Een eenvoudige analyse van het woord geeft aan dat het gaat om muziek en weten, weten en wetenschap. Weten impliceert kennis, maar wetenschappelijke kennis gaat verder dan ‘zomaar’ iets weten. Er wordt groot gezag verleend aan wetenschap in onze maatschappij.
Muziek binnen de wetenschap
Volgens Jos Kunst is wetenschappelijke kennis met behulp van daartoe geschikte strategieën uitgebreide, toegankelijk gemaakte en ‘geobjectiveerde’ kennis.
Een bredere opvatting van muziekwetenschap dan kennis en wetenschap met muziek als onderwerp van interesse, is gebaseerd op het idee dat de geavanceerde studie van muziek draait rond de musici die werken binnen een sociaal en cultureel milieu. Hierbij wordt muziek niet zozeer als product gezien, maar veel meer als proces, waarbij componist, uitvoerder en luisteraar betrokken zijn. Dit vraagt om een benadering vanuit de sociale wetenschap, met name antropologie, etnologie, taalwetenschap, sociologie etc. Dit model wordt vooral gebruikt in de etnomusicologie. Echter ‘het is de functie van alle muziekwetenschap om in feite etnomusicologie te zijn; de manier van onderzoek over te nemen, inclusief materiaal dat met de term ‘sociologisch’ wordt aangeduid’, is de opvatting van Harrison.
Muziekwetenschap – het concept
Muziekgeschiedenis is tot op zekere hoogte zelfstandig: het is de geschiedenis van compositietechniek, vormen, stijlen, genres etc. Het onstoffelijke verbindt muziek echter met de algemene historische achtergrond van de cultuur en het geestesleven. Muziek klinkt als uitdrukking en afspiegeling van haar tijd en kan slechts als zodanig helemaal begrepen worden. Het bewustzijn van het historische aspect van de muziek is niet steeds even sterk geweest. Tot in de 19e eeuw werd de toentertijd moderne muziek vormgegeven in een vanzelfsprekende samenhang met de traditie van het verleden. De Romantiek zag geschiedenis voor het eerst als een proces van het zich bewust toe-eigenen.
In onze tijd is historische muziek in twee opzichten actueel: door het in de 19e eeuw begonnen onderzoek naar de muziekgeschiedenis, is inmiddels een grote verzameling van materiaal en gegevens beschikbaar. Hiermee worden wij geconfronteerd in de vorm van edities, besprekingen en uitvoeringen die ervoor zorgen dat dit gebied levendig blijft. Historische muziek krijgt een nieuwe zingeving: ze wordt een stuk van onze tijd. Daarnaast is de oude muziek actueel in de muziekhistorische traditie, die ook de muziek van de 21e eeuw doortrekt, zonder dat over haar historische plaats of koers al geoordeeld kan worden. Muziekgeschiedenis speelt zelfs daar een rol waar ze het nieuwe slechts tot achtergrond of tegenpool dient.
De theoretische benadering van muziek en haar geschiedenis moet zich beperken tot afzonderlijke aspecten. Ze kan daarbij data, feiten, muzikale vormen, stijlen etc. zo objectief mogelijk beschrijven. Daarnaast moet ze proberen de inhoud van de muziek en haar karakter aan de orde te stellen. Zo kan de vorm van een fuga van Bach met een adequate terminologie tot op zekere hoogte treffend beschreven en verklaard worden. Problematischer is het haar diepere inhoud en haar specifieke karakter aan te geven. Deze laatsten zijn subjectief, wat niet past binnen een historisch gefundamenteerde objectiviteit. Toch is een zekere subjectiviteit niet te voorkomen. Voor musici en luisteraars is subjectiviteit zelfs noodzakelijk, om bekende en oude muziek steeds weer als nieuw te ervaren.
Historische muziekwetenschap
De muziekgeschiedenis richt zich op grotere en kleinere perioden of op volken, territoria, streken, steden of kunstscholen. De samenhang is tijd- en/of plaatsgebonden. In hoogste en laatste instantie moet de muziekgeschiedenis de kunstwerken als zodanig beschouwen.
Bij het historische deel horen volgens Adler de volgende vakgebieden:
- Notaties. De muzikale tekens staan in het nauwste verband met de kunst zelf. Met name de Middeleeuwse notatie bepaalt en veronderstelt de productie, zodat men reeds een historische indeling van de Europese avondlandmuziek in de verscheidenheid van de notatietekens kan aantreffen: bijv. de periode van de neumen, de mensurale periode, de periode van de maattekens.
- Historische vormen. De producten van een bepaalde tijd hebben onderling enerzijds gemeenschappelijke, anderzijds verschillende momenten, die in verschillende groepen ingedeeld kunnen worden. Bepaalde vormen horen bij een bepaalde tijd, bijv. motet, frottola, madrigaal, ricercare, sonate, suite etc. Langs deze weg is het goed mogelijk om een overzichtelijke kunsthistorische beoordeling te verkrijgen.
- Ontwikkelen van kunstregels. Dit is eigenlijk het kernpunt van de muziekhistorie. Het verklaren van de opbouw van een werk, het ontdekken van de kunstnormen vanuit de eenvoudigste these, kortom alle ontwikkelingen die zich in de loop der tijd hebben voorgedaan, passen binnen een bepaald stramien. Om hiervan de regels aan te tonen en te bewijzen is het ‘dankbaarste werk van de kunstgeleerde’ volgens Adler.
- Aard van kunstuitoefening. Deze hangt nauw samen met het ontwikkelen van de kunstregels. Met de voortgang van de kunst, verandert ook de techniek, zowel instrumentaal als vocaal. Vaak oefent de techniek ook grote invloed uit op de uitvoering.
Naast deze vakgebieden pleit Adler ook voor hulpvakken. Hij noemt o.a. paleografie, bibliotheek- en archiefkunde als behorend bij de algemene geschiedenis. Daarnaast noemt hij literatuurgeschiedenis en letterkunde, geschiedenis van de mimische kunst (orkest en dans) en biografistiek als belangrijke hulpvakken.
Systematische muziekwetenschap
De systematische muziekwetenschap steunt het historische deel en bestaat uit drie delen:
1. Speculatief muziektheoretisch. Hier worden de kunstwetten, die zich door de historische ontwikkeling als belangrijkste voordoen, systematisch geordend, verklaard en bewezen.
2. Muziekesthetisch. Met inachtneming van het ‘Kunstschone’ worden criteria bepaald.
3. Muziekpedagogisch. Dit heeft betrekking op het pedagogisch-didactische doel.
De hierbij behorende onderzoeksgebieden zijn ritmiek, harmonie en melodie.
Musicologie
Een nevengebied van de systematische muziekwetenschap wordt door Adler Musikologie genoemd, wat hij nader verklaart als de vergelijkende muziekwetenschap, die zich tot de opgave stelt de ‘Tonproducte’, in het bijzonder het volkslied van verschillende volken, landen en gebieden te vergelijken en te groeperen naar het eigen karakter.
Het basisidee van Adler is tot op heden niet wezenlijk veranderd. Opvallend is dat Adler met zijn onderscheiding van historische en systematische muziekwetenschap niet bedoelt dat dit twee verschillende wegen zijn, die een musicoloog zou kunnen bewandelen, maar dat hij ze vooral in samenhang wil gebruiken. Toch lijkt er voorkeur voor het één of het ander te bestaan, historisch of systematisch, als één van de mogelijkheden voor muziekwetenschap.
Conclusie
Het antwoord op de vraag: ‘Wat is muziekwetenschap?’ is moeilijk te beantwoorden. Het gaat om een wetenschappelijke studie van het fenomeen muziek, een begrip dat niet of nauwelijks te definiëren valt. Misschien is deze studie daarom juist zo intrigerend. Inzichten veranderen, de manier waarop men naar dingen kijkt verandert, en daardoor verandert zelfs de betekenis van bepaalde termen.
Muziek is ingebed in een complexe cultuur. Om muziek te ‘begrijpen’, moeten we ons verdiepen in de cultuur waarin die muziek is ontstaan en is het van belang om gebruik te maken van hulpwetenschappen. Dat geldt voor muziek uit het verleden, maar niet minder voor de muziek van nu. In deze tijd lijken genres uit elkaar te worden getrokken. Of misschien moet ik zeggen dat muziek in een heel nieuw verband komt te staan.
Niet alleen het onderzoeksgebied, de muziek, is onderhevig aan veranderingen, ook de ideeën binnen de wetenschap zelf. Er zijn verschillende manieren mogelijk om onderzoek te doen. Globaal valt muziekwetenschap onder te verdelen in een historisch en een systematisch deel, met vele mogelijke hulpvakken. Deze visie, ontwikkeld door Guido Adler, is tot op heden relevant. Maar daarbinnen zijn vele nuanceringen mogelijk. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden, zoals Reinecke zegt, en dus is er een zeer grote variatie mogelijk in het kiezen van een wetenschapsstrategie.