blog placeholder

In een kort bericht onder Globaal in de Telegraaf d.d. 6 december 2010 stond vermeld dat de belangrijkste geldbronnen van terreurorganisaties als al-Qaeda en de Taliban in Saoudie Arabie zitten. Dit blijkt uit door WikiLeaks gepubliceerde documenten.

De TELEGRAAF maakte maandag 6 december in haar korte rubriek GLOBAAL bekend dat de belangrijkste geldschieters voor Taliban en al-Qaeda zich Saoudie Arabie bevinden. Dit zou blijken uit door WikiLeaks gepubliceerde documenten.

Dat Saoudie Arabie een belangrijke geldschieter is achter Islamitische terreurorganisaties (waaronder Taliban en al-Qaeda) duikt met zekere regelmaat in het nieuws op. Ook nu is publikatie van dit gegeven door WikiLeaks blijkbaar weer opmerkelijk genoeg om er in de Telegraaf opnieuw melding van te maken. Misschien speelt hierbij de gedachte dat met dit gegeven maar vaak genoeg onder de aandacht te brengen het uiteindelijk bij het grote publiek zal doordringen. Met enige verbazing neem je daar als lezer dan weer kennis van. Je vraagt je dan af wat de bedoeling is van dit soort boodschappen, als tegelijkertijd de indruk wordt gewekt dat behalve daar kennis van nemen er in het Westen weinig mee gedaan lijkt te worden. Maar misschien is dat maar schijn en gebeurt er achter de schermen door Inlichtingendiensten veel meer dan zichtbaar is voor het grote publiek.

Het is een feit dat achter veel conservatief Islamitische invloed in de wereld – en vooral de uitbreiding daarvan – Saoudische geldschieters zitten. Met enige regelmaat verschijnen er ook in kranten in Nederland (en overige Westerse landen) berichten, dat bepaalde moskeeen met reactionair – Islamitische opvattingen ruimschoots van financien worden voorzien vanuit Saoudie Arabie. Ook imams die bijvoorbeeld in de gaten worden gehouden om hun opvattingen door de AIVD – en die niet stroken met fundamentele beginselen van Westerse democratieen – blijken op steun en ook geld uit Saoudie Arabie te kunnen rekenen. Die steun blijft niet beperkt tot uitbreiding van conservatieve Islam in het Westen. Want ook landen kunnen met deze gefinancierde steun te maken krijgen. Vooral in Afrika zijn geldschieters uit Saoudie Arabie in dit verband al jaren aktief. Zo werd Mauretanie in 2008 op een haar na “overgenomen” door (aan Al Qaeda verwante) fundamentalistische moslims, die – inderdaad – alweer werden gesteund door ruimschootse financiering uit Saoudie Arabie. Het leger verhinderde dit op het allerlaatste moment en riep de noodtoestand uit. Maar nog steeds vinden er in grote gebieden van Mauretanie geregeld aanslagen en ontvoeringen van buitenlanders plaats door fundamentalistische moslim groeperingen die aan Al Qaeda zijn gelieerd. Het land wordt ook nu nog, anno 2010, door het Ministerie van Buitenlandse Zaken als riskant en onveilig bestempeld en raadt reizigers af om er te gaan rondreizen. Maar ook in andere landen van Afrika laat die invloed van Saoudie Arabie zich behoorlijk gelden. Meestal gaat het dan om “ontwikkelingshulp” vanuit Saoudie Arabie aan Afrikaanse staten, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat er moskeeen worden gebouwd alvorens men als Afrikaans moslimland over het geld kan beschikken. Maar ook de opleiding van Afrikaanse Imams in Saoudie Arabie toont vaak het uiterst conservatieve stempel dat hen wordt opgedrukt en waarmee ze naar hun land van oorsprong terugkeren. Ineens blijken deze Imams vol begrip voor hun “compatriot” Osama bin Laden en vermelden dat hij toch vooral een “moslimbroeder” is.

Het Westen heeft veel landen in Afrika onder de Sahara in de loop van de jaren negentig  haar grootscheepse financiele steun onthouden. Veelal vanwege kritiek op het ontbreken van demokratische waarden ging men als Westerse mogendheid over tot het kritiseren van zo’n Afrikaans bewind of ging men voorwaarden stellen aan het verstrekken van financiele hulp. Ook een aantal landen in West Afrika is dat in de loop der jaren overkomen. In de leemte die dat veroorzaakte zijn vervolgens Chinezen gestapt, die minder moeite hadden met het “demokratisch gehalte” van bepaalde Afrikaanse regeringen. Hen ging het om een ruil van hulp in de opbouw van bijvoorbeeld infrastruktuur in die landen waarvoor grondstoffen werden terug ontvangen. De Afrikaanse machthebbers vonden dat een prima uitgangspunt, met als gevolg dat momenteel Chinezen zowat overal in Afrika buitengewoon aktief zijn, waar het Westen het nakijken heeft. Maar ook Arabieren stapten in de leemte die het Westen liet vallen, door af te zien van financiering van ontwikkelingsprojecten (of die over te laten aan veel kleinschaliger initiatieven van NGO’s). Het Arabische (olie)geld was plotseling ruimschoots voorhanden. Er moest slechts aan EEN voorwaarde worden voldaan: het ontvangende land moest in rap tempo moskeen bouwen. Want het woord van Allah moest kunnen worden verkondigd en aanbeden. En dat gebeurde. Zodat er gaande de jaren negentig en 2000 in rap tempo van een Islamitisch reveil sprake was in Afrikaanse moslimlanden. Waar voor een niet onbelangrijk deel ook Saoudie Arabie  haar bijdrage leverde en nog steeds levert. Herkenbaar aan het conservatieve en wezenlijk Westers vijandige jargon dat Imams, die hun opleiding in Saoudie Arabie volgden, ter plaatse aan hun zwarte moslimbroeders verkondigen.