De geblondeerde lokken van Wilders vormen misschien wel het meest gedurfde en unieke kapsel uit de hedendaagse politiek. En zoals vrijwel iedereen met enig politiek bewustzijn in Nederland ook weet, zijn zijn opvattingen op zijn zachtst gezegd ook gedurfd en uniek te noemen binnen Nederland, of je jezelf er nou in kan vinden of niet. Hij is volgens sommigen zelfs zo ver gegaan dat hij is aangeklaagd wegens het ‘aanzetten tot haat’ en tevens ‘discriminatie vanwege godsdienst en ras’. 2 november zal het Hof van Amsterdam uitspraak doen in deze zaak, die op 4 oktober van start zal gaan. Een korte vooruitblik.
De aanklacht
Wilders is zoals gezegd aangeklaagd wegens aanzetten tot haat en discriminatie wegens iemands godsdienst en ras. Deze aanklacht is gebaseerd op diverse uitlatingen die hij heeft gedaan over de Islam en moslimgemeenschap in het algemeen. Waarschijnlijk een van de meest bekende uitspraken is zijn vergelijking tussen de Koran en Hitlers boek ‘Mein Kampf’.
Een vergelijking maken van iets met Nazistische praktijken wordt over het algemeen als zeer verwerpelijk beschouwd en daarnaast is het ook nog eens discriminatie op basis van iemands geloof. Je kunt je inderdaad af vragen hoe nodig een dergelijke vergelijking is als je ook je (negatieve) mening over iets op talloze andere manieren kan verwoorden.
Het vermeende aanzetten tot haat van Wilders is vooral terug te vinden in uitspraken waarin hij de gehele moslimgemeenschap tot zwart schaap maakt: “(…) Een op de vijf Marokkaanse jongeren staat als verdachte bij de politie geregistreerd. Hun gedrag vloeit voort uit hun religie en cultuur. Je kunt dat niet los van elkaar zien. De paus had laatst volkomen gelijk: de islam is een gewelddadige religie”.
Het vraagstuk
Deze aanklacht levert hoe dan ook een zeer interessante discussie op over een aantal belangrijke rechten uit wet. Betreffende het deel van de aanklacht over discriminatie, zijn vooral het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet) en het recht op gelijke behandeling (artikel 1 van de Grondwet) relevant; hoe ver strekt het recht van vrijheid van meningsuiting zich nou eigenlijk uit? Mag je koste wat het kost je mening verkondigen, ook als dat ten koste van een geloof of bepaalde groepen mensen? Daarnaast is de specifieke rol van Wilders als kamerlid van groot belang, tot hoe ver reikt zijn zogenaamde ‘parlementaire onschendbaarheid’ (als kamerlid kun je niet vervolgd worden voor je uitlatingen, zo lang je deze binnen de kamer hebt gedaan)?
De voorzichtige Conclusie
Éen ding wat zeker vast staat is dat de uitkomst van deze rechtszaak zeer belangrijk zal zijn voor de normen en waarden omtrent wat je mag zeggen in Nederland. Het is immers een zeldzaam geval dat een politicus vervolgd wordt vanwege zijn radicale uitspraken. Is Wilders met zijn uitspraken te ver gegaan en dient hij inderdaad vervolgd te worden, en samen met hem anderen die dit in de toekomst zullen doen? Of is het hem geoorloofd dergelijke uitspraken te doen en dient het recht op vrijheid van meningsuiting beschermd te worden?
Ik kijk de uitkomst van het proces in ieder geval met veel belangstelling tegemoet, het zal een belangrijk moment worden voor het Nederlandse recht en de bevolking als geheel.