blog placeholder

Iedereen vindt pinguïns wel grappige dieren.  Ze kunnen je mateloos amuseren met hun vrolijke loopje en ze zien er leuk uit.  In het volgende stukje kan je ze wat beter leren kennen, hoe ze hun gedragen, hoe ze hun jongen opvoeden en wat ze het liefste eten.

We kennen allemaal pinguïns met hun zwarte rug en witte voorkant.  Ze hebben korte poten, met aan hun voeten zwemvliezen.  Ze zijn een beetje mollig en waggelen op hun pootjes lustig het leven door.  De pinguïns behoren tot de vogels.  De meeste pinguïns worden zo’n 10 à 15 jaar oud.  De Keizerspinguïns kunnen zelfs 25 jaar oud worden.

Hoe pinguïns bewegen

Anders dan de vogels kunnen pinguïns niet vliegen.  Ze kunnen echter uitstekend zwemmen en zelfs in het water slapen. Pinguïns zijn bijzondere dieren doordat ze rechtop staan.  Wanneer een pinguïn wandelt, waggelt hij hij heen en weer.

Soorten pinguïns

Er zijn in de wereld zo’n 17 soorten pinguïns.  De grootste is de keizerspinguïn, ongeveer 1,2 m hoog en hij weegt tussen de 30 en 40 kilo.  De kleinste is de dwergpinguïn, deze is maar 35 tot 40 cm hoog en weegt maar 1 kilo.  Onder de pinguïns zijn er 6 soorten met een kuif op hun kop.  We noemen ze dan ook heel simpel kuifpinguïns.  Onder deze soort hebben we de :

– zwarte kuifpinguïn

– de dikbekpinguïn

– de macaronipinguïn (de grootste onder de kuifpinguïns)

– de geelkuifpinguïn

– de Schlegelpinguïn

– de grote kuifpinguïn

Er zijn dan natuurlijk ook nog 9 andere soorten, namelijk :

– de Adéliepinguïn

– de zwartvoetpinguïn

– de kinbandpinguïn (herkenbaar aan de dunne zwarte streep onder hun kin)

– de Galapagospinguïn

– de ezelspinguïn (lijkt alsof ze een witte muts op hun kop hebben)

– de Humboldtpinguïn (hebben een witte streep op hun kop)

– de Magelhaenpinguïn

– de geeloogpinguïn

– de dwergpinguïn

Habitat van de pinguïn

Veel mensen denken dat pinguïns alleen in ijskoude gebieden voorkomen.  Maar alleen de Adéliepinguïn en de keizerspinguïn leven het hele jaar door op de zuidpool.  Vele soorten pinguïns komen er alleen in de zomer omdat het dan minder koud is.  De meeste pinguïns leven in de koude Zuidelijke IJszee. Je vindt ze er op de Falklandeilanden.  Anderen broeden alweer op de kust van Zuidelijk Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.  De Galapagospinguïns vindt je uiteraard op Galapagoseilanden voor de westkust van Zuid-Amerika.  In dit warm klimaat moeten de dieren ervoor zorgen koel te blijven.  Ze houden hun voeten in de schaduw zodat ze niet verbranden.

Leven in een kolonie

Pinguïns leven graag in grote groepen met anderen om hen heen.  Zo’n groep noemen we een kolonie. De grootte van deze kolonies kunnen variëren van ongeveer 400 dieren tot zelfs zo’n 40 000 pinguïns.  Op de zuidpool kennen we ongeveer 40 verschillende kolonies, voornamelijk keizerspinguïns.  Als de paartijd begint gaan pinguïns aan land.  Ieder koppel heeft zijn eigen plek en daar maken ze een nest.  Als andere pinguïns te dichtbij komen, jagen ze deze weg.  Ze maken een eenvoudig nest van veren, gras of zelfs stenen.  De zwartvoetpinguïn, de Humboldtpinguïn, de dwergpinguïn, Magelhaenpinguïn en Galapagospinguïn gebruiken hun snavel om holen te graven en leggen daar hun eieren in.  Pinguïns keren ieder jaar weer naar dezelfde plek terug om te paren en te broeden.

Het vrouwtje legt maar 1 of 2 eieren en worden door beide ouders om beurten uitgebroed.  Dit voor een duur van 2 maanden.  Ze moeten de hele broedperiode hun ei warm houden.  Zodra het kuiken klaar is om uit te komen, hakt het zich met behulp van een eitand een weg naar buiten.  Van de 2 eieren komt meestal maar 1 uit, komen ze allebei uit sterft één van de twee kuikens.

Opgroeien

Terwijl de ene ouder voor voedsel zorgt blijft de andere bij het kuiken om het warm te houden. Als de kuikens ouder worden gaan de ouders allebei in zee naar voedsel zoeken.  Terwijl verblijft het kuiken in een aparte groep die we creches noemen.  Ze zijn dan beter beschermd tegen koude en roofdieren. De volwassenen herkennen hun eigen jong en geven alleen hen te eten.  Pinguïnkuikens hebben donsveren om hen lekker warm te houden.  geleidelijk aan maken deze donsveren plaats voor volwassen veren.  Dit duurt circa 7 à 10 weken.  Deze volwassen veren zijn waterdicht, d.w.z. dat de vogels hun veren niet moeten laten drogen als ze uit het water komen.  De kuikens kunnen pas in zee gaan als ze hun volwassen veren hebben.

De keizerspinguïns die het hele jaar leven op de Zuidpool leggen hun eieren in het midden van de winter.  Het vrouwtje legt 1 ei en geeft dit af aan het mannetje.  Het mannetje legt het ei op zijn voeten en bedekt het met een huidplooi om het lekker warm te houden.  Het vrouwtje keert dan voor 2 maanden terug naar zee om te eten en laat het mannetje en het ei achter.  Deze mannelijke pinguïns kruipen dicht bij elkaar om warm te blijven.  Ze schuifelen voortdurend en zijn zo om beurten aan de buitenkant van de cirkel waar het heel koud is.  Zolang ze hun ei uitbroeden eten deze dieren niet en verliezen vaak tot 45 % van hun lichaamsgewicht.  Als het kuiken uitkomt, heeft het honger en hoest het mannetje een maaltijd op uit zijn maag.  Dan komt het vrouwtje terug en wandelt het mannetje langzaam naar de zee om te eten.  Als het vrouwtje niet uit de zee terugkomt laat het mannetje zijn kuiken achter anders verhongert hij.

Wanneer de zomer in aantocht is, smelt het ijs en komt de zee dichterbij.  nu moeten de pinguïns niet zo ver meer lopen om hun voedsel te zoeken.  De kuikens van de keizerspinguïn hebben tot ongeveer 6 maanden donsveren.  Ze kunnen integenstelling tot andere pinguïns wel met hun donsveren in het water gaan.

Lopen en zwemmen

Een pinguïn kan uitstekend zwemmen door zijn gestroomlijnd lichaam.  Ze gebruiken hun vleugels als vinnen en hun poten met zwemvliezen zijn hun peddels als ze drijven.  Ze gevruiken hun poten als stuur onder water.  pinguïns hebben ook zware botten die hen onder water houden.

In het begin dat de jongen leren zwemmen keren ze nog iedere avond terug aan land.  Maar algauw brengen ze het grootste deel van hun tijd door in het water.  De eerste levensjaren bouwen ze een vetreserve op.  Die kunnen ze dan goed gebruiken als ze beginnen te paren en te broeden.  Doordat pinguïns nogal waggelen aan land lijken ze onhandig maar het is juist dit gewaggel dat hun energie bespaart en helpt om warm te blijven.  Soms zetten de dieren zich met hun voeten en vinnen af en glijden ze over de sneeuw.

Voedsel

Op het menu staat vooral vis, pijlinktvis en krill.  Elke soort heeft een snavel speciaal voor het vangen van de favoriete prooi van hun soort.  Een lange, kromme snavel is ideaal voor pijlinktvissen.  Een korte dikke snavel is dan weer prima voor kleine vissen zoals ansjovis en sardines.  Meestal eten ze overdag Ze zwemmen onder het ijs om vis en krill te vinden.  Maar duiken erg diep om pijlinktvissen te vangen. Als de kuikens honger hebben pikken ze naar de snavel van hun ouders .  Dit zet de ouders ertoe aan om voedsel op te hoesten.  Zodra de jongen hun volwassen veren hebben zoeken ze zelf achter voedsel.

Vijanden

Pinguïns worden opgejaagd door roofdieren die zich ophouden op de kusten zodat ze de dieren kunnen verschansen voor ze in het water gaan. in zee worden ze opgejaagd door haaien, zeeluipaarden en orka’s.  Ze hebben ook vijanden in de lucht, o.a. jagers, kelpmeeuwen en reuzenstormvogels, die duiken omlaag en vallen de kuikens aan.  In bewoonde gebieden worden ze vooral afgeschrikt door honden, katten, ratten en wezels.  Een laatste bedreigin voor de pinguïns is de mens.  Door overbevissing is er te weinig voedsel voor de dieren.  En ook de opwarming van de aarde is een dreiging.  Er zijn dan ook nog de olielekken op zee die de pinguïns veel kwaad kunnen doen.

Warm blijven

het lichaam van de dieren is bedekt met veren en onder hun huid hebben ze een dikke vetlaag. (blubber genoemd) Die houdt de warmte in het lichaam vast.  Wanneer de pinguïns gaan zwemmen geven hun spieren warmte af om hun lichaam in het koude water warm te houden. 

Of je nu fan bent van deze dieren of niet, ze zijn en blijven grappig.  En is het altijd leuk om er meer over te weten.  

In hun voeten hebben ze speciaal aangepaste bloedvaten die net genoeg warmte afgeven zodat hun voeten niet aan het ijs vastvriezen.  Omdat het zo koud is moeten de kuiken snel groeien om hun eerste winter te overleven.