Autisme, wie heeft er niet van gehoord. Ongeveer 1 op de 1000 kinderen heeft een stoornis in het autisme spectrum. Kinderen met autisme hebben problemen en achterstand op meerdere gebieden. Wat is autisme en wat zijn de kenmerken van autisme? Welke symptomen bij autistische kinderen geven een verklaring dat ze geen theorie of mind hebben.
Wat is autisme
Happé (2001) beschrijft autisme als een verstoring van de sociale en communicatieve ontwikkeling. Autisme is een biologische stoornis en zit sterk in de genen. Maar het wordt gediagnosticeerd op het gedrag. Vaste kenmerken van autisme zijn een gebrekkige sociale interactie en communicatie met vaste en herhalende interesses en activiteiten. Maar er zijn ook een heleboel andere soorten gedragingen die voor kunnen komen. Dit is bij elk kind anders en ligt ook aan de leeftijd en de vaardigheden van het kind. Sommige autistische kinderen zijn bijvoorbeeld heel stil terwijl anderen juist heel erg vriendelijk zijn en veel praten. De meeste autistische kinderen zijn verstandelijk gehandicapt en hebben een laag IQ, maar er zijn ook hoog intelligente autisten. Autistische kinderen kunnen zich vrijwel niet inleven in andere personen en ze kunnen vreemd gedrag vertonen. Ze kunnen niet de blik in de ogen van een ander volgen en leren ook niet fantaserend te spelen. Ze zijn ook niet flexibel, wat betekent dat ze niet tegen veranderingen kunnen en veel structuur in hun dagelijkse leven nodig hebben. (Happé, 2001)
Schultz (2001) beschrijft autisme als een genetische stoornis met een diepe impact op de ontwikkeling in het centrale zenuwstelsel. Meerder delen in de hersenen zijn hierbij betrokken, vooral de delen die verantwoordelijk zijn voor emotionele en sociale functies, het waarneming systeem specifiek voor gezicht en emotie herkenning en ook de cognitieve systemen waar je de bedoelingen van anderen ziet.
Autisme word meestal rond het 3e levensjaar gediagnosticeerd waarvan het merendeel jongens zijn. 1 op de 1000 kinderen heeft autisme. Autisme is pervasise development disorder. Dit betekent dat er een stoornis in verschillende soorten ontwikkelingen is (sociaal, communicatief etc.) (Happé, 2001).
Omdat autistische kinderen zo verschillend zijn, zijn er verschillende categorieën in het autisme spectrum. Zo is er de klassieke autist, het Rett syndroom, de Childhood Disintegrative Disorder, het syndroom van asperger en PDD-NOS (Pervasive Devolopment Disorder – Not otherwise specified). Tidmarsh en Volkmar (2003) beschrijven deze:
Klassieke autist: deze is ook bekend als Kanners syndroom. Er is een gebrek aan sociale interactie, communicatie, in het gedrag en het spelen is herhalend en stereotyp of in één ding of iets geïnteresseerd. Er moet een achterstand in sociale ontwikkeling, taal en symbolisch spelen zijn voor het 3e jaar. Deze kinderen zijn heel stil, leven in hun eigen wereld en zijn alleen. Ze spelen eigenlijk niet met speelgoed maar doen er telkens hetzelfde mee. Ten slotte kunnen ze niet tegen harde geluiden.
Rett syndroom: Dit syndroom komt voornamelijk bij meisjes voor en begint tussen 5 en 48 maanden. Het komt ook niet vaak voor 1 op 20000. Eerst ontwikkelen deze kinderen normaal maar later verliezen ze hun fijne motoriek. Ze gaan hun handen op een karakteristieke manier bewegen/wrijven. Ze gaan ook breed lopen, verliezen ook hun grove motoriek en verliezen hun taal vaardigheden, interesse in de omgeving en de sociale interactie. Het rett syndroom lijkt sterk op autisme. Later, tussen hun 2e en 10 levensjaar, wordt de sociale interactie weer beter en beginnen ze weer te communiceren. Er is dan meer oogcontact en sociale vaardigheden dan bij een autistisch kind. In de tienertijd word hun lichaam spastisch, hebben ze scoliose en een kleine mobiliteit.
Childhood disintegrative disorder: Is ook bekend als Heller’s syndrome. Deze vorm komt maar heel weinig voor en dan voornamelijk bij jongens. Tot hun 2e jaar ontwikkelen ze zich normaal. Daarna is er een achteruitgang in twee van de volgende gebieden: Taal, sociale vaardigheden, aanpassingsgedrag, blaascontrole, spelen of de motoriek. Het moet voor het tiende levensjaar voorkomen. Als het zich gevestigd heeft is lijkt het sterk op autisme of is het erger.
Asperger syndroom: Dit syndroom word meestal pas na 3 jaar gediagnosticeerd. De taal ontwikkeling verloopt normaal maar de motoriek ontwikkeling loopt achter en interesses zijn beperkt. De taal ontwikkeling loopt dan wel normaal maar de communicatie vaardigheden zijn minder goed. Meestal hebben ze maar 1 onderwerp waar ze over praten en praten ze er ook heel veel over. De spraak is vaak ook monotoon en saai. Deze kinderen zijn niet sociaal vaardig, maar willen dat vaak wel zijn. Ze zijn vaak ook heel slim en hebben goede cognitieve vaardigheden. Toch kunnen ze ook leerproblemen hebben. Vaak voltooien ze een universitaire opleiding.
PDD-NOS: Dit zijn kinderen die niet als klassiek autist gediagnosticeerd kunnen worden omdat ze niet alle kenmerken bezitten of omdat de leeftijd niet klopt in de criterium. Ze hebben een aantal symptomen van autisme en die kunnen heel divers zijn. Maar ze hebben te weinig symptomen om als klassiek autist gediagnosticeerd te worden. (Tidmarsh & Volkmar 2003)
Theorie of Mind
Mensen schrijven anderen verschillende mentale toestanden toe, zoals: bedoelingen, hoop, verwachtingen, verbeeldingen, doen alsof, verlangens en overtuigingen. Dit kunnen toeschrijven, van mentale toestanden en het interpreteren, uitleggen en het voorspellen van gedrag van anderen, word de ‘theorie of mind’ genoemd. En het gaat ook niet over simpel overtuigingen maar om overtuigingen te hebben over de mentale staat van anderen. 3 van de mentale toestanden geven een verklaring voor ons gezonde verstand: Verlangens, deze laten onze doelen zien; overtuigingen, laat zien hoe je over de wereld denkt en doen alsof, omdat mensen niet altijd zeggen wat ze eigenlijk bedoelen. (Leslie, 2001)
Keenan (2002) stelt niet alleen dat we eigenschappen en mentale staten aan anderen toeschrijven maar ook aan onszelf. De theorie of mind is belangrijk voor ons om de handelingen van onszelf en anderen te begrijpen en het gedrag van onszelf en anderen te voorspellen en in toom te houden door te manipuleren. Je kan bijvoorbeeld iemand iets laten denken wat eigenlijk niet waar is maar hem daardoor te troosten.
Verklaring kenmerken van autisme met theorie of mind.
Als je naar de kenmerken van autisme kijkt zie je dat mensen met autisme (bijna) geen theorie of mind hebben. Ze kunnen niet de begrijpen wat er in andere mensen zichzelf afspeelt. Ze begrijpen geen verlangens, bedoelingen, hoop, emoties, verwachtingen etc. van andere mensen. En kunnen geen gezichtsuitdrukkingen aflezen. Tager-Flusberg (2007) stelt dat tekorten in de theorie of mind bij autisten een aannemelijke verklaring is voor een aantal symptomen van autisme. Deze symptomen zij voor de beschadigingen in de sociale interactie en communicatie. Onderzoek heeft ook aangetoond dat sommige kinderen met autisme wel een theorie of mind lijken te hebben. Zij lossen het probleem alleen anders op dan niet autistische mensen. Deze Kinderen met autisme hebben dan betere plan en taal vaardigheden. Ze hebben een soort theorie of mind maar zullen nog steeds niet sociaal vaardig zijn. Ze kunnen dan door goed te luisteren, kijken en redeneren wat mensen bedoelen. (Tager-Flusberg, 2007)
Conclusie
De afwezigheid van een theorie is heel aannemelijk om bepaalde symptomen van autisme te verklaren. Deze symptomen zijn de tekorten in sociale interactie, communicatie en het niet kunnen aflezen van gezichten.
Referenties
Happé, F. (2001). Autistic disorder: psychological. In N.J. Smelser & P.B. Baltes (Eds.), International encyclopedia of the Social & behavioral sciences. 987-991. Elseveir Ltd..
Keenan, T. (2002). An introduction to child development. London, England, Sage Publications.
Leslie, A.M. (2001). Theorie of mind. In N.J. Smelser & P.B. Baltes (Eds.), International encyclopedia of the Social & behavioral sciences. 15652-15656. Elseveir Ltd.
Schultz, R.T. (2001). Autism, neural basis of. In N.J. Smelser & P.B. Baltes (Eds.), International encyclopedia of the Social & behavioral sciences. 983-987. Elseveir Ltd.
Tager-Flusberg, H. (2007). Evaluating the Theorie-of-mind hypothesis of autism [Elektronische versie]. Association for psychological science, 16, 311-315.
Tidmarsh, L. & Volkmar, F.R. (2003). Diagnosis and epidemiology of autism spectrum disorders [Elektronische versie]. Canadian journal of psychiatry, 48. 517-525.