14-05-2007
Als er een film zou bestaan over het bombardement van Rotterdam in 1940, dan zou hij als volgt kunnen beginnen:
Een groep mensen, vooral deftig geklede, grijsbehaarde ouderen, staat rond een groot, vreemd uitziend object. Het hoge object is gedrapeerd in een paars kleed en tekent contrasterend af tegen de grijze, dreigende lucht erachter. Wolken zweven met duizelingwekkende snelheid over de groep mensen heen en de wind lijkt het paarse kleed te willen verscheuren. Een onderdeel van het object komt af en toe tussen een spleet van het doek te voorschijn, en doet denken aan een been.
Rechts naast het object staat een klein podium, dat er is neergezet voor de spreker die net komt aangelopen. Hij test zijn microfoon, kucht nog eens en doet zijn in de war gewaaide haar min of meer goed. Maar dan gebeurt het. Een zacht zoemend geluid, een geluid dat steeds harder lijkt te worden. Mensen kijken om zich heen, snappen er niks van en kijken dan in de lucht. Stipjes zijn het, maar de stipjes worden stippen en de stippen krijgen vleugels. Sommige stippen lijken kleine stipjes te laten vallen. En dan…..
Knallen…rook…vuur. Chaos… verwarring…en verdriet……veel verdriet.
67 Jaar geleden heeft dit bombardement plaatsgevonden. Afgelopen maandag werd dit drama herdacht. Het object, gedrapeerd in het paarse kleed, is het beeld “Verwoeste Stad” van Zadkine. Dit beeld is geplaatst ter nagedachtenis aan het bombardement van toen. En wordt op deze 67e herdenkingsdag, na een restauratie, weer geplaatst op de plek waar het al jaren heeft gestaan: “Plein 1940” in Rotterdam.
Burgermeester Opstelten is de man op het podium. Zijn deftige bariton stem doet mensen aandachtig luisteren, als kinderen die naar hun vader luisteren. Hij legt uit over het beeld; het beeld dat met zijn handen gericht staat naar de hemel, alsof de hemel op hem neer wil vallen en hij deze wil opvangen. Het beeld dat een gat heeft op de plek van het hart, zoals Rotterdam een gat had op de plek van háár hart; het stadscentrum, wat bijna in zijn geheel platgebombardeerd is. Maar het symboliseert ook een gat in de ziel van de Rotterdammers na het bombardement, het gevoel van onmacht en wanhoop.
Toch vertelt Opstelten over de universaliteit van het beeld. Hoe het ook geïnterpreteerd kan worden als een symbool voor hoop. Want dit is wat het beeld uiteindelijk voor de Rotterdammers is gaan betekenen. Een gebaar naar de toekomst, een motivatie voor wederopbouw en vernieuwing.
Aan de andere kant van het beeld staat een klasje basisschoolkinderen afwachtend te luisteren naar de indrukwekkende meneer Opstelten. Twee kinderen kijken opvallend dwars door Opstelten heen. Het moet van de zenuwen zijn, want het zijn de kinderen die dadelijk bij de onthulling gaan helpen het kleed naar beneden te trekken.
Als Opstelten het einde van zijn speech nadert begint het te regenen. Het zou een cliché zijn om dit een bombardement van regen te noemen, en ook wat misplaatst. Toch gingen de tientallen paraplu’s eensgezind open als een krachtig afweergeschut, wat alle druppelbommen uiteen zou doen spatten. De symboliek sijpelde op de grond en stroomde de putten in.
Dan is het zover. Opstelten loopt met ferme stap richting het beeld en glimlacht vriendelijk naar de twee kinderen, die al klaar staan. Ontroerende klassieke muziek, gespeeld door twee trompettisten en twee trombonisten, zwelt aan en het publiek wacht met spanning af.
Na enkele mislukte pogingen, omdat door de wind het doek helemaal verkeerd om het beeld is gaan zitten, lukt het dan toch om het dramatische, maar mooie beeld ‘terug te geven aan de Rotterdammers’. Het beeld wordt dan ook ontvangen met enthousiasme en luid geklap. Het geklap dat tevens de aanwezigen doet opschrikken en ze laat beseffen dat, na deze grillige terugblik, iedereen weer opgelucht in 2007 is beland. In een schitterende, moderne en levende stad, met een heftig kloppend hart.