Koolhydraten
De koolhydraten vormen een groep chemische verbindingen die bestaan uit: koolstof(C), waterstof(H) en zuurstof(O). Deze biochemische voedingsstof is hoofdzakelijk afkomstig uit planten. Planten geven overdag, onder invloed van zonlicht zuurstof af en ’s nachts bij gebrek aan zonlicht, weer zuurstof op. Dit proces wordt fotosynthese genoemd. Bij de afgifte van zuurstof is het bladgroen of chlorofyl in staat om koolzuur uit de lucht, en water uit de bodem op te nemen. Daaruit worden de enkelvoudige suikers gevormd. Belangrijk is dat er onder invloed van het zonlicht ook biofotonen of lichteenheden in de koolhydraten worden opgeslagen. Bij de verbranding van de koolhydraten in het organisme komen deze biofotonen weer vrij. Als de enkelvoudige suikers moeten dienen als voedsel reserve in granen, knollen, wortels of zaden, worden ze in de plant omgebouwd tot meervoudige suikers. Deze omzetting tot meervoudige suikers doet zich ook voor als de koolhydraten moeten dienen als structuurelementen bij de opbouw van de plant. De plant is echter ook in staat om koolhydraten om te zetten in vetzuren en aminozuren. Hierbij worden ook biofotonen opgeslagen. Dit toont aan hoe belangrijk de planten zijn in de voeding van mens en dier.
Transport
Koolhydraattransport is vooral sacharosentransport. Uit onderzoek is gebleken dat dit transport verloopt via bastvaten, die net als houtvaten door de hele plant lopen. Bastvaten zijn langgerekte transportkanalen die bestaan uit levende cellen die met elkaar verbonden zijn door middel van doorboorde tussenwanden. Deze zogenaamde “doorboorde tussenwanden” heten zeefvaten.
Diffusie zorgt niet voor het sacharosentransport. Het zou namelijk 32 jaar duren om in een plant een afstand van 1 meter af te leggen. Het transport, in de eerder genoemde “zeefvaten” kan een snelheid bereiken van zo’n 1 meter per uur. De drijvende kracht die de sapstroom in de bastvaten heeft, is een door osmose opgebouwd duchtverschil. In een volgroeid blad ontstaat sacharose. Cellen rondom de bastvaten scheiden dat actief af naar de bastvaten. Door het verschil in osmotische waarde “loopt” het water vervolgens naar de bastvaten. Dit veroorzaakt een overdruk.
Op plaatsen waar koolhydraten nodig zijn (‘sink’) halen cellen sacharose uit de bastvaten. Hierdoor ontstaat een onderdruk. Het drukverschil bij ‘sinks’, zoals wortels, knollen, groeiende vruchten, jonge bladeren en eindscheuten, vormt sacharose, de grondstof voor glucose, zetmeel, cellulose en andere koolhydraten.
Voor meer informatie over planten en de werking ervan, zie mijn website.