blog placeholder

Het jachtluipaard of cheeta, het snelste landdier wat op onze wereld voorkomt.  We gaan het even van dichterbij bestuderen. 

Een jachtluipaard of cheeta is het snelste dier wat op onze aarde leeft.  Ze behoren tot de katachtigen, ze zijn slank met lange poten en hebben een gevlekte pels.  Ze zijn aanverwant met de leeuw, tijger en luipaard.

Het zijn echte jagers en worden roofdieren genoemd omdat ze op andere dieren jagen en opeten.  Vrouwtje leven meestal alleen, mannetje leven alleen of in een jkleine groep met andere mannetjes.

Het jachtluipaard is ook een zoogdier want ze brengen levende jongen ter wereld.

Een volwassen jachtluipaard weegt tot 65 kilo en kan ongeveer 135 cm worden.  Hun staart is zo’n 80 cm lang.

Verschillende soorten

Jachtluipaarden hebben een goudgele vacht met zwarte vlekken.  Over hun gezicht lopen 2 zwarte strepen van de binnenhoek van hun ogen naar hun bek, traanstrepen genoemd.  Onder de soorten zijn kleine verschillen omdat ze in verschillende delen van de wereld leven.  Daarom delen we de jachtluipaarden in in ondersoorten.  Een jachtluipaard dat leeft in de sahara is lichter van kleur dan de meeste andere.  Hierdoor past hij beter bij het gelige woestijnzand.  In Azië leven 2 ondersoorten, in Afrika 3.

De zeldzaamste soort is de koningsjachtluipaard met grote zwarte vlekken op zijn vacht.  in het wild komen er minder dan 50 voor.  De meeste koningsjachtluipaarden vindt je in dierentuinen en natuurparken.

Leefgebieden

Vroeger kwamen deze roofdieren voor in heel Afrika, Midden-Oosten tot in India.  Tegenwoordig leven de meeste jachtluipaarden in Afrika, ten zuiden van de sahara. In India en Pakistan worden er nog maar enkele waargenomen.

Ze houden van open graslanden waar ze veel ruimte hebben om te jagen en te rennen.  De Afrikaanse savanne is dus een ideaal gebied om in te leven.  Een uitgestrekt grasland met enkele bomen en rotspartijen.  dez rotsen zijn zeer geschikt om hun prooien in het oog te houden.  Enkele jachtluipaarden leven in koudere bergachtige gebieden of in de buurt van woestijnen.

Geboorte en jongen

Een vrouwelijk jachtluipaard is ongeveer 3 maanden zwanger voor ze een nest welpen ter wereld brengt.  gewoonlijk heeft ze een nest van 3 tot 5 jongen.  De pasgeboren welpen zijn totaal hulpeloos en kunnen niet lopen.  Ze hebben een gewicht van ongeveer 350 gr en zijn zo’n 30 cm lang van de punt van hun neus tot het topje van hun staart.  hoewel ze met gesloten ogen worden geboren beginnen ze meteen bij de moeder melk te drinken. Als de welpen 5 tot 11 dagen oud zijn openen ze hun ogen.De moeder zorgt alleen voor haar jongen.  Dit wil zeggen dat ze de jongen alleen moet laten als ze op zoek gaat naar voedsel. De welpen worden door hun moeder verstopt op een veilige plek om ze te beschermen tegen andere roofdieren zoals leeuwen en hyena’s.  Om de paar dagen brengt ze de jongen naar een andere schuilplaats.  De jongen kunnen pas lopen op een leeftijd van 16 dagen, dus moet het vrouwelijke jachtluipaard de welpen dragen.  Ze doet dit door hen voorzichtig vast te nemen met haar tanden in hun nekvel.

Opgroeien

De eerste 3 maanden na de geboorte krijgen de jongen moedermelk.  De eerste tandjes verschijnen als ze 3 weken oud zijnTegen de tijd dat ze 6 weken oud zijn gaan ze hun moeder volgen en beginnen ze met vlees te eten.

Het spelen van de welpen is een ideale oefening om zich het jagen vaardig te maken.

Broers uit éénzelfde naast blijven soms voor de rest van hun leven samen.

Leren jagen

De jongen beginnen met hun moeder mee op jacht te gaan op een leeftijd van 7 maanden.  De welpen kijken goed naar hun moeder als ze jaagt en leren zo hoe ze het beste hun prooi achtervolgen en benaderen.  De moeder geeft soms aan haar jongen een nog levende prooi zodat ze leren hoe ze de prooi moeten doden. De moeder verlaat haar jongen als ze 14 tot 18 maanden oud zijn.  De vrouwelijke welpen blijven in de buurt, de mannelijke welpen trekken weg en zoeken een nieuw territorium.

Snelheid

Door hun slanke lichaam, lang poten en flexibele rug is het jachtluipaard gemaakt op snelheid.  Ze kunnen dan ook snelheden halen 100 km per uur.  jagen en prooien vangen doen ze gewoonlijk met een snelheid van 60 à 70 km per uur.  Ze maken lange passen en door hun grote longen kunnen ze veel lucht inademen.  De lange staart zorgt voor het evenwicht wanneer hij van richting verandert.

De klauwen van een jachtluipaard zijn nooit volledig ingetrokken.  Zo hebben ze een betere grip tijdens het rennen.  Deze roofdieren krijgen het heel warm tijdens het rennen en kunnen niet langer dan 1 minuut op topsnelheid rennen.  Dan moeten ze rusten anders raken ze overhit.

Voedsel en jagen

Jachtluipaarden zijn carnivoren oftewel vleeseters.  Ze hebben ongeveer 3 kilo vlees per dag nodig.  Ze jagen vooral op herten, antilopen en hazen, maar durven oo wrattenzwijnen aan.  Soms jagen ze zelfs op vogels.  Omdat het voedsel van deze dieren voldoende water bevat, moeten ze maar om de paar dagen drinken.

Een jachtluipaard heeft grote neusgaten om voldoende lucht in te ademen tijdens het rennen, daardoor is er minder plaats voor kiezen en tanden.  Die zijn dan ook kleiner dan de meeste andere grote katten.  het jachtluipaard gebruikt zijn kiezen om te snijden en slikt dan grote hele stukken vlees door.  Door zijn ruwe tong kan hij stukjes vlees van de botten schrapen.  Hij kan echter geen botten verbrijzelen.  Om zeker te zijn dat andere grote roofdieren zijn prooi niet afpakken zal het jachtluipaard zijn buit zo snel mogelijk opeten.  Het duurt ongeveer 3 jaar voor een jachtluipaard een volleerde jager is. 

Ze jagen overdag wanneer de grotere roofdieren zoals leeuwen slapen.  Hij jaagt door zijn prooi langzaam te volgen, soms wel uren achtereen.  hij sluipt steeds dichterbij om dan ineens aan te vallen.  hij wordt niet gemakkelijk gezien door zijn gevlekte vacht in het hoge gras.  Omdat een jachtluipaard moet afremmen om van richting te veranderen, zullen de prooidieren meestal zigzag wegrennen als ze vluchten.

Wanneer de jachtluipaard dicht genoeg is bij zijn prooi haalt hij het met een zwaai van zijn voorpoot omver en springt er bovenop. Is het een kleine prooi dan zal hij hem doden door zijn nek door te bijten.  is het een grote prooi dan zal hij stevig zijn tanden in de nek van het arme dier zetten en het zo laten stikken.

Zintuigen

Een jachtluipaard heeft uitstekende ogen om zijn prooi al van ver te zien.   Zijn ogen zijn naar voor gericht, zodat hij kan inschatten op welke afstand zijn prooi zich bevind en hoe ver hij moet rennen.  Doordat zijn ogen een brede beeldhoek hebben kan hij zowel voor als naast zich kijken.  Dat is ideaal op de uitgestrekte graslanden.

Deze roofdieren hebben kleine ronde oren waarmee ze het minste geritsel kunnen horen, niet alleen van hun prooien maar ook van moeders met welpen of het naderen van leeuwen en hyena’s.

Ze hebben een grote neus maar die is niet zo belangrijk als hun gezichtsvermogen.

Territorium

Normaalgesproken verlaten jachtluipaarden hun territorium niet.  Deze territoria hebben niet altijd dezelfde grootte.  Is er veel voedsel aanwezig dan is het gebied kleiner.  De mannetjes kunnen elkaar flink verwonden als ze vechten om hun territorium te verdedigen.  Ze bakenen hun gebied af door hun urine te sproeien op keien of termietenheuvels.  Zo worden andere mannetjes gewaarschuwd uit de buurt te blijven.  Vrouwtjes doen dit afbakenen niet.  Ze blijven meestal in hetzelfde gebied als hun moeder.

Geluiden

Jachtluipaarden maken vele geluiden, maar ze kunnen niet brullen.  Komen ze een ander volwassen dier tegen dan zullen ze elkaar begroeten door een zacht snorrend geluid te maken.  Net als onze huiskatten spinnen ze als ze tevreden zijn.  En net als onze honden kunnen ze grommen als waarschuwing.  Een moeder kan ook haar welpen roepen door een hoog kenmerkend geblaf.  De jongen roepen hun moeder door een schril tjirpend geluid te maken.

Beschermd

De mensen doen hun best om het jachtluipaard te beschermen.  Ze worden gehouden in grote natuurparken waar het verboden is voor de mens om te jagen.

Maar goed ook, want het zijn prachtige dieren.