Deze algemeen voorkomende watervogel met zijn zwarte verenpak en witte snavel, witte bles op zijn kop en zwarte poten, is een opvallend verschijnsel in de sloten van Nederland.
DE MEERKOET
De meerkoet (fulica atra) heeft vliezen tussen zijn tenen en deze gebruikt hij als peddels. De vliezen zijn niet hetzelfde als bij eenden, maar worden gelobde tenen genoemd. Het is een echte familievogel en daarmee wordt bedoeld dat het mannetje en vrouwtje samen voor de kinderen zorgen. Zelfs de kleintjes uit het eerste nest helpen gezellig mee om de nieuwgeborenen uit het tweede nest op te voeden. De meerkoet behoort tot de rallenfamilie. Dat zijn kraanvogelachtigen en hij kan tot ongeveer 38 cm groot worden.
De meerkoet wordt heel vaak voor de waterhoen aangezien, maar bij de waterhoen staat zijn staart iets omhoog en zijn snavel is anders gekleurd, namelijk rood met een gele punt.
LEEFGEBIED
Deze vogel komt voor in heel Europa, maar ook in Afrika, Azië en Australië. Hij is een doortrekker, maar ook een wintergast. Dat betekent dat hij de winter ook in ons land doorbrengt, omdat er dan toch nog voldoende voedsel voor hem aanwezig is. Ook komen er wel eens meerkoeten uit andere landen bij ons overwinteren.
NEST EN JONGEN
Zijn nest steekt groots boven het water uit, wordt meestal tussen de rietkragen gebouwd en bestaat uit allerlei plantendelen die samengevlochten zijn. Ze bouwen hun nest vaak in stadsparken, maar ook op stille plekjes in rivierarmen en soms in vijvers. Ze hebben een apart baltsritueel, waarbij er veel watergeplens te horen is. Soms vliegen ze ineens op elkaar af met uitgestrekte nekken, schieten rakelings langs elkaar heen en remmen daarna plotseling af in het water. Hun vleugels zijn niet zo heel goed ontwikkeld, maar toch kunnen ze er grote afstanden mee afleggen. Als ze eenmaal hun eieren gelegd hebben, van maart tot augustus en dan meestal 6 tot 9 eieren, duurt het ongeveer 3 weken voordat de eieren uitkomen. Deze worden door beide ouders liefdevol uitgebroed.
De kuikens zien er erg schattig uit met hun zwartachtige dons en rode plekken rond hun kopjes. Ook hebben ze een kaal voorhoofd wat het geheel nog grappiger maakt. Op hun buik zijn ze lichter van kleur. Als de kleintjes 3 tot 4 weken oud zijn, verlaten ze het nest . Na 8 weken kunnen ze al helemaal voor zichzelf zorgen en zijn ze niet meer afhankelijk van hun ouders.
VOEDSEL
Ze eten graag kevers, sprinkhanen, kikkers, duizendpoten, slakken, de larven van libellen, maar ook zaden en wortels van waterplanten e.d. Meestal duiken ze hun voedsel op uit het water. Het sprongetje wat ze daarbij maken is kenmerkend voor deze vogel, die wij in onze sloot niet meer kunnen en willen wegdenken.