blog placeholder

Volgens Aristoteles (384 v. Chr. – Chalkis322 v. Chr.) moeten we om het begrip “rechtvaardigheid” te kunnen definiëren, eerst begrijpen wat het woord “deugd” betekend, want zoals Aristoteles zegt, “rechtvaardigheid is de deugd waardoor we weten wat rechtvaardig is.”

Deugd zou je kunnen beschrijven als een “natuurlijke neiging om het goede te doen”. Een soort van “goedheids reflex”. Een deugd staat altijd in het midden tussen twee uitersten, zoals bijvoorbeeld de deugd behulpzaamheid staat tussen egoïstisch en altruïstisch of de deugd moed staat tussen lafheid en roekeloosheid.

Je zou dus kunnen zeggen dat rechtvaardigheid gebaseerd is op een gevoel en niet op het rationele.

Maar hoe zit het dan met rechtvaardigheid en de wet? Wie bepaalt in de wetten wat rechtvaardig is en wat niet. Is het niet raar dat als je iets in de wet vast legt, dat dit gebaseerd is op een gevoel dat niet voor iedereen hetzelfde hoeft te zijn? Want tenslotte is gehoorzaamheid aan de wet de “eerste en algemene betekenis van rechtvaardigheid”.

Aristoteles zegt hierover dat wetten er zijn om de samenleving goed te laten functioneren en dat je je aan die wetten moet houden is dus niet omdat die wet heilig is, maar omdat dat die wetten ergens toe dienen, om “het geluk van de staatsgemeenschap in stand te houden”. En het geluk van de gemeenschap is een absolute voorwaarde voor het geluk van het individu. Als iemand deze wetten overtreedt is diegene dus een direct gevaar voor het geluk van de gemeenschap en het individuele geluk. Men gaat, bij wetgeving in een democratie, dus uit van het beste voor de grootst mogelijke groep.

Misschien kan men hier uit concluderen dat rechtvaardigheid een norm is, die voor zoveel mogelijk mensen geld, gebaseerd op de waarborging van geluk voor zoveel mogelijk mensen.

 

Maar wat als dat nou verkeerd uitpakt, zoals bijvoorbeeld in Nazi Duitsland in de 2e wereld oorlog. Waar het voor de Nazi’s rechtvaardig b(leek) te zijn om Joden te vervolgen en dat  dus, voor de Duitse meerderheid, het “geluk” betekende. (Wat op zich natuurlijk discutabel is want een heel groot deel van Duitsland stond hier niet achter, maar moest.) Is het dus per definitie rechtvaardig als de meerderheid iets goedkeurt? (Volgens filosoof Tharsymachus is dit dus wel het geval: “Rechtvaardigheid is het voordeel van de sterkste.”).

Uiteindelijk denk ik dat rechtvaardigheid een combinatie is van gevoel ‘deugd’ en ratio. Rechtvaardigheid moet beslist worden door de meerderheid, maar de meerderheid heeft een morele en menselijke verantwoordelijkheid tegenover de minderheid, in zekere zin denk ik dat dit ook de basis moet zijn van een democratie. Makkelijker gezegd dan gedaan overigens!