blog placeholder

Moeten wij als Westerlingen nu bezorgd zijn over wat er in Egypte en in andere landen in het midden oosten momenteel afspeelt of niet? Het is misschien wel de meest prangende vraag in het Westen ten aanzien van de onlusten in Tunesië, maar vooral die in Egypte.

Ik vermoed dat Egypte in de ogen van de meeste Nederlanders te boek staat als zonnig vakantieland met een indrukwekkend cultureel erfgoed. Zelf ben ik één keer in Egypte geweest, inderdaad op vakantie. Ik zat een ruime week in een prachtig nieuw hotel in Hurghada, het toeristenoord bij uitstek in het land van de Nijl. Achteraf betreur ik dat ik niet Cairo of Alexandrië ben gegaan, maar Hurghada was zo goedkoop en het bleek bovendien een goede uitvalsbasis voor tripjes naar Luxor en het koraal in de Rode Zee. De piramides heb ik helaas niet gezien.

Wat me opviel aan Egypte waren de tegenstellingen. Aan de ene kant had je de wereld van het toerisme en aan de andere kant de wereld van de realiteit. In de wereld van het toerisme was eigenlijk alles schone schijn. Het leven voor de toeristen was er weliswaar zorgeloos, althans, voor zover zij zich dit konden realiseren, maar achter het weelderige toeristenleven ging die van de realiteit van het meest volkrijke land van het Midden-Oosten schuil.

De gemiddelde toerist viel het niet op, of waren er niet mee bezig. De goedkope hotels en blauwe zee trekken ieder jaar miljoenen toeristen naar Egypte. Het gros van die toeristen is daar natuurlijk vooral om vakantie te vieren. Over de werkelijke gang van zaken in het land dat zij bezoeken maken zij zich geen zorgen of willen zij zich geen zorgen maken. De grillen onder de bevolking voegen immers maar weinig toe aan hun welverdiende rust.

Waarschijnlijk reisde ook ik met die zekere vooringenomen houding af naar Egypte. Als vakantieliteratuur had ik het boek ‘Het zijn net mensen. Beelden van het Midden-Oosten’ van Joris Luyendijk meebracht, dat deels over Egypte gaat, meegenomen. En terwijl ik het las, ging ook steeds kritischer kijken naar hetgeen ik om mij heen aantrof.

Zo realiseerde ik me al vrij snel dat achter de wereld van het toerisme een andere wereld schuilging. Eerlijk is eerlijk, Egypte is een prachtig land met een fascinerende geschiedenis en een prachtige natuur. Toch merkte ik dat het land zelf, de samenleving, de regering, door en door verrot is. In de wereld van het toerisme was alles nep, en met alles bedoel ik ook alles. De vriendelijkheid van het personeel van het hotel, de praatjes van de vele verkopers, de mooie hotels, alles is nep.

In Egypte trof ik een land aan dat tot het uiterste gedreven wordt. Een volk dat zichzelf moet vernederen om nog aan enige inkomsten te komen. Een apathisch volk, dat gebukt gaat onder de absolute macht van haar president, zijne heiligheid Mubarak.

In de toeristenwereld ondergingen de Egyptenaren gelaten hun lot. Het enige waar zij in de ogen van toeristen op uit waren was geld. In werkelijkheid kan het misschien beter beschreven worden als overleven in een onzekere en ongelijke samenleving, maar op het buitenstaanders die voor het eerst kennis maken met het land komt het ongetwijfeld over als hebberig en op geld belust zijn. Niet voor niets vragen verkopers van toeristenwaar vaak als eerste of je voor de eerste keer in Egypte bent. Zeg je ja, dan stormen zij zich op je af en proberen je met allerlei fabeltjes souvenirs aan te schaffen. Zeg je nee, dan heb je meer kans dat je met rust gelaten wordt, omdat men zich dan aak wel realiseert dat zij niet meer in de trucjes en de leugentjes zullen trappen.

Die trucjes en leugentjes zijn overigens vaak heel creatief, maar meestal ook bespottelijk. Om je er niet te veel aan te ergeren kan je alle praatjes het beste met enige humor aanhoren. De schaamteloosheid waarmee men in de toeristenwereld je probeert over te halen iets aan te schaffen is in Egypte tot kunst verheven. Zo kwam ik op de eerste dag in een parfumwinkeltje en ik antwoordde de eerste vraag met “Ja”. De verkoper haalde vervolgens elk trucje uit de kast in de hoop me te verleiden iets aan te schaffen. ‘This parfume was made by my grandfather. He’s very special. He is now 150 years old and has lots of experience with this.”

In de toeristenwereld verwacht iedere Egyptenaar voor alles een fooi. Het is zelf een gewoonte geworden en reisleiders vertellen je dat je je hier als toerist vooral ook moet houden. De meeste doen dat ook, met als gevolg dat de Egyptenaren van alles verzinnen om een fooi te krijgen. De meest belachelijke dingen verzinnen ze en ze zijn daarbij niet te beroerd om hun hand vragend op te houden. Zo kwam ik bij de graftombe van Toetanchamon waar je uiteraard geen foto’s van mocht maken. Van de ingang overigens wel en ik besloot om een heel cliché een foto van mijn vriendin te maken. Direct kwam onze reisleider aan wie ik al menig fooi had gegeven er aan gelopen. Hij bood aan een foto van ons samen te maken. Ik zag er geen boze opzet in en liet hem dankbaar zijn gang gaan. Vervolgens stak hij natuurlijk zijn hand op en verwachtte hij een fooi. Enigszins geïrriteerd gaf ik hem geld, maar het bleek niet genoeg, Hij vroeg om meer en bleef zijn hand ophouden.

De busreis naar Luxor was een eye-opener voor me. In een lange stoet bussen, meer dan honderd tegelijk, reden we in colonne door de woestijn af naar Luxor. Het toerisme is samen met het Suezkanaal de belangrijkste inkomstenbron van Egypte en deze dient dan ook tegen alles beschermd te worden. Voor terroristen zijn toeristen natuurlijk een belangrijk doelwit en in de afgelopen vijftien jaar is Egypte dan ook een paar keer opgeschrikt door gruwelijke aanslagen op toeristen. Dit is dan ook de reden dat alle toeristen tegelijk in een colonne door het land worden geloodst, om de risico’s te verkleinen zeg maar.

Tijdens de reis naar Luxor kom je kort in aanraking met een andere wereld: de wereld van de realiteit. De reis bracht ons door enkele steden en dorpen waar de armoede van afdroop. Voor de colonnes werd het openbare leven stilgelegd. Alles moest ervoor wijken. Achter de geërgerde blikken van de Egyptenaren die voor ons moesten wachten, ging verachting, boosheid en de wanhoop schuil. In de grotere steden zag ik om de zoveel meter een groot portret van president Mubarak, het deed me aan een dictatuur denken. Ik had het van te voren niet verwacht, maar ik kreeg een steeds lagere dunk van Egypte.

Ik kreeg medelijden met het volk. De Egyptenaren die zich moesten uitsloven voor ons, de toeristen. En wij, wij vonden ze alleen maar irritant en interpreteerden hun pogingen ons dingen te verkopen als last en als hebzucht, in plaats van als wanhoop, onmacht en de wil om te overleven.

Eerlijk is erlijk, ik heb me ook doodgeërgerd aan de Egyptenaren in de toeristenwereld, maar ik voelde ook medelijden. Een vriendelijke, wat oudere taxichauffeur verteld me over zijn afgunst ten aanzien van Mubarak, die hij omschreef als ‘maffia’. En hoe aandachtiger ik keek naar de uiterlijke schijn van het Egyptische toerisme, hoe meer ik de interne spanningen voelden, de tegenstellingen in de samenleving. De militairen die overla aanwezig leken te zijn, met hun grote jeeps met opengeslagen deuren en machinegeweren in de aanslag, zag ik eerst nog als een teken van veiligheid, hoe gek dat misschien ook klinkt. Maar later zag ik ze als dreiging, als teken dat er iets goed en structureel mis was in dit mooie vakantieland.

Aan het einde van de vakantie walgde ik van Hurghada en Egypte. Ik was de toeristenwereld helemaal beu. Ik vond het absoluut niet erg om weg te gaan, al had ik me tegelijkertijd ook verbaast over de schoonheid van het land. Op het vliegveld in Egypte werd me één ding nog maar eens extra duidelijk. Als toerist wordt je vanaf het begin gezien als een wandelende en pratende portemonnee. Vanaf het moment dat je landt probeert men structureel zoveel mogelijk geld uit je trekken als mogelijk is en geen enkel middel wordt daarbij geschuwd. Let wel, ik heb het hier over de toeristenwereld. Met het echte Egypte heb ik maar nauwelijks kennis kunnen maken.

Op het vliegveld viel me op dat er twee verschillende locaties waren voor de paspoortcontrole. Ze heetten hetzelfde, maar bij de ene stond een rij en bij de andere niet. De niet al te slimme toeristen die geen zin hadden in de rij te staan kozen uiteraard voor de controle zonder rij, maar kwamen al snel bedrogen uit. Het bleek namelijk niet een echte paspoortcontrole te zijn, maar een ingang tot een winkelcentrum waar meteen meerdere verkopers op je af kwamen met hun souvenirs. Het idee: een fake-paspoortcontrole. Het zei me genoeg. Ondanks de weelde van de toeristenwereld in Egypte, besloot ik er nooit meer naartoe terug te keren.

En da nu de vraag: moeten wij bezorgd zijn over de onlusten in Egypte en het Midden-Oosten? Natuurlijk! Het is altijd de vraag wat er voor de regimes in de plaats komt. En toch. Ergens ben ik ook heel blij voor het volk. In dit geval het Egyptische volk. Eindelijk durven zijn zich te verzetten tegen een regime dat weliswaar mede in dienst staat van het Westen, maar wel ten koste van haar eigen volk. Een bevolking die tot het uiterste wordt gedreven, zichzelf moet vernederen en in dient moet stellen van de toeristen. Een volk dat murw geslagen is en absoluut geen vertrouwen heeft in de toekomst. Eindelijk durft deze bevolking zich te verzetten tegen haar overheersers en dat verdiend alle respect. Het is een bevolking die nu eigenhandig veranderingen wil doorvoeren, het heft in eigen handen neemt. Een bevolking die eindelijk voor haar eigen rechten opkomt. Of hun revolutie zal slagen? Waarschijnlijk wel. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Mubarak kan aanblijven. Maar verbeterd daarmee ook hun situatie? Het is denk ik maar zeer de vraag. Er zijn zoveel structurele problemen in Egypte. De armoede, de bevolkingsgroei, bijna één miljoen per jaar. Het land telt nu 80 miljoen inwoners, die overigens moeten leven in een bewoonbaar gedeelte dat niet veel groter is dan Nederland.

Verdere onlusten kunnen eigenlijk niet uitblijven, zelfs al zou Mubarak het land verlaten. Het is een illusie te denken dat er een direct een goed democratisch systeem in werking zal treden. Bovendien is er altijd de dreiging van Islamitische radicalisering.

Ik vermoed dat er heel donkere tijden zullen aanbreken voor Egypte. Een eventuele nieuwe regering zal waarschijnlijk enkele populaire maatregelen nemen die de bevolking op korte termijn tevreden zullen stemmen, maar het land zal daarna ongetwijfeld onrustig blijven dankzij de politieke, sociaal-economische en religieuze tegenstellingen. De overgang naar een democratie zal nog heel, heel lastig worden. Economisch gaat het land natuurlijk nog een aantal klappen krijgen, want de inkomsten van het toerisme zullen de komende jaren waarschijnlijk minder worden door het afnemen van het toerisme zelf.

Tja, ik zie het somber in en ik sluit niet uit dat wij over een aantal jaren zullen moeten concluderen dat de situatie, de status quo, zoals die er onder Mubarak was, misschien helemaal niet zo onbegrijpelijk was. We zullen het zien.

Bis vincit, qui se vincit in victoria