In de muziek zijn er door de jaren heen vele stromingen geweest die bepaalden wat voor soort muziek er werd gemaakt. In de 20e eeuw waren het impressionisme en expressionisme twee belangrijke stromingen. Hieronder meer informatie over die stromingen.
Impressionisme Impressionistische schilders, schilderden in vage lijnen, strepen en punten. De tinten liepen in elkaar over. De contouren waren vaag. In de muziek betekende dat het verkorten of verlengen van de melodieën, in ieder geval het verbreken van de gebruikelijke periodische bouw ervan. Maat of metrum speelde geen rol van betekenis meer. Ook waren de composities niet langer in Majeur of Mineur gecomponeerd. Claude Debussy en Maurice Ravel werkten graag met pentatonische, chromatische of hele-toonsreeksen. Akkoorden waren niet langer drieklanken, maar vier-, vijf of zesklanken. Akkoorden verloren ook hun harmonische functies en stonden steeds meer op zichzelf. Net als in de impressionistische schilderkunst wordt de muziek in deze stijl de kleur, hier klankkleur, belangrijk. Er is een duidelijke voorkeur voor gedempte klanken zodat een mysterieus effect ontstaat.
Het Expressionisme In vrijwel alle kunsten ontstond er tussen 1900 en 1914 een breuk met het verleden. Het Expressionisme is een rebellie en van onvrede met het bestaande. Het ging niet langer om het schetsen van de verschijningsvorm, maar om het innerlijke. De ruwheid, de lelijkheid, hartstocht of onzekerheid moest tot uitdrukking worden gebracht. In de muziek uit zich deze vernieuwing vooral op het gebied van de harmonie, de samenklank. De dissonant werd niet langer als “lelijk” ervaren. Ook bitonaliteit, polytonaliteit, atonaliteit en dodecafonie vervangen de Romantische tonale systemen. Dissonante intervallen als dezen hun intrede. Extreme liggingen vergen het uiterste van stem en instrumenten. Ostinati en vrij ritme wisselen elkaar af. Ook polymetriek en polyritmiek werd in deze expressionistische stijl vaak toegepast. Bekende componisten zijn: Strawinsky, Bartók en Hindemith.
Toonschoonheid was bijzaak. Hypnotische, tot extase brengende herhaling van ritmische patronen of juist veel maatwisselingen kenmerken deze muziekstijl. Strawinsky schreef in 1911 zijn Petrouchka met het beroemde akkoord samengesteld uit: c-e-g en fis-ais-cis, een voorbeeld van ongebruikelijke dissonantie.