blog placeholder

Het woord Jazz werd voor het eerst in 1917 gebruikt (Orginal Dixieland Jazz Band), sindsdien is het een aanduiding van een muzieksoort. In New Orleans ontstonden rondtrekkende bands die vooral droevige muziek speelden tijdens begrafenisstoeten. Na afloop van de begrafenis speelden de jazz bandjes vrolijke geïmproviseerde muziek. Deze stijl noemt men New-Orleans Jazz.

Een van de belangrijkste trompetspelers van deze stijl is Louis Armstrong. De bloeitijd van deze New-Orleans Jazz lag tussen 1900 en 1925. De jazz bleef geen zwart monopolie en werd door blanken geïmiteerd en bekend onder de naam: Dixieland. Toen Storyville, het uitgaanscentrum van New Orleans, werd gesloopt verplaatste het centrum van de jazz van Nerw Orleans naar Chicago. De indeling melodiesectie en ritmesectie bleef, maar de banjo werd steeds vaker vervangen door de gitaar en de tuba door de contrabas. Het accent kwam steeds meer op de tweede en vierde tel te liggen. Het grootste verschil was dat de Polyfone “New Orleans”-stemvoering werd vervangen door een homofone, verticale stemvoering.

De Country & Western werd ontwikkeld door de Ierse immigranten. Deze muziek was gebaseerd op Europese dans- en volksmuziek. Het belangrijkste instrument was de viool ( fiddle ). Op het platteland werden folksongs gezongen, met begeleiding van fiddlers.

Tussen 1930 en 1940 verschuift het accent van combo naar big band. Veel kleine clubs gingen tijdens de crisis van 1929 failliet. Voor enkele grotere jazzorkesten was er echter wel een zaal te vinden. De bigband samenstelling bestond uit: 4 trompetten, vijf saxofoons, drie trombones en vier ritme instrumenten. Er moesten nu arrangementen worden geschreven die toch zó klonken dat ze een improviserende solist als achtergrond konden dienen. De secties speelden vrijwel in gesloten formatie. In deze Swing – stijl moesten de blazers korte melodische fragmenten, zogenaamde “Riffs” spelen. De swing was gebaseerd op het gepunkteerde ritme. Beroemde bandleiders waren Benny Goodman, Duke Elington en Count Basie. Maatschappelijk vernieuwend was het gezamenlijke optreden van negers en blanken.

Ritmesectie: De bas speelt de puls, net voor de tel= een voortstuwende werking= walking bas, ofwel een “lopende bas” dit zijn toonladderfiguren met op elke tel een andere toon. De drummer bespeelt de hi-hat op de tweede en vierde tel= up beat Hij verstevigt de puls maakt het basismetrum door de up-beat brengt accenten aan De pianist speelt stride = basnoten op 1e en 3e ,akkoorden op 2e en 4e + rechterhand=melodie Hij heeft dus melodische, harmonische én ritmische functie.

Melodiesectie: Hiertoe horen de blazers; bij een bigband de trompet-, de trombone- en de saxofoonsectie Meer dan 8 personen= band, anders= combo of trio (blazers wordt piano) Ook de zang hoort tot deze sectie.