Dit artikel behandelt de Duitse klassieke componist Ludwig van Beethoven
Van Beethoven was de zoon van een tenorzanger, kleinzoon van een schouwburgkapelmeester en ook bij hem openbaarde zich op jeugdige leeftijd een buitengewone aanleg voor de muziek; de prikkelbaarheid en driftigheid van zijn vader, waartegen de tedere zorg van zijn moeder geen voldoende tegenwicht bood, legden bij hem de kiemen tot terughoudendheid en afkeer van omgang met mensen. Reeds op 8-jarige leeftijd werd hij om zijn vioolspel en toen hij 12 jaar was, om zijn klavierfantasieën bewonderd. Zijn eerste klaviersonaten droeg hij op aan de keurvorst van Keulen. maar als zijn eerste compositie beschouwde hij de 3 klaviertrios van 1800.
Beethoven studeerde bij voorkeurook graag in de letteren; op 17-jarige leeftijd begaf hij zich naar Wenen, stelde zich daar onder leiding van Mozart, maar wegens de dood van zijn moeder vertoefde hij daar slechts kort. In 1792 ging hij met de titel van hoforganist weer naar Wenen, zette zijn studies met Haydn voort, maakte er kennis met de grote componisten Bach, Händel en voorname Italiaanse toonkunstenaars en vond in zijn werk steun, door de genegenheid van de vorstelijke familie Lichnowsky. Na het overlijden van zijn begunstiger, de Keurvorst van Keulen (1801) werd zijn leven somberder en eentonig. Hij werkte hard, maar werd ontoegankelijker voor de mensen en toonde wantrouwen; zijn roem steeg niettemin. Hij werd in 1809 tot hofkapelmeester te Kassel benoemd, maar Aartshertog Rudolf wist hem voor Wenen behouden te houden. Toch verkoos hij de onfhankelijkheid en zonder enige officiëele functie te bekleden, liet hij zijn grillen en luimen botvieren; daarbij kwam, dat hij hardhorend werd, zodat hij zich nog meer terugtrok; in zijn sombere eenzaamheid schiep hij zijn wereldberoemde kunstgewrochten, die hij zelf in weerwil van zijn langdurig lijden voortzette; hij overleed op 26 maart 1827.
Beethoven was ongestadig van aard, veelal stil, maar ook meermalen uitbundig vrolijk, weinig gehecht aan uiterlijke vormen en hij bekommerde zich niet veel om de gewone feiten uit het dagelijkse leven. Wat zijn kunst betreft, zo heeft hij de instrumentale muziek tot zeldzame ontwikkeling en volkomenheid gebracht Hij wist de menselijke emoties treffend uit te beelden en in voortreffelijke klankenharmonie om te zetten. Hij was een oorspronkelijk toonkunstenaar, die zijn ziel als het ware legde in zijn kunstscheppingen; die, zich vrijmakend van de gewone vormen, zich een eigen weg baande. Zijn werken tellen ruim 160 nummers, behalve enige kleine composities; daarbij zijn 9 grote symphoniëen, orchest-ouvertures, verschillende concerten, klavierduetten, solostukken, een opera, een oratorium, 2 grote missen, liederen, sonaten, gezangen enz.
Bron: 1920. Prins der Geïllustreerde Bladen.