Wanneer is een (combi) kinderwagen en buggy veilig?
– De onderkant van de kinderwagenbak bevindt zich minimaal 50 cm boven de grond, het zitje van de wandelwagen of buggy 40 cm, dit om te voorkomen dat je kind te veel uitlaatgassen binnenkrijgt.
– De rem zit aan de duwstand en is makkelijk te bedienen. De rem blokkeert twee wielen. Als de wagen zwenkwielen heeft, moeten deze ook kunnen worden vastgezet.
– De rem werkt goed, ook als je ertegen duwt.
– De kinderwagen is stabiel: hij mag nooit kunnen kieperen.
– De wielen zijn dicht, dat voorkomt dat je kind met z’n vingertjes tussen de spaken bekneld raakt.
– De wagen en bijbehorende zaken als zonnescherm en parasol hebben geen scherpe onderdelen.
– De wagen moet makkelijk voort te duwen zijn.
– De verschillende standen zijn goed vast te zetten, zodat de wagen nooit dicht kan klappen.
– De duwstang zit voor jou op de juiste hoogte. Veel duwstangen kun je tegenwoordig verstellen.
– In het zitje van de wandelwagen moet een tuigje bevestigd kunnen worden. Een taille- en kruisband is niet voldoende.
– Voor je eigen comfort: kijk of je je schenen tijdens het lopen niet bezeert
– Het matrasje in de kinderwagen is in ieder geval 3 cm dik en past goed, terwijl de afstand tussen de bovenkant van het matrasje en de bovenrand van de kinderwagenbak minimaal 17 cm is
Voor het veilig gebruik van de wandelwagen en de buggy gelden de volgende regels:
– Laat je kind in de wandelwagen en buggy nooit alleen
– Zet je kind altijd in een tuigje of of gordel vast
– Zet de stilstaande wagen en buggy altijd op de rem, ook als je je kind erin gaat zetten
– Zorg ervoor dat de wagen en buggy stabiel is en blijft. Hang er geen zware boodschappentas aan
– Voorkom dat je kind met zijn handjes ergens tussen bekneld raakt of in aanraking komt met iets scherps.
– Houd je kind altijd in de gaten