blog placeholder

Het rivieren- en bekenlandschap behoort tot één van de fraaiste landschapen wat Nederland te bieden heeft. Er is nog veel te zien langs rivieren en beken ondanks de Deltahoogte van de dijken en de ‘cultuurtechnische’ ingrepen. Beken en rivieren zijn open ecosystemen, waarin veel materiaal van buiten terechtkomt, dat vaak over grote afstanden wordt getransporteerd en weer afgezet.

Ongeveer 1/3 van de neerslag die op aarde terecht komt, is voor korte of lange tijd aanwezig als stromend water. Echter de hoeveelheid water die neervalt en weer in zee verdwijnt is niet gelijk verdeelt over de aarde. Het aantal mm neerslag in bijvoorbeeld Zuid-Amerika is vele malen hoger dan in europa, terwijl het verdampingspercentage in Zuid-Afrika weer hoger is dan Zuid-Amerika. De neerslag die neerkomt, vind zijn weg op verschillende manieren. Een gedeelte van het water verdampt, een gedeelte stroomt weg over het oppervlak en een ander gedeelte stroomt ondergronds. De verhouding tussen de hoeveelheid water die aan de oppervlakte en via het grondwater afstroomt , is sterk verschillend en hangt vooral samen met de grondsoort. 

Kenmerken

Er zijn verschillende kenmerken waaraan je stromend water kan herkenen. Een van deze kenmerken is dat de hoeveelheid water die door beken en rivieren stroomt verschilt. Dit komt door de samenstelling van het water. Beken die uit gletsjers ontstaan hebben meer hoeveelheid water in de zomer dan in de winter, omdat de sneeuw dan smelt, terwijl beken die uit regenwater bestaan, juist meer in het voorjaar en najaar water bevatten. Dit verschil is beter te zien bij beken dan bij rivieren, omdat rivieren uit zowel smeltwater als regenwater bestaan.

De verhouding van het smelt- en regenwater in elke rivier is zo verschillend dat elke rivier een uniek patroon van gemiddelde waterstanden heeft. Dit betekend dat de flora en fauna samenstelling ook heel verschillend is. Voor de planten en dieren is het erg van belang of een beek opdroogt in een bepaald deel van het jaar. Ook door drainage en andere invloeden van de mens verandert de vegetatie en fauna aanzienlijk.

Een tweede belangrijk kenmerk is de stroomsnelheid. De structuur van de oever, de vorm van het profiel van de beek en het verval zijn allemaal van invloed op de stroomsnelheid. In de binnenbocht van een meanderende rivier is de stroomsnelheid geringer dan in de buitenbocht. Bovendien beïnvloed de stroomsnelheid de grootte van de deeltjes weer in sterke mate. Zand wordt sneller meegevoerd dan grind.

Tenslotte zijn de temperatuur, zuurgraad, zuurstofgehalte en voedingsstoffen zijn ook van belang voor stromend water. 

Typologie

Welke typen stromend water hebben we eigenlijk? Als eerste hebben we grondwater. Dit stroomt gewoonlijk tussen de bodemdeeltjes, maar in kalksteen kan water ook gangen uitslijten. Hierdoor ontstaan ondergrondse rivieren. Als grondwater aan de oppervlakte komt, ontstaan bronnen. De beekjes direct achter de bron worden gewoonlijk onderscheiden als bronbeekjes.

Er zijn verschillende beken, zoals bergbeken waar de bodem stenig is. Stromend wateren van breder dan 10 meter heten rivieren en ook hierin is onderscheid. Zo heb je berg- en laaglandrivieren. Riviermondingen, ook we estuaria genoemd, hebben een apart milieu door de invloed van zout water.