Wat is humor? Bij het zoeken naar een passende definitie komt men al gauw uit bij ‘dat wat aan het lachen maakt of ‘het komische’. Iemand die humor heeft maakt jou aan het lachen door zijn ‘komische’ gedrag. Een dergelijke definitie is misschien te gemakkelijk en niet helemaal juist. Humor heeft immers ook een ernstige kant. Stel dat we in een tijdschrift een foto tegenkomen van een popster die zwaar toegetakeld is door de plastische chirurgie en op een grote barbiepop lijkt: waarom vergaat ons dan het lachen al snel? Omdat de minachting en het afgrijzen dat de foto in eerste instantie oproept niet op kan boksen tegen het gevoel van medelijden dat ons tegelijkertijd overvalt. Want we weten dat achter het masker dat hij draagt een oprechter gelaat schuilt dat in feite gekweld wordt door angst. Het komische moet daarom onderscheiden worden van het humoristische. We zullen hier nader op ingaan door te kijken wat humor volgens de Italiaanse schrijver Luigi Pirandello precies inhoudt.
Pirandello (1867-1936), geboren in Argigento, schrijver van poëzie, theaterstukken en romans, ontvangt in 1934 de Nobelprijs voor de literatuur. Zijn bekendste roman Il fu Mattia Pascal verschijnt in 1904. Pirandello leeft in een tijd van modernisering, industrialisatie en technologie: een tijd die sterk aan veranderingen onderhevig is. In deze nieuwe gemechaniseerde wereld voelt de mens zich vervreemd. Het modernisme, dat in de eerste helft van de twintigste eeuw opkomt, wordt dan ook gekenmerkt door een onzekere en pessimistische houding jegens de samenleving. De mens is ondergeschikt geraakt aan het systeem van mechanisering en kent zijn plek niet langer. Kunstenaars proberen niet alleen deze onvrede vast te leggen, ze trachten tevens ook een soort van orde aan te brengen in de chaos.
Pirandello ziet de nieuwe wereld als een grote bedreiging; door de modernisering raakt de mens steeds verder van de waarheid verwijderd. De nieuwe moderne wereld is een schijnwereld en ieder mens draagt een masker. De samenleving kan gezien worden als een theater waarin ieder mens een rol speelt. Alles wat opgevoerd wordt is schijn. De ware identiteit wordt onderdrukt en ontkend. De natuur is uiteraard het tegenovergestelde van cultuur; de natuur is zuiver, puur en eerlijk. Door machines komt de mens steeds meer van de essentie (de ware, niet meer reduceerbare betekenis) vandaan. Het hoofdthema van Pirandello’s werk is dan ook het masker dat ieder mens draagt om zichzelf te verbergen. Volgens Pirandello is de werkelijkheid die iedereen denkt te bezitten een illusie. De eigen werkelijkheid is in feite opgelegd door anderen.
De ‘ik’ in Pirandello’s verhalen heeft met andere woorden geen essentie, maar is diffuus. Je bent wat een ander in jou ziet. Men kan vervolgens besluiten dit te accepteren of in opstand te komen en een masker en een leven waarin hij zich niet herkent voorgoed te verlaten. In een poging te ontsnappen aan deze van buitenaf opgelegde werkelijkheid (of illusie) is het daarom soms nodig dat iemand zijn toevlucht neemt tot humor. Door humor probeert iemand zich te bevrijden van de werkelijkheid die zijn omgeving voor hem geschapen heeft en een eigen wereldbeeld te scheppen. Hij breekt met het beeld dat andere mensen van hem hebben.
Humor
Door middel van humor legt iemand het beeld van de illusie bloot en dit is zowel een komische als een ernstige zaak. Humor gaat dus niet alleen maar over ‘grappenmakerij’, maar heeft ook een serieus karakter. L’umorismo Pirandelliano werkt met tegenstellingen; elementen die onverenigbaar met elkaar lijken worden naast elkaar gezet. Een voorbeeld kunnen we halen uit de film Kaos van Paolo en Vittorio Taviani. In deze film, die uit vijf korte verhalen van Pirandello bestaat, zien we in het tweede verhaal mal di luna (maanziek) een pasgetrouwd stel dat voor het eerst in de problemen raakt bij het verschijnen van de volle maan. Absurd genoeg raakt de man bij het zien van de volle maan in een totale waanzin en ontpopt zich als een soort weerwolf. Hij jankt, ontwortelt bomen, gooit de ramen in van zijn eigen huis en bedreigt zijn vrouw.
In eerste instantie is het vrij komisch wat hier gebeurt. Je merkt de tegenstelling op tussen wat de man doet en wat hij eigenlijk zou moeten doen.(Met zijn vrouw voor de haard een boek lezen bij wijze van spreken.) Maar waarom gedraagt die man zich zo? Als we achter die oorzaak komen of er een voorstelling van maken (de maan herinnert de man op pijnlijke wijze aan zijn moeder) lachen we niet meer.
Humor bestaat aldus uit een tegenstelling; er is een verschil in het voorkomen en het ‘voelen’ (of betekenis) van de handeling. Enerzijds roept de scène een lachbui op en wellicht minachting, anderzijds worden we overvallen door een gevoel van mededogen met het personage. Pirandello’s roman Uno, nessuno en centomila (1920) is op die manier zowel grappig als beklemmend. Het gaat over een zekere Vitangelo Moscarda die op een ochtend zijn gezicht in de spiegel staat te bekijken. Als zijn vrouw vraagt wat hij aan het doen is, antwoord hij dat hij pijn aan zijn neus heeft. ‘Oh, zegt zijn vrouw, ik dacht dat je stond te kijken hoe scheef hij staat’, waarop de man zich beseft dat hij een man met een scheve neus is voor zijn vrouw en dus in haar ogen een andere ‘ik’ is, dan de ‘ik’ die hij zelf in gedachten had. En voor de rest van zijn omgeving is hij ook steeds iemand anders.
Het gaat kortom over iemand die zich plotseling geschrokken realiseert dat hij niemand is, maar ingevuld wordt door honderdduizend andere mensen. Er ontbreekt een kernachtig ik: hij is niemand. Maar Moscarda legt zich daar niet bij neer en besluit te vluchten uit deze illusie. Hij heeft het ambitieuze plan om zijn bestaande ik te deconstrueren en een eigen ik te creëren. Men moet immers eerst vernietigen om iets nieuws voort te kunnen brengen. Hij besluit het zodoende helemaal anders aan te pakken. Ooit stond hij bekend als een vrek, maar nu stopt hij al zijn spaarcenten in het bouwen van een armenhuis waar hij tragisch genoeg ten slotte zelf in belandt.
De roman van Pirandello die als het meest humoristisch wordt beschouwd Il fu Mattia Pascal (1904) gaat ook over een persoon die ten onder gaat in zijn zoektocht naar de waarheid. Wanneer hij beseft dat hij zichzelf eigenlijk helemaal niet kent is hij niet meer in staat te functioneren in de maatschappij.
Afstand van het leven
Humor is voor Pirandello afstand nemen van het leven. Door te vluchten uit illusies die anderen geschapen hebben komt iemand misschien dichterbij zijn ware ik, of zijn ware gelaat, of wordt ‘niemand’ misschien ‘iets’, maar zeker is dat hij door dit proces steeds verder verwijderd raakt van de omgeving waarin hij leeft.
We kunnen dit misschien vergelijken met de reiziger die zijn vertrouwde veilige haven verlaat en onbekend gebied betreedt waarin hij zich ‘een vreemde’ voelt. De nieuwe bevolking waarin hij verkeert zal hem wijzen op elementen die voor hem aanvankelijk als vanzelfsprekend werden beschouwd (bijvoorbeeld huidskleur, lengte, etc) maar daardoor niet langer vanzelfsprekend zijn. Hij zal zich realiseren dat deze mensen een ander beeld van hem hebben dan de mensen thuis. Hij zal beseffen dat hij zichzelf eigenlijk niet echt kende en dat deze reis eigenlijk het zoeken naar de eigen identiteit betekent. Reizen is hier in zekere zin dus ook afstand nemen van de eigen omgeving om dichterbij de waarheid te komen. Er is weliswaar moed voor nodig; de mens is in feite angstig om het masker waarin hij zich verbergt af te doen en zichzelf te leren kennen. Maar juist die ontmoeting met de ander kan waardevol zijn in het zoeken naar de eigen identiteit, ook al zal dit ongetwijfeld helemaal niet makkelijk zijn en met veel angst gepaard gaan. Helemaal zal hij zichzelf waarschijnlijk ook niet leren kennen, maar het blijft toch het proberen waard.
Zie ook het artikel over de film Kaos.