Wanneer een componist gedichten van Goethe wilde toonzetten, had hij het liefst dat de muziek eenvoudig bleef en als een soort ‘wagen’ fungeerde waarop zijn tekst werd vervoerd. Kijkend naar de manier waarop Schubert met tekst en muziek omging in zijn Erlkönig moet ik concluderen dat die ver afstaat van Goethes ideaal.
Ik heb er persoonlijk niet zo’n probleem mee dat Schubert zijn eigen gang ging, want ik vind het heel mooi hoe tekst en muziek met elkaar verweven zijn in deze compositie.
In een analyse gaan we van de grote vorm stap voor stap inzoomen op de manier waarop tekst en muziek aan elkaar gerelateerd zijn.
Muzikale vorm
Doorgecomponeerd lied. Het volgt de gebeurtenissen van het gedicht, niet de strofische vorm. Wanneer de strofische vorm gevolgd wordt spreken we van een coupletlied. Schubert wijkt dus ook af van de vorm van het oorspronkelijke gedicht. Opvallend is de herhaling van de laatste regel van de 5e strofe.
Wanneer je de tekst als geheel neemt, valt er een opening na de eerste strofe, voor de laatste strofe en voor de laatste regel. Op die momenten hoor je wel de piano, die de voortgaande rit op het paard vertolkt, maar is er geen zang.
In het gedicht hebben we te maken met een verteller, de vader, het kind en de elzenkoning. Die zijn te onderscheiden aan het stemgebruik van de zanger, maar ook aan het muzikale materiaal.
Wanneer de verteller de eerste strofe gezongen heeft, is het alsof je tijdens het spel van de piano een stap dichterbij komt en zelf toeschouwer wordt van het drama dat zich afspeelt.
We horen wat de vader, de zoon en de elzenkoning zeggen als het ware uit de eerste hand. De oorspronkelijke ruimten tussen de strofen vallen weg binnen het lied, de ‘gesprekken’ gaan achter elkaar door. Wanneer de jongen tenslotte uitroept: Erlkönig hat mir ein Leids getan!, maakt de muziek weer ruimte voor de verteller. De luisteraar doet als het ware een stapje terug en de verteller maakt het verhaal af.
De rit is ten einde wanneer de hoeve is bereikt. De pianobegeleiding stopt op dit punt.De laatste zin wordt aangeduid als een recitatief. Dit is minimaal begeleide zang die we kennen vanuit de opera. De piano ondersteunt dit met slechts enkele akkoorden.
Muzikaal materiaal
Bij het muzikaal materiaal hoort het gebruik van toonsoorten, toonhoogte (chromatiek) en maat en ritme. De piano geeft door het tempo en de beweging de rit te paard weer.
In feite is alle muziek terug te voeren op een paar basisakkoorden. De muzikale term hiervoor is cadensvoering. Ik noem dit, omdat het een belangrijke rol speelt in dit lied. Ervaren luisteraars zullen waarschijnlijk meer horen van hoezeer de muziek en de tekst met elkaar verweven zijn.
Kenmerken van de hoofdpersonen
Er is een ontwikkeling van het muzikale materiaal waarneembaar gedurende het lied. Dat is ook logisch, want het is een doorgecomponeerd lied.
Vader
De vader staat voor veiligheid en betrouwbaarheid. Je ziet in de tekst dat hij zijn zoon steeds geruststelt. In de muziek wordt dit tot uitdrukking gebracht door de gangbare cadensvoering. Tegelijk verraadt de muziek al dat er meer aan de hand is. Na de eerste uitroep van het kind wordt het idee van zekerheid onderuit gehaald doordat er van toonsoort gewisseld wordt.
Zoon
Het meest opvallend zijn de momenten dat de jongen reageert op het spreken van de elzenkoning. Zijn uitroepen beginnen op een gelijke manier, maar zijn steeds een toon hoger, waaruit een toenemende spanning blijkt. Het gebruik van chromatisch materiaal duiden op zijn onzekerheid en de wringende akkoorden accentueren zijn angst.
Elzenkoning
1e keer: er is een vloeiende melodie en de stem klinkt vleiend. Maar let op: de begeleiding is hortend. Het vloeiende van de melodie staat op een wankele ondergrond en verraadt al iets van de onbetrouwbaarheid van de Elzenkoning.
2e keer heeft de muziek een dansend karakter die ook past bij de tekst. De begeleiding in de piano weerspreekt nog meer de zekerheid die de vader vast wil houden.
3e keer: de Elzenkoning begint ongeduldig te worden. Hij neemt niet meer de tijd om nog te vleien en toont zich in zijn ware gedaante. Hij is vastbesloten te krijgen wat hij wil, is het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Zijn valsheid komt tot uitdrukking in de noten die eigenlijk niet bij zijn toonsoort passen en hij sluit af met een duidelijke slotcadens.
De jongen begint weer met zijn uitroep, maar in de laatste regel wordt deze ineens afgebroken en de jongen eindigt met een V – I cadens. De eerste keer dat ik dit hoorde vond ik dat heel raar en ik dacht: dit klopt niet. Het trekt dus duidelijk de aandacht: hier is iets aan de hand.
Deze slotcadenzen zijn iconisch te interpreteren.De muziek verraadt in feite de afloop die in de tekst pas in de laatste regel wordt bevestigd, namelijk dat de jongen dood is. Zowel de elzenkoning als de jongen ronden iets af door het gebruik van de slotcadens.
Ik hoop dat jullie nu wat sleutels hebben om naar het lied te luisteren, zodat jullie ook horen dat de tekst en de muziek samen een eenheid vormen.