Normale veroudering
Er is geen grens te trekken wanneer iemand tot de ouderen behoort, omdat ouderdomsveranderingen langzaam gaan en deze veranderingen per individu sterk verschillen. De grens wordt vaak getrokken op leeftijd en niet op grond van fitheid en belastbaarheid. Het is niet eenvouding “veroudering” te definiëren, ook al wordt dit verschijnsel gekenmerkt door een grotere kwetsbaarheid voor veranderingen in de omgeving en hoewel het bekend is dat een hogere chronologische leeftijd gepaard gaat met een grotere kans op overlijden. Geen enkele theorie kan verklaren waardoor veroudering veroorzaakt wordt en waarom mensen in verschillend tempo oud worden.
In dit artikel wordt normale veroudering beschreven op het niveau van:
– Fysieke veranderingen
– Hart en bloedvaten
– Longen
– Botten
– Spieren
– Centrale zenuwstelsel
– Neurosensorisch systeem
– Psycho-sociale veroudering
– Evenwicht
Veroudering
Er is geen grens te trekken wanneer iemand tot de ouderen behoort, omdat ouderdomsveranderingen langzaam gaan en deze veranderingen per individu sterk verschillen. De grens wordt vaak getrokken op leeftijd en niet op grond van fitheid en belastbaarheid.
Het is niet eenvouding “veroudering” te definiëren, ook al wordt dit verschijnsel gekenmerkt door een grotere kwetsbaarheid voor veranderingen in de omgeving en hoewel het bekend is dat een hogere chronologische leeftijd gepaard gaat met een grotere kans op overlijden. Geen enkele theorie kan verklaren waardoor veroudering veroorzaakt wordt en waarom mensen in verschillend tempo oud worden.
Wel weten we dat bij veroudering endogene en exogene factoren een rol spelen. Endogene veroudering (voorgeprogrammeerd proces) is genetisch vastgelegd, hieronder verstaan we onder andere: hormonale veranderingen, apoptose (geprogrammeerde celdood) en de beperkte delingscapaciteit van lichaamscellen.
Daarnaast komen ook exogene ouderdomsveranderingen voor. Deze zijn bijvoorbeeld het gevolg van schade door leefwijze zoals onder andere: roken, overvoeding, stress en milieu-invloeden. In de praktijk is deze indeling vaak moeilijk te onderscheiden en vaak werken exogene en endogene oorzaken samen.
Fysieke veranderingen
Het verouderingsproces heeft algemene veranderingen in de celgroei, celdeling, celreparatie en celregeneratie tot gevolg. Cellen verouderen niet allemaal op dezelfde wijze of in dezelfde mate; ze kunnen worden ingedeeld in ‘mitotische’ en ‘postmitotische’ cellen. Mitotische cellen kunnen zich delen, postmitotische cellen niet. De deling van de mitotische cellen is echter beperkt door de zogenaamde “hayflick limiet”. Naarmate de cel ouder wordt, neemt het tempo van de celdeling af en wordt deze onregelmatiger. Ook worden de telomeren (deel DNA) bij iedere deling korter. Uiteindelijk zijn de telomeren zo kort geworden, dat de celdeling ophoudt. Postmitotische cellen zijn geprogrammeerd voor een lange, maar eindige levensduur. Tot deze onvervangbare cellen behoren neuronen en cellen in hart- en skeletspieren. Veroudering bestaat dus uit de ophoping van schade aan cellen en weefsels.
Hart en bloedvaten
Een leeftijdsgebonden verandering is het stugger worden van de arteriewand doordat de elastische vezels in de wand worden afgebroken en het collageen en de calcificatie (verkalking) toenemen. Het gevolg hiervan is dat de arterie minder soepel wordt, waardoor de bloeddruk tijdens de systole sterker stijgt. Dit kan leiden tot systolische hypertensie. Andere veranderingen zijn het uitrekken van de arteriën, aortastenose en mitralisinsufficiëntie.
Door deze veranderingen van de arteriën en hartkleppen neemt de weerstand voor het hart toe. Doordat het hart vervolgens krachtiger moet pompen, wordt de wand van de linkerventrikel dikker en hierdoor verloopt de vulling vanuit de linkeratrium tijdens de diastole (vulling tussen tweede en eerste harttoon) moeilijker. Hierdoor wordt het slagvolume van het hart kleiner. Tijdens inspanning kunnen ouderen een kleiner slagvolume niet compenseren met een hogere hartfrequentie, omdat deze lineair afneemt met de leeftijd. Ook duurt het langer voordat de hartslag zijn maximale waarde heeft bereikt. Het gevolg hiervan is dat het hartminuutvolume in rust afneemt, wat leidt tot een slechtere zuurstofvoorziening van de weefsels. Dit leidt weer tot een lagere inspanningstolerantie.
Longen
Bij de veroudering verminderd de compliance (soepelheid) van de borstwand en elasticiteit van het longweefsel. Ook is er een verhoogde calcificatie (verkalking) van de ribben, een vermindering van de spierkracht van de intercostale spieren en veranderingen in de kromming van de wervelkolom. Deze factoren resulteren in een verminderde compliance (soepelheid) en een grotere ademhalingsarbeid.
Deze veranderingen leiden tot een vermindering van het maximale ademminuutvolume, de maximale expiratie en de één-secondewaarde. De totale longcapaciteit wordt kleiner, het restvolume wordt groter, de vitale capaciteit vermindert en de elasticiteit van de longen wordt kleiner. Ook is er een lagere arteriële zuurstofspanning in rust.
Al deze factoren leiden ertoe dat ouderen tijdens inspanning sneller kortademig kunnen zijn.
Botten
De bekendste leeftijdsgebonden verandering in botten is een calciumgerelateerd verlies aan massa en dichtheid. Dit verlies veroorzaakt uiteindelijk de ziekte osteoporose, waarbij de botdichtheid kleiner wordt. Osteoporose zorgt voor een afname van de hoeveelheid botmineraal, waardoor de botmassa en de sterkte van het bot afnemen.
Naarmate mensen ouder worden, raakt het evenwicht tussen de activiteiten van de osteoblasten (botopbouw) en osteoclasten (botafbraak) verstoord, waarbij de osteoclasten de overhand krijgen. Ook neemt op latere leeftijd de concentratie van vitamine D in het bloed af. Hierdoor wordt minder calcium geabsorbeerd uit de darmen en moet meer calcium geabsorbeerd worden uit de botten om aan de behoeften van het lichaam te voldoen.
Het is bekend dat bepaalde factoren, zoals onder andere immobiliteit, lagere oestrogeenspiegel en toediening van steroïden, de botafbreuk kunnen versnellen. Het gemakkelijk optreden van fracturen is het meest voorkomende gevolg van al deze veranderingen.
Spieren
Tijdens het ouder worden vindt er een verlies aan spiermassa plaats, deze wordt veroorzaakt door een afname van het aantal spiervezels en de afmetingen hiervan. De voortgeleiding van spierimpulsen vergt meer tijd en de coördinatie wordt slechter. Ook zijn er minder motoreenheden beschikbaar en is er een gebrek aan kaliumionen, waardoor de maximale contractiekracht kleiner wordt. Dit resulteert in een vermindering van de spierkracht en de lichaamsstabiliteit.
Volwassen skeletspieren zijn samengesteld uit drie vezeltypen: type Ia (langzaam, aërobe vezels), type IIa (snel, aërobe vezels) en type IIb (snel, anaërobe vezels).
Ouder wordende spieren vertonen een afname van type 2 vezels, hierdoor neemt de verhouding van type I spiervezels toe. Het gevolg hiervan is en verlies aan kracht.
Verder nemen ook het vermogen om energie te leveren en de maximale zuurstofopname lineair af met de leeftijd, waardoor ouderen sneller vermoeid zijn.
Centrale zenuwstelsel
Bij het ouder worden neemt de hersenmassa langzaam af, zodat deze op tachtigjarige leeftijd zes tot zeven procent kleiner is. Hersencellen zijn postmitotische cellen, dus deze kunnen zich niet meer delen. Het aantal neuronen neemt af en de werking ervan wordt minder efficiënt. Ook het aantal zenuwcellen en dendrieten nemen af, met als gevolg minder contact tussen de zenuwcellen. Verder ontstaan er degeneratieve afwijkingen als plaques en neurofibrillaire tangles (kluwe vezels binnen hersencellen).
De impulsgeleiding en de neurotransmissie worden trager op hogere leeftijd, waardoor het verwerkingsvermogen en de reactiesnelheid van het centrale zenuwstelsel afneemt. Een verklaring hiervoor wordt gevonden in de algemene afname van beschikbare neurotransmitters. Ook de voortgeleidingsnelheid in het centrale zenuwstelsel neemt af, waardoor de reactietijd en bewegingstijd aanzienlijk toenemen.
Neurosensorisch systeem
Het neurosensorische systeem omvat het zenuwstelsel en de vijf zintuigen.
– Taszin à specifieke sensoren voor aanraking, druk, pijn en temperatuur. Deze vertonen een achteruitgang, waardoor de gevoeligheid achteruit gaat.
– Oog à productie traanvocht neemt af, verminderd accomodatievermogen. Er kan seniel cataract of ouderdomsstaart ontstaan. Dit is lensvertroebeling die ontstaat door een grotere dichtheid van de lens.
– Gehoor à geluid bereikt de hersenen niet door stoornissen van het binnenoor of de gehoorzenuw. Veranderingen kunnen onder andere zijn; sclerose van het trommelvlies, otosclerose (verbening) van het slakkenhuis, verlies haarcellen in orgaan van Corti (bevat de haarcellen van het gehoor) en degeneratie gehoorzenuw.
– Smaak- en reukzin à deze wordt minder gevoelig op hogere leeftijd. Vier van de vijf smaakpapillen kunnen door atrofie verloren gaan en de waarneming van smaaksensaties wordt minder scherp. De waarneming van geuren neemt ook af. Dit draagt bij aan de vermindering van eetlust die veel bij ouderen voorkomt.
Psycho-sociale veroudering
De ouderdom heeft ook invloed op diverse cognitieve functies: het geheugen, het leervermogen, het gevoelsleven en de intelligentie. Ouderen zijn minder goed in staat nieuwe informatie op bruikbare wijze te organiseren zodat deze gemakkelijk terug te roepen is. Vaak kunnen ouderen zich details niet herinneren, maar de gebeurtenis globaal wel. Geheugenopslag op zichzelf is nog goed mogelijk bij ouderen, maar meestal is er een onjuist gebruik of afwezigheid van inprentingstrategieën, waardoor er sprake is van een geheugenprobleem.
Ook verminderd bij ouderen de waarneming en prikkels blijven langer in het zenuwstelsel aanwezig (stimuluspersistentie). Hierdoor wordt niet-relevante informatie slecht onderdrukt en kost het meer tijd en moeite prikkels te verwerken. Het gevolg hiervan is dat ingewikkelde motorische taken en taken die een complexe zintuig-motorische integratie vereisen, moeilijker zijn voor ouderen.
Er zijn twee soorten intelligentie:
– Gekristalliseerde intelligentie à beïnvloed door sociaal-culturele omstandigheden, vermogen om verbanden te ontdekken en formeel te redeneren. Deze intelligentie kan toenemen door zelfstudie en scholing, zelfs na het zestigste jaar.
– Vloeibare intelligentie à erfelijke aanleg, gebruik van het korte-termijn geheugen, vermogen om begrippen te formuleren, complexe verbanden te zien en abstract te redeneren. Deze vaardigheden zijn vaan neuropsychologisch van aard en kunnen afnemen na het zestigste levensjaar.
Evenwicht
Evenwichtsstoornissen worden gedeeltelijk veroorzaakt door celverlies in het cerebellum, welke gekoppeld is met het trager reageren van het centrale zenuwstelsel. Hierdoor vallen ouderen sneller en zijn zij minder goed in staat om hun evenwicht te hervinden voordat letsel optreedt.
Ook zorgt het verlies aan spiermassa, spierkracht en spiercoördinatie ervoor dat de lichaamsstabiliteit minder wordt.
Bronnen:
– Dr. F. Eulderink e.a. Inleiding gerontologie en geriatrie. Vierde herziene druk, Bohn Stafleu Van Loghum, 2004
– C.B. Lewis en J.M. Bottemly. Geriatrie in de fysiotherapeutische praktijk, Bohn Stafleu Van Loghum, 1999