blog placeholder

In de muziekgeschiedenis wordt de Barok vaak geplaatst in de periode 1600-1750. Het is moeilijk om een periode duidelijk te begrenzen, want er is altijd sprake van een doorgaande ontwikkeling. Soms wordt het begin van de Barok iets voor of iets na 1600 gesteld en ook het einde kan variëren; de één vindt dat de Barok al voor 1750 afgelopen is, de ander wil het nog iets rekken. De begrenzing die ik boven aangaf, wordt over het algemeen wel geaccepteerd.

Barok als term

De naam ‘Barok’ fungeert als een term, die pas veel later dan de betreffende periode als zodanig betekenis krijgt voor die bepaalde tijd. Over het algemeen wordt deze term opgevat als een typering van een bepaalde stijl. Echter wanneer men zich verdiept in het tijdperk van de Barok, dan blijkt deze stelling niet houdbaar. Dat wordt meteen duidelijk bij het beluisteren van muziek uit deze periode. Een compositie uit begin 1600 klinkt totaal anders dan een werk uit 1745.

 

Friedrich Blume noemt de Barok ‘het tijdperk van de tegenstellingen’. Deze tegenstellingen komen in allerlei vormen voor. Binnen een stuk zelf wordt vaak gebruik gemaakt van contrasten, bijvoorbeeld tutti tegenover solo, instrumentaal tegenover vocaal, etc. Een andere belangrijke tegenstelling in de Barok is het gebruik van polyfonie en homofonie.

De term ‘Barok’ is afgeleid van het woord ‘barocque’, wat ‘grillig’ betekent. Met name in de jaren 1740-1750 werd deze term vaak gebruikt voor de muzikale stijl die men typerend achtte voor die periode.

Barok – cultuur

Het wereldbeeld in de vroege Barok is in grote lijnen vanuit de Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance overgeleverd. Alles in de wereld heeft een vaste plaats en is geordend volgens harmonische principes binnen de ‘Harmonie der Sferen’.

Opvattingen over ‘het ware, het goede en het schone’ en de samenhang hiervan, passen binnen dit wereldbeeld. Het ‘ware’ wordt beoordeeld vanuit de natuurfilosofie, het ‘goede’ gaat over de ethiek en het ‘schone’ wordt bepaald door de harmonie.

Muziektheoretische geschriften uit die tijd kunnen dan ook aanwijzingen geven voor het componeren van ‘goede’ muziek. Het belangrijkste doel van muziek is God te dienen en de ziel van de mens te beroeren. De beste manier om dit te doen, is de harmonie van de kosmos te weerspiegelen aangezien die als een volmaakte harmonie wordt gezien. Door middel van het ‘schone’ wordt het ‘goede’ gediend. De musicus is in dit verband geen autonome schepper: God is de enige Schepper, de kunstenaar representeert een gegeven object. Hij kristalliseert het essentiële aspect uit een object of emotie en creëert een benadering van een ongeweten werkelijkheid.

Dit concept vinden we terug in het idee van de macrokosmos en de microkosmos. De macrokosmos is het universum met de onderlinge verhoudingen, die in de microkosmos (de mens) in dezelfde verhoudingen terugkomen. In de muziek komen we dus opnieuw deze verhoudingen tegen.

De Verlichting

Langzamerhand komt er een omwenteling in het denken. In de Renaissance werd dit al in gang gezet bij de opkomst van het humanisme en opstand tegen de paus. Hierdoor werden allerlei ontwikkelingen in gang gezet, die vergaande gevolgen hadden. Het humanisme stelde de mens meer in het middelpunt; men ging wetenschap belangrijker vinden dan geloof; de kerk verloor zodoende meer van haar macht, waardoor e mens nog meer in het middelpunt kwam te staan. Omdat de kerk niet meer de grenzen aan kon geven, waarbinnen geëxperimenteerd kon worden, verkreeg het individu de ‘ware vrijheid’.

Wetenschappelijke ontwikkelingen

Vanaf 1700 kwam er steeds meer kritiek op de rationalistische filosofie, waarbij het verstand de basis is voor het creëren van kunst. Vanuit de ideeën van ervaringsfilosofen, groeide het empirisme. Hun opvatting was, dat kunst ontstaat uit wat onze zintuiglijke ervaringen ons vertellen. Op zich was dat geen nieuw idee, want in de Griekse filosofie komen we dat al tegen bij Aristoteles. Dit oude idee kreeg een nieuwe impuls door allerlei wetenschappelijke ontwikkelingen.

De ‘Harmonie der Sferen’ is een concept van het totaalomvattende beeld van het universum. Hierin worden de mens en de samenleving verklaard en geaccepteerd. Dit wereldbeeld gaf houvast, het gaf zin aan het leven. Wij weten inmiddels dat die theorie niet klopt… echter dat wisten de geleerden toen ook al! De theorie is in feite een model, niet een beschrijving van de echte wereld. Toch hield men vast aan dit model, eenvoudigweg omdat het ‘werkte’: het gaf houvast.

Het is eenvoudig aan te tonen dat de theorie van de ‘Harmonie der Sferen’ niet klopte. Harmonie beschrijft verhoudingen; 1: 2: 3: 4. In de praktijk bleek dit niet te werken: het was onmogelijk om instrumenten zuiver te stemmen.

Door nieuwe ontdekkingen ontstaat een nieuw wereldbeeld. Men gaat meer op de eigen zintuigen vertrouwen en de mens neemt een nieuwe plaats in.

De plaats van de mens

In het oude wereldbeeld was alles geordend volgens een hiërarchie. Ook in de maatschappij was deze hiërarchie aanwezig. Men onderscheidde allerlei rangen en standen, variërend van het gewone volk tot de adel. In de Verlichting gaat de burgerij een belangrijker plaats innemen. Dit heeft te maken met een verschuiving van de macht. Rond 1750 leefde men in een tijd dat macht kapitaal en kapitaal macht as. Steeds meer burgers kregen kapitaal. Een enkele burger kon nog lang niet tippen aan een vorst wat rijkdom betreft, maar aar een vorst in feite op een eenzame hoogte verkeerde, kon de burgerij zich verzamelen en zo toch de vorst overtreffen.

Rijkdom gaat gepaard met pracht en praal. In het verleden kwam dit tot uiting in o.a. de kunst: architectuur, schilderkunst en de muziek. Elk zichzelf respecterend hof had een hoftheater, waar met name opera’s werden uitgevoerd. De opera was hèt muziekgenre bij uitstek. De burgerij in haar nieuwe macht, stuit nu op een probleem: waar de adel een eeuwenlange traditie van kunst en cultuur heeft doorgemaakt en hier dus veel kennis van had, was dit voor de burgerij iets nieuws en onbegrijpelijks. Het is boeiend om te zien dat er dan ook een verschuiving komt in muziekgenres. In plaats van de ‘zware’ opera seria van het hof, gaat de burgerij liever naar de wat lichtere opera buffa. Er komen betaalde concerten die voor iedereen toegankelijk zijn. ‘Iedereen’ is natuurlijk relatief; je moest wel geld hebben!

Ontwikkelingen in de muziek

In de opbouw van een muziekstuk komt een verschuiving die aansluit bij de behoefte van een bepaald publiek. In het verleden was er sprake van ‘unendliche endlichkeit’, wat in de muziek gekenmerkt wordt door een gelijkvormig, haast ononderbroken, schijnbaar oneindig voortspinnen van gegeven thematisch materiaal. Een vast omlijnd, in zich gesloten thema kent de tijd van J.S. Bach nog niet. Daar komt langzamerhand verandering in. Het is alsof de burgerij in de nieuw gevonden vrijheid zelf grenzen opzoekt, waarbinnen met zich kan bewegen. Men zoekt de ‘beslotenheid’ in plaats van de ‘oneindigheid’. Het thema begint vorm te krijgen en de klassieke vorm begint hier al op te komen.

De Verlichting is de tijd waarin wetenschappelijke kennis niet meer voorbehouden is aan een beperkt aantal geleerden. Er komen encyclopedieën met alle tot dan toe vergaarde kennis, die voor iedereen toegankelijk zijn. Er ontstaan bibliotheken, conservatoria, reisverslagen etc.

Het is interessant om te ontdekken dat muziektheoretische geschriften niet meer in de eerste plaats bedoeld zijn voor geleerden, maar geschreven worden voor ‘Kenner und Liebhaber’: de amateur krijgt een plaats en kan kennis nemen van ‘vakliteratuur’. Oudere theoretici beschrijven de wetenschappelijke kennis en doel van muziek, nu krijgt ook het praktisch musiceren een plaats.