blog placeholder

Het was 1960, het eerste officiële politieke debat werd gehouden op de televisie. Het was het debat tussen Kennedy en Nixon. De radioluisteraars waren het er over eens dat Nixon dé winnaar was van het debat. Dit in tegenstelling tot de tv-kijkers. Zij verkozen de knappe Kennedy boven de inhoudelijk sterkere Nixon.

De ontzuiling en de komst van de televisie hebben het politieke klimaat aanzienlijk veranderd. Door de ontzuiling laten de burgers zich steeds minder beïnvloeden door hun ideologische achtergrond. De zwevende kiezer ontstaat. De politiek speelt hierop in om kiezers te werven, de media om een zo groot mogelijk publiek te krijgen. Het gevolg is medialogica. Medialogica zijn de ‘vormelijke’ aspecten van de media, zoals lichaamstaal, uitspraak, mimiek en presentatie. Bij medialogica gaat het dus minder om de politieke inhoud, en meer om de wijze waarop het item gepresenteerd wordt. Medialogica kenmerkt zich door snelheid, framing, personalisering, hypes, herhaling en een hoge nieuwswaarde. Maar wat is eigenlijk het effect van de medialogica op het politieke debat? En wat is de macht van de medialogica en het prisoner’s dilemma.

‘Pas als de microfoon uitstaat wil het nog wel eens interessant worden.’ Dit zijn de woorden van Caspar Becx, presentator en eindredacteur van het TROS radioprogramma Kamerbreed. Bijna alle debatten die in de media worden gevoerd zijn niet meer spontaan, maar vooraf bedacht. Mediacriticus Noam Chomsky (1928) heeft hiervoor een theorie, de theorie van ‘concision’. Hierbij speelt het aspect tijdsdruk van medialogica een belangrijke rol. Politici willen gehoord worden, maar krijgen niet veel tijd om hun stem te laten horen. Dit leidt, volgens Chomsky, tot het steeds maar weer herhalen van wat al bekend en geaccepteerd is. Nieuwe opvattingen hebben namelijk meer tijd nodig om door te dringen tot het publiek. Als gevolg van de medialogica is deze tijd er niet. Dit veroorzaakt een versobert politiek debat; er wordt alleen nog maar verteld wat we allemaal al wisten.

Peilingen en scoren daar gaat het om. De toenemende concurrentie van de media dwingt journalisten tot het aanspreken van een groot publiek. Er wordt vooral gekeken naar snelle gecommercialiseerde programma’s. Hierdoor wordt nieuws steeds vaker gepresenteerd als amusement. ‘Door medialogica komt de nadruk van de berichtgeving steeds meer te liggen op de dramatisering en personaliasering van de berichtgeving’, aldus Dick Pels socioloog. Zo kunnen de media en politici achterban ‘scoren’. Burgers vertrouwen meer op de mening van iemand die ze denken te kennen. Het gevoel van vertrouwen en identificatie levert voor zowel media als politici meer aanhang dan een sterk concept.

De presentatoren bij een politiek debat zijn zelf meer aan het woord dan de politici. De presentatoren zijn de leiders van het gesprek en zij maken graag gebruik van retorische vragen. Dit uit zich in framing, een vorm van medialogica. Bij framing gaat het niet meer om de argumenten als overtuigingsmiddel, maar om het beeld, de invalshoeken en de woordkeus van de berichtgeving wat bepaalde associaties oproept bij het publiek. Framing leidt tot vervlakking van het politieke debat omdat de gespreksleider vaak al suggereert wat er als antwoord verwacht wordt van de politici. Mede dankzij framing wordt het politici bemoeilijkt om hun standpunten te uiten, en te laten horen wat ze zelf te zeggen hebben.

Een goede politicus heeft tegenwoordig meer nodig dan alleen vakkennis. Dit werd vorig jaar nog eens goed duidelijk in een interview van GeenStijl met Ella Vogelaar (ex-minister Wonen, Wijken en Integratie). Ze klapte dicht na de vraag of ze een spindoctor had. Alleen het feit dat er spindoctors bestaan geeft al aan hoe belangrijk het is voor een politici om goed voor de dag te komen in de media. Vogelaar had hier duidelijk moeite om met de media om te gaan, wat het einde betekende voor haar carrière als minister. Haar politieke beleid was niet sterk genoeg om haar slechte media optreden te compenseren. Geert Wilders (Partijleider PVV) weet daarentegen erg goed in te spelen op de media en boekt dan ook grote winsten. Maar over zijn politieke inhoud hoor je een stuk minder terug.

Uitstraling, je woordje klaar hebben en nog even naar de kapper voordat je als politicus op tv komt dus. De uitstraling van het individu lijkt tegenwoordig belangrijker dan de standpunten van de partij. Populistische politici weten beter in te spelen op de medialogica dan de klassieke politieke partijen. Dit mede dankzij het concept van het populisme: met begrijpelijk taalgebruik zeggen wat het volk wil horen en daarbij inspelen op de mening van de burger. Het succes van Pim Fortuyn is hier een goed voorbeeld van. Leefbaar Nederland stond hoog in de peilingen. Totdat Fortuyn weg ging als lijsttrekker van Leefbaar Nederland en zijn eigen partij begon, Lijst Pim Fortuyn. Hiermee boekte Fortuyn grote successen. Het ging vooral om Fortuyn als persoonlijkheid, en niet om de standpunten en de inhoud van zijn politieke debat.

Uit onderzoek van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling blijkt dat er een verband bestaat waarbij journalisten en politici hetzelfde belang nastreven: een groot publiek bereiken. De media willen veel kijkers, en de politici veel kiezers winnen. Het psychologische fenomeen van het prisoner’s dilemma ontstaat door medialogica. Bij dit dilemma is er sprake van strijd over de controle van een situatie. Twee onafhankelijke partijen hebben twee keuzes. Keuze 1 toegeven, keuze 2 zwijgen. De keuzes van de partijen beïnvloeden de uitkomst van het proces. Ik zal deze theorie verder toelichten aan de hand van de medialogica.

Journalisten noch politici kunnen zich onttrekken aan dit dilemma. De media verliezen dan hun publiek, de politici hun kiezers. In het volgende voorbeeld wordt duidelijk wat er gebeurt als één politieke partij zich onttrekt aan medialogica.

Als politieke partij 1 en 2 beide doorgaan met medialogica zal de situatie niet veranderen, beide partijen houden hun oorspronkelijke kiezers. Maar onttrekt 1 politieke partij zich aan medialogica en de andere politieke partijen gaan door met medialogica dan zou dit ongunstig zijn voor de ene politieke partij. Deze partij zal kiezers verliezen aan de partijen die doorgaan met medialogica. Het gunstigste geval zou, theoretisch, zijn dat alle politieke partijen zich onttrekken aan medialogica. Deze situatie is echter vrijwel onhaalbaar omdat je als politieke partij weet dat je beter af bent wanneer iedereen stopt met medialogica en jij stiekem doorgaat. Het blijft dan een kwestie van vertrouwen. De vicieuze cirkel is bereikt!

Ditzelfde voorbeeld is ook te geldig voor de media. Onttrekt één medium zich aan medialogica dan zal dat medium een groot deel van zijn publiek verliezen. Hieruit blijkt dat de medialogica zowel de politiek als de media in zijn macht heeft. ‘Niemand kan zich er aan onttrekken omdat iedereen eraan meedoet’ aldus RMO.

De media en politiek zitten gevangen in het prisoner’s dilemma. De partijen steeds meer gedwongen om in de medialogica op te gaan en zich zo te onderscheiden van de andere partijen. Dit geldt voor zowel de media als de politiek. Beide parijen kunnen zich niet onttrekken aan het prisoner’s dilemma. Dit leidt ertoe dat het politiek debat gevoerd wordt naar de wetten van de medialogica. Na elk debat worden de peilingen op sensationele wijze bekend gemaakt. Wie heeft er gewonnen en wie verloren? Het winnen is belangrijker dan het serieuze debat. Als gevolg van de medialogica neemt de kwaliteit van het politieke debat inhoudelijk af. Het gaat niet meer om de inhoud en de standpunten, maar om personen, emoties en peilingen. Of zoals A. Stevens (taalkundige) concludeert: ‘Dossierkennis is belangrijk, maar echt contact en kennis van literatuur, drama en retorica misschien nog veel meer’.