‘Ik kan het wel alleen, nee, geen zorgen.’ ‘Oh, dat is heel vriendelijk van u, maar nee, bedankt.’ Het liefst doen we alles alleen, zijn we geheel zelfstandig. Wat ons onafhankelijk maakt, en dat is goed. Maar we worden er steeds minder sociaal op. Eenzame mensen voelen zich nog eenzamer en verlaten. En hoe zit het met u?
Zij gaven hun leven
Soldaten, verplegers, moeders, vaders, artsen, politie, slaven, priesters, religieuzen, martelaren, leraren, boeren, en nog veel en veel meer mensen.
Zij gaven hun leven, in tijden van oorlog. Enkel wanneer er crisis is, voelen wij hoezeer we onszelf ‘moeten’ geven. En wanneer maken we nu echt crisis mee? Zal ik het nog ooit meemaken?
Wat voel ik me soms moe. Wat voel ik me soms verdrietig en eenzaam. Maar eigenlijk weet ik niet eens wat moeheid is. Moeheid van het vechten, van het werken, van het geven. Eigenlijk weet ik niet wat verdriet is. Verdrietig van het verlies van al mijn dierbaren. Nee, ik ben gezegend, dat ik me geborgen mag weten tussen zoveel geliefden. Weet ik wel wat echte eenzaamheid is? Heb ik ooit een moment gehad waarin ik totaal in de steek gelaten was? Misschien wel bespot en vernedert? Ik heb me wel eens eenzaam gevoeld, waarna ik snel genoeg een van mijn geliefde familieleden of vrienden kon opzoeken, om me geborgen te weten.
En zij?
Zij gaven hun leven. Zij hadden kans niet om zichzelf zielig te vinden. Het was nou eenmaal zo. Als zij zichzelf niet zouden geven, wie deed het dan wel? Het was zo duidelijk te zien: zij hadden elkaar nodig om te overleven.
Maar nu hebben we elkaar daar niet meer voor nodig. We kunnen het prima zelf. Zien we het niet vaak zo? ‘Vrienden genoeg, ik zie wel wanneer het me uitkomt dat ik met jou afspreek. Niet dat ik je niet aardig vind, nee, ik vind je aardig, maar nu kan het gewoon even niet.’
We hebben elkaar niet meer zo hard nodig. We kúnnen zonder elkaar. Wat er gebeurd, langzaamaan, is dat we zonder elkaar gaan leven. Net wanneer het óns uitkomt zoeken we elkaar op. Niet omdat we willen geven, maar omdat we behoefte hebben om te nemen. Ik wil je zien omdat ik nú zin heb. Omdat ik nu behoefte heb aan aandacht.
Is dat vreemd? Nee, vreemd is het niet. Het hoort bij onze tijd, we weten niet anders. Is het goed? Ik denk dat alle vormen van vriendschap goed zijn. Daar ben ik van overtuigd. Maar wat erachter schuilt, is luiheid, egoïsme. We leven niet meer voor de naaste. We leven voor onszelf. De naaste ziet maar hoe hij zijn eigen leven leeft, als hij zich maar niet met mij bemoeit. Tenzij ik het moeilijk heb. Ik, ik, ik.. Enkel wanneer het míj uitkomt. Wat een zelfzucht..
Wat is dan het ideaalbeeld? Hoe kan ik weten wat goed is?
Jezus zegt mij wat ik moet doen. Jezus zegt wat goed is, Jezus ís goedheid. ‘Heb elkaar lief zoals ik jou heb liefheb’. Wij leven niet voor onszelf. We leven voor God, omdat Hij ons heeft uitgekozen. We leven voor elkaar, zodat we een licht mogen zijn voor elkaar. Zodat we samen een lichaam mogen vormen met Jezus aan het hoofd.
God heeft ons zóveel talenten gegeven, zoveel kracht, zoveel inzicht, zoveel creativiteit. Gebruiken wij dit wel goed genoeg? Laten wij deze vruchtbaar zijn door niet alleen aan onszelf te denken?