blog placeholder

Het cultuurlandschap is een door de mens vormgegeven landschap, waar de cultuur de natuur lijkt te overheersen. Dit overheersen kan een volledig onderwerpen zijn, zoals in een grotendeels versteende stad, maar het kan ook minder ingrijpend zijn. Ongeacht of het om water of land, bos of grasland gaat, het is de mens die regeert binnen deze ecotopen. In een cultuurlandschap kan de natuur erg rijk zijn. Dit zie je goed op landgoederen die een afwisseling bieden van oud bos, langen, graslanden en wateren.

Na het kappen van de oerbossen enkele duizenden jaren geleden nam het aantal planten- en dierensoorten toe. Aanvankelijk was het agrarisch landschap klein en verspreid tussen de woeste gronden. Veel soorten konden een geschikte plek vinden en ook al was de oernatuur toen al verdwenen, beschouwen biologen dit als een ijkpunt voor de natuurbescherming. Daarna nam de rijkdom aan deze soorten af door de intensivering van de landbouw, die zijn oorsprong vond in de industriële revolutie. Bemesting, ontwatering, schaalvergroting en het gebruik van pesticiden hebben vanaf 1930 diepe sporen achtergelaten die vandaag de dag nog steeds zichtbaar zijn. Waar vijftig jaar geleden nog een bont patroon van verschillende gewassen aanwezig was, zijn nu de grote oppervlakten bedekt met hetzelfde gewas.

Graslanden

Één van de voorbeelden van een cultuurlandschap zijn de graslanden. Voor de opkomst van de landbouw waren graslanden zeldzaam. Door grazers, overstromingen en brand groeiden open plekken in het bos niet direct dicht.

Er zijn vele typen grasland in Nederland, door de verschillen in vochttoestand, grondsoorten en agrarisch gebruik. In veel polders bestond een geleidelijke overgang van voedselrijk en tamelijk droog weiland bij de boerderij naar voedselarm en nat hooiland achter in de polder. Deze vochtige, onbemeste hooilanden zijn te herkennen aan  de blauwgroene kleur. Ze heten dan ook blauwgraslanden. De blauwgraslanden die nog over zijn in Nederland, zijn nu reservaten.

Een bijzonder soort grasland bevind zich in Limburg, de zogeheten kalkgraslanden. Ze zijn door begrazing ontstaan op de hellingen van de Limburgse krijtheuvels, zijn zijn een van de soortenrijkste vegetatietypen in ons land.

Graslanden zijn zeer belangrijk voor veel vogelsoorten door de voedselrijke omgeving. De veldleeuwerik, kievit en grutto zijn daar voorbeelden van. Maar ook dieren die in de nabijgelegen natuurgebieden leven, zoeken hun voedsel in de cultuurgraslanden.

Sloten en Poelen

Een ander ecotoop van het cultuurlandschap zijn sloten en poelen. Voor moerasplanten en dieren zijn sloten en poelen een ideaal toevluchtsoord. Slootwater heeft niet overal dezelfde samenstelling. In de meeste sloten is het oppervlaktewater een mengsel van regenwater en grondwater, aangevuld met voedingstoffen uit het landbouwgebied.

Schone, voedselrijke sloten zijn rijk aan ondergedoken waterplanten. Door de helderheid van het water komt er genoeg licht op de bodem.

Poelen hebben in tegenstelling tot sloten geen verbinding met open water, waardoor deze veel schoner zijn dan sloten. Dit is prettig voor onder andere libellen en padden. Deze weten de poel te vinden en kunnen door de afwezigheid van rovende vissen hun kroost grootbrengen.

Kleine landschapselementen

In het ‘ouderwetse’ cultuurlandschap staan overal bomen en struiken in de vorm van Bosjes, heggen en houtwallen. Waar ze vroeger een functie hadden als houtleverancier, spelen deze kleine houtopstanden een rol als windbreker, erfscheiding en verfraaiing van het landschap. Vogels gebruiken deze ecotopen vaak als nestplaats. Ook zijn houtwallen belangrijk voor dieren om zich te oriënteren en zich door het landschap te bewegen. 

Aantasting en Verandering

Door zeer intensief agrarisch gebruik van het landschap treedt er nog steeds vermesting, verzuring en verdroging op.

Van de ongeveer 600 plantensoorten die oorspronkelijk in de Nederlandse graslanden voorkwamen, zijn er nu slecht enkele algemeen aanwezig. Alleen het ‘raaigras-type’ komt nog veelvuldig voor. Slechts twee procent van de Nederlandse graslanden is in botanisch opzicht nog waardevol.

Soms kan een grasland zo ingrijpend verzuren, dat veel weidevogels het laten afweten. De oorzaak is vaak een combinatie van verschralingsbeheer (maaien en afvoeren), de invloed van zure regen en extensieve beweiding, waardoor de hoeveelheid regenwormen drastisch daalt.

Toch is vaak niet de verzuring die zorgt voor de daling van de weidevogelstand, maar verdroging en intensieve beweiding. Legsels worden vertrapt en maaien op verkeerde tijdstippen kan voor de jongen funest zijn.

Veel sloten zin gedempt of vervangen door drainagebuizen. Hierdoor is de totale slootlengte afgenomen. Nieuwe sloten krijgen een v-vorming profiel, waarop weinig plantensoorten kunnen groeien. De verschillen in waterkwaliteit die vroeger groot was, is nu sterk afgenomen. Voedselarme sloten zijn nu een zeldzaam fenomeen, doordat er extra voedingsstoffen in de sloten terecht komen dan volgens de norm zijn toegestaan.

Door het grote aanbod van fosfaat is de groei van algen sterk gestimuleerd. Het water word troebel en ondergedoken waterplanten krijgen minder de kans om te groeien door het gebrek aan licht. In verontreinigde sloten treedt zuurstofgebrek op, waardoor veel vissoorten en insectensoorten verdwijnen. Een groot aantal poelen is verdwenen, meestal omdat ze vertrapt of dichtgestort zijn. Als een poel opdroogt door de daling van de grondwaterstand, kunnen de aanwezigen larven omkomen en meerjarige waterplanten afsterven. Ook door overdadige meststoffen kunnen poelen vergroeid reken met kroos en algen, waardoor bijvoorbeeld waterranonkel verdwijnt, maar ook de kikker en de pad.

Om de natuur een kans te geven in het cultuurlandschap zijn twee maatregelingen zeer noodzakelijk. Het mestgift moet omlaag en het waterpeil moet omhoog.