Hieronder een uitleg over het ontstaan van verschillende natuurrampen zoals een tornado, vulkaanuitbarstin, aardbevingen, etc.
Aardbevingen
Een aardbeving is een trilling of schokkende beweging van de aardkorst. Aardschollen schuiven dan over of naast elkaar. Aardschollen of aardplaten zijn delen van de aarde die over elkaar schuiven. Aardbevingen vinden plaats als er in de aardkorst plotseling veel energie vrijkomt. De energie of aardschok gaat in een golvende beweging vanuit het beginpunt naar de omgeving. Het punt aan het aardoppervlak recht boven het begin wordt het epicentrum genoemd. Een seismoloog is een wetenschapper die alles weet van aardbevingen.
De meeste aardbevingen komen voor in de aardkorst op een diepte van ongeveer 30 kilometer.
Er komen echter ook bevingen voor op dieptes tot ongeveer 700 kilometer. De sterkte van aardbevingen wordt aangegeven op de schaal van Richter. Dat is een manier waarmee de kracht van een aardbeving wordt waargenomen. De schaal is opgesteld door de Amerikaanse seismoloog Charles Francis Richter. Die loopt van 1 tot 10.
De meeste aardbevingen komen voor rondom de Grote oceaan, in het Middellandse Zeegebied, in de Himalaya en Indonesië.
Ook midden in oceanen komen bevingen voor.
Aardbevingen die ontstaan onder de zeespiegel worden, minder correct, ook wel zeebevingen genoemd; een vloedgolf of tsunami kan dan het gevolg zijn.
Bosbranden
Jaarlijks zijn er wel duizenden bosbranden over de hele wereld.
Ze vernietigen honderden vierkante kilometers natuurgebied.
Daarbij komen alle dieren in dat natuurgebied om en de mensen die er toevallig zijn.
Ook de huizen van de mensen worden soms verbrand.
Het is heel moeilijk om een bosbrand te blussen, want als het lijkt dat het uit is, brandt het onder de grond nog verder.
Er is brandstof, omdat in een bos veel bomen staan, waarvan de stam en takken heel brandbaar hout zijn. Bovendien kan wanneer het lang niet heeft geregend de brandstof erg makkelijk vlam vatten. Op de grond liggen vaak rottende takken en laag struikgewas die ook alle zeer brandbaar zijn.
Ook verspreidt de bosbrand zich met de vonkjes die door de wind wordt weggeblazen en dan bijvoorbeeld 100 meter verder weer een klein bosbrandje stichten.
Zelfs in de grond is vaak voldoende brandstof aanwezig om een bosbrand zich ondergronds te laten verplaatsen.
Oorzaken
Expres een klein vuur wordt gemaakt (brandstichting).
Onvoorzichtig met vuur wordt omgegaan (barbecue of sigaret)
Blikseminslag in een boom plaats vindt
Door lenswerking (in bijvoorbeeld een weggegooide glazen fles) een concentratie van zonlicht ontstaat.
Vonkenregens van wrijvingscontact tussen treinwielen en spoorrails de bermbegroeiing kan ontsteken.
Er is ook nog iets positiefs aan een bosbrand:
De as zorgt voor een vruchtbare bodem waardoor de planten weer kunnen groeien.
Orkanen
Orkanen ontstaan in de heetste gebieden op aarde.
Een orkaan ontstaat boven zee, warme waterdamp en lucht stijgen op en beginnen te draaien in een opwaartse spiraal.
Een orkaan kan wel 400 kilometer lang zijn en brengt hevige regen mee en hoge golven.
Het binnenste van een orkaan heet het oog.
Dit is een gebied van ongeveer 200 kilometer breed en daarin schijnt de zon en waait het niet. Maar buiten het oog loeit de storm op volle kracht.
Als een orkaan dichter bij het land komt wordt het oog steeds kleiner.
Boven land is het oog ongeveer 50 kilometer breed.
Wat er dan gebeurd is dat de lucht steeds sneller om het oog gaat draaien. Dat richt de verwoestingen aan op het land.
Hele huizen worden dan verwoest.
Orkanen die ontstaan, krijgen allemaal een naam.
Hier wordt jaarlijks een lijst voor opgesteld van A tot en met Z. Bijv. Andrew, Katrina en Mitch.
Als er meer orkanen zijn dan letters begint men weer bij de A.
Namen van orkanen die veel doden en schade hebben veroorzaakt worden van de lijst gehaald, zoals dus Andrew, Katrina en Mitch. We hebben hier pas Felix gehad.
Het orkaan seizoen loopt van april tot en met november.
De windsnelheden van orkanen wordt weergegeven op de schaal van Saffir en Simpson, die loopt van categorie 1 tot en met 5.
Een categorie 1 orkaan heeft windsnelheden van 118 tot en met152 kilometer er uur, bomen en struiken verliezen hun takken.
Een categorie 5 orkaan heeft windsnelheden van meer dan 248 kilometer per uur, gebouwen ondervinden hiervan zware schade en kunnen vernield raken.
Tornado’s
Tronada = onweersbui en tornar = draaien.
Een tornado is een hevige storm, veel kleiner dan een orkaan, maar met nog wel sterkere wervelwinden.
De lucht in een tornado wordt door winden in het bovenste deel van de wolk rondgedraaid tot er een draaikolk ontstaat.
Als de winden versnellen krijgt de wolk de vorm van een trechter.
Onder aan de wolk wordt er meer lucht naar binnen gezogen en de trechter bereikt de grond.
De meeste tornado’s bereiken snelheden van 50 tot 450 km per uur en de schade die zij veroorzaken ligt ongeveer over een breedte van één kilometer en een lengte van 100 km.
De trechter van een kleine tornado is soms slechts 3 meter breed, die van een grote tornado wel 300 meter breed zijn.
De schaal van Fujita bepaalt hoe sterk een tornado is. De schaal loopt van F0 tot en met F5. F0 is het minst sterk en F5 het sterkst.
Bij F1 sleurt de tornado een stal en wat kippen mee. Een F5 tornado sleurt echt heel veel mee! (huizen en zo).
De schaal is bedacht door Theodore Fujita.
Vulkaanuitbarstingen
Vulkanen zien er vaak uit als grote bergen. Soms stroomt er vuur of lava uit, met veel wolken eromheen. Op de top van de berg is een gat, de krater, en daar komt lava uit bij een uitbarsting. Dan is dat een werkende vulkaan. Maar vulkanen hoeven lang niet altijd mooie bergen te zijn. Ze kunnen er ook heel anders uitzien: als gewone scheuren in de grond of als ronde meertjes met helder water. Eigenlijk is een vulkaan alleen maar een gat of een scheur in de grond, waar gloeiend vloeibaar gesteente en gas uitkomt. Dit vloeibare gesteente heet de lava. In de wolken die bij een vulkaanuitbarsting te zien zijn, zitten as en losse stenen die tot heel hoog in de lucht geschoten kunnen worden. Alle lava, as en stenen die uit een vulkaan komen, liggen om het krater gat heen en stapelen steeds hoger op. Zo groeit na een tijd een grote berg omhoog. Vroeger deelde men vulkanen in drie soorten in: werkende vulkanen, slapende vulkanen en uitgebluste vulkanen.
Uit werkende vulkanen komt vaak nog lava en as omhoog. Deze zijn vaak al van verre te zien omdat er een grote rookwolk uit komt. Slapende vulkanen houden zich al jaren of soms wel eeuwenlang rustig. Deze vulkanen hebben in onze geschiedenis al eens of meerdere keren een uitbarsting gehad. Uitgebluste vulkanen hebben in de ons bekende geschiedenis nog geen uitbarsting gehad. Alleen aan de vorm van de berg en het materiaal om de berg weten we dat het een vulkaan is geweest. De meeste vulkanen liggen heel diep in de oceanen en zijn dan meestal plat en breed van vorm. De grootste nog werkende vulkaan ter wereld ligt in het Andesgebergte in Ecuador (Zuid-Amerika ). Deze is maar liefst 5897 meter hoog. De naam van deze vulkaan is Cotopaxi. De doorsnee van deze vulkaan is ongeveer 23 km.