blog placeholder

Muziek is een eeuwenoud fenomeen, wat door de jaren heen van het ene naar het andere uiterste is gegaan. Ook in de Middeleeuwen maakte  men al veel muziek. De kerk had hier grote invloed op. We zullen nu een aantal belangrijke aspecten van de middeleeuwse muziek benoemen.

Middeleeuwse volksliederen

Er zijn weinig volksliederen uit de Middeleeuwen bewaard gebleven. Met volksliederen bedoelen we de liederen die door het gewone volk werden gezongen. We hebben het hier dus niet over de kunstliederen, daarover straks meer. De componisten van deze volksliederen waren meestal onbekend, anoniem. Deze volksliederen werden vaak mondeling overgeleverd. De functie van een volkslied was: een feest opvrolijken, soldaten lied, slaapliedjes e.d. De teksten gaan over geboorte en dood, over leven en werken, over natuur en politiek. Middeleeuwse instrumenten die werden gebruikt waren: vedel, draailier, roertrom, fluit, doedelzak, portatief etc.

Zwervende speellieden, soms aangevuld met gesjeesde studenten en uitgetreden priesters, ook wel flaganten genoemd, waren het uitschot van de maatschappij. Deze rondtrekkende muzikanten bezochten vaak jaarmarkten en feesten. Ze traden op als wonderdokter, goochelaar, toneelspeler en muzikant. Als het feest voorbij was moesten de speellieden weer vertrekken. Een bekende Middeleeuwse dans is de z.g. “Estampie”. Een virtuoos, snel muziekstuk dat gekenmerkt wordt door een vast refrein en veel variaties.

Een bekend volkslied uit de Middeleeuwen was het zogenaamde “L’homme armé”, een soldatenlied uit de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland. De melodie van dit lied kwam later als Cantus Firmus terug in meerstemmige polyfone vocale werken.

 

Het Middeleeuwse kunstlied

Rond 1100 ontstond in het zuiden van Frankrijk, in de Provence, een hoofse liedkunst. Troubadours soms van adelijke afkomst trokken van kasteel naar kasteel, vaak in gezelschap van een minstreel. De instrumenten die men gebruikte waren: harp, luit en vedel. De troubadour schreef zelf de liederen en “vond” ( trouver )de melodie. De teksten waren geschreven in de volkstaal, dus niet in het latijn.

Vaak gingen de liederen over de verering van de vrouw. In sommige teksten gaat het over de verering van een gehuwde adelijke dame, men noemt dit: de hoofse lyriek. In Noord-Frankrijk werden deze ridderlijke dichter / zangers Trouvères genoemd. In de Duitse landen werden ze Minnesänger genoemd. Van de troubadours en trouvères zijn meer teksten dan melodieën bewaard gebleven. De melodieën zijn gebaseerd op middeleeuwse toonladders. De melodie van een kunstliederen is ingewikelder dan die van het volkslied. De liederen zijn duidelijk voor solostem bedoeld. In Zuid-Frankrijk waren de troubadours in een gilde verenigd. In Duitsland noemt men een dergelijk gilde van beroepszangers: “ Meistersänger ”.

 

De meerstemmigheid in de Middeleeuwen

In de Middeleeuwen ontstond ook de meerstemmigheid. De beginnende meerstemmigheid noemt men “Organum”. De eerste vorm van meerstemmigheid is het zogenaamde parallelle-organum, later gevolgd door het organum in tegenbeweging en het melismatisch organum. In het melismatisch organum ligt de melodie, met langgerekte noten, in de tenor. Daarboven werd een beweeglijke bovenstem gecomponeerd. Componisten die zich rond 1200 bezighielden met deze Ars Antiqua en Ars Nova stijl waren Leoninus en Perotinus

( De Notre Dame school – te Parijs ). De belangrijkste intervallen uit de Middeleeuwen waren: octaaf, kwint en kwart. Heel geliefd was de zogenaamde “Bourdon”. Je hoort dan meestal in de bas voortdurend een kwint doorklinken. Uit het organum kwam het Motet voort. Het Motet is een betrekkelijk korte vocale meerstemmige compositie, vaak polyfoon. Getoonzet op een godsdienstige, latijnse tekst. Het Motet werd in kerken veel gezongen vanwege de liturgische functie.