blog placeholder

“Ken jij Jezus?” wordt me gevraagd zodra ik het plein in Den Haag op loop. Het is een grote, gezette en vooral bebaarde man die me aanspreekt. Met fel rood hesje, waar ‘schreeuw om leven’ op staat. “Nou, nee,” is het korte antwoord dat volgt. “Maar dat is belangrijk hoor jongen! Alles draait om Jezus en onze Heere God!” reageert de bebaarde evangelist op serieuze toon.

De jaarlijkse ‘Mars voor het Leven,’ georganiseerd door de stichting ‘Schreeuw om Leven’ vond dit jaar weer plichtsgetrouw plaats in de Haagse binnenstad. De achttiende editie inmiddels. Deze ‘Mars voor het Leven,’ in het leven geroepen door christenactivist Bert Dorenbos, is een stille tocht van voorvechters voor een absoluut abortusverbod. De abortuswet, die dit jaar haar 30 jarig jubileum viert, is volgens Dorenbos en medestanders moord en erger dan de holocaust in de Tweede Wereldoorlog.
 
Ongeveer vierhonderd belangstellenden staan aandachtig te luisteren naar de vele sprekers die op het geïmproviseerde podium in de koude buitenlucht hun boodschap verkondigen. Betogers vanuit het hele land en gastsprekers van over de hele wereld zijn vandaag op deze plek tezamen gekomen om de ‘kindermoord’, zoals zij het zelf plachten te noemen, een halt toe te zeggen.
 
De leeftijden van de demonstranten variëren van peuters tot hoog bejaarden. Een groepje van wat oudere vrouwen staat vooraan bij het podium met borden waar ‘my abortion hurt me’ op staat, hier en daar een gezinnetje en groepen jongeren. De één met spandoek, de ander met een rood stuk tape over hun mond geplakt waar met viltstift ‘LIFE’ op is gekalkt. Maar het valt meteen op dat de groep vertegenwoordigers van dit standpunt voor het grootste deel uit mannen op leeftijd bestaat.
 
Eén van deze mannen, gehuld in rood windjack, bijpassende muts, en grijze snor, blaast tussen de speeches door op een grote koeienhoorn, die een geluid produceert dat doet denken aan een middeleeuwse veldslag die op handen is. Een voorbijganger die het tafereel even aanschouwt kijkt afkeurend en roept plotsklaps de menigte een luid “oprotten allemaal, oprotten met God!” toe. De hoornblazer zijn blik vernauwt, zijn neusvleugels verwijden en het schijnt dat de man de voorbijganger aan wil vliegen. Hij zwaait agressief met de Hebreeuwse vlag die hij bij zich draagt, maar laat uiteindelijk dit geval aan de massaal aanwezige politieagenten over, die de schreeuwer op zijn misdaad wijzen.
Het ziet er naar uit dat politiekorps Haaglanden een ware rel had verwacht, op te maken uit de getalen politie te paard, te fiets en te voet die aanwezig zijn. Vele ME’ers staan om de menigte van demonstranten heen om eventuele ongeregeldheden tegen te gaan.
Dit blijkt echter niet nodig. Op één enkel incident na. Achter de betogers staat een drietal tegendemonstranten: vrouwen, verkleed als heks, Jezus en duivel. De borden en spandoeken die ze bij zich dragen bevatten teksten als ‘SGP nee’ en ‘nog steeds baas in eigen buik.’ De duivel, die blijkbaar iets te hard haar leuzen over het plein laat schallen, wordt onverwachts door drie agenten opgetild en verdwijnt in een politiebus. Eén tegendemonstrant minder. De heks ziet het somber in. “Nederlanders zijn verwend. Ons wordt gevraagd of dit tegenprotest niet een beetje achterhaald is. Dat de jaren ’70 voorbij zijn, krijg je dan te horen.” De heks tovert een joint tevoorschijn waar ze eerst een paar flinke trekken van neemt alvorens verder te praten. “Nederlanders geloven dat alles wel voor ze geregeld wordt. Wij geloven daar niet in en daarom staan wij hier.”
 
De stille tocht zelf, die ook werkelijk stil is, verloopt zonder opstootjes, scheldpartijen of onenigheden.  Na terugkeer op het plein beklimt Cees van der Staaij (SGP) het podium om nogmaals te benadrukken dat “onder aanvoering van koning Jezus, ” hun doel bereikt kan worden. Uiteindelijk wordt er afgesloten met een gezamenlijk Wilhelmus onder begeleiding van een akoestische gitaar. De menigte draait zich om en verlaat gestaag het plein, waarbij ze de tegendemonstranten passeren. De meesten halen slechts hun neus op en lopen onderling fluisterend voorbij, waarbij menig venijnige blik naar de tegendemonstranten wordt geworpen.
Enkele fundamentalisten blijven echter staan en gaan de discussie aan met de jezus en de heks. De discussie beperkt zich tot een wel/niet twist, of er wel of geen God is. Het temperament loopt ineens hoog op. Een zestal politieagenten staat inmiddels paraat om in te grijpen en van de andere kant van het plein komt een andere groep dienders aansnellen. Den Haag heeft op dit punt iets droevigs over zich heen. Het weer wordt almaar kouder en langzaamaan wordt het al donkerder. Terwijl de voor en tegenstanders druk heen en weer aan het schreeuwen zijn doemt plots de rood gemutste hoornblazer weer op.
De man blijkt bijzonder kalm te zijn. Rustig legt hij uit dat hij geen problemen met de tegendemonstranten heeft. “Dat zij hier zo staan, dat is natuurlijk helemaal niet erg. Dat mag. We verschillen slechts van mening.” De man drukt me een plastic foetus in m’n hand. “Zie je? Dat is al echt een kindje. Wij christenen vinden het zo jammer dat de man geen inspraak heeft in zo’n abortus. Een vrouw kan zo’n beslissing in haar eentje niet maken.” Verslagen verlaat ik het plein. De tegendemonstranten moet in ieder geval één ding worden nagegeven: jaren ’70 zaken als abortusrecht en vrouwenrechten blijken bij sommige groepen nog wel degelijk in het geding te zijn.