstuin.nl/plantenb/vleeseters.html