Roelie zag er niet aantrekkelijk uit. Ik zou haast durven zeggen dat hij lelijk was. Hij was bruin, een beetje rat-vormig, met een staart, maar zonder poten. Soms was hij een poosje zoek en dan moest de hele afdeling psycho-geriatrie worden afgezocht, want Roelie’s eigenares was ontroostbaar zonder hem.
Eén keer had de familie haar overtuigd de oude knuffel in de vuilnisbak te laten verdwijnen. Dat was begrijpelijk, want Roelie was bevlekt, onfris en niet sierend voor een oude, respectabele vrouw. Toen de familie weer naar huis was, was zij het verhaal alweer vergeten. “Waar is Roelie?” rees de vraag en het dier moest hervonden worden of mevrouw kon onmogelijk in vrede naar bed gebracht worden.
Haar bijnaam was “Krabbeltje”. Tenminste, zo noemde ik haar na mijn eerste werkdag op de bewuste afdeling. Ik kreeg een krab in mijn gezicht toen ik probeerde haar uit bed te halen na het middagdutje. Er was nog een paar maanden een litteken op mijn wang te zien. Een introductieles in de benadering van mensen met Alzheimer. Toen ik geschrokken wegliep, vroeg ze onschuldig aan mijn collega: “Zuster, bent u boos op me?”
Ik leerde om te gaan met haar venijnige, angstige reactie. Ik kon haar na verloop van tijd rustig uit bed halen, gaf duidelijke instructies, hield mijn gezicht uit de buurt als het mis ging en hield haar dan even stevig vast. Dan huilde ze soms even, want het deed gewoon pijn om op te staan. Dan keek ze me ook weer vriendelijk aan, dankbaar voor het geduld. Zo kreeg ik een zwak voor de vrouw, die als ze haar eigen foto zag, altijd vertelde: “Kijk, dat is moeder.” En ik antwoorde: “U lijkt sprekend op uw moeder!”
Van Sinterklaas kreeg ze dat jaar een paar sloffen. Ongelooflijk hoe ze dat bleef onthouden, ondanks haar ziekte. Iedere morgen was het: “Kijk, nieuwe sloffen! Van Sinterklaas gekregen.” Ook toen we allang weer haar oude sloffen aandeden, omdat die toch veel lekkerder zaten.
Uiteindelijk heeft Roelie Krabbeltje ruimschoots overleefd. De familie nam hem niet mee, want hij was van geen enkele waarde. Hij bleef bij ons op de kast zitten als eregast. Krabbeltje had vast met hem begraven willen worden. Wat voor de één lelijk is, is voor de ander een schat.