blog placeholder

Het sociale netwerk breidt zich in de adolescentie erg uit. Daarnaast neemt de invloed van vrienden toe. Vrienden kunnen een beschermende rol spelen in de zin van een hechte vriendschap. Een hechte vriendschap zorgt namelijk voor het verbeteren van sociale vaardigheden en voor een emotioneel vangnet. Stressvolle gebeurtenissen en uitdagingen kunnen door dit vangnet makkelijker worden verdragen. Tevens zorgt zo’n vriendschap er ook voor dat de adolescent zich minder inlaat met strafbaar gedrag. Het kan echter ook anders. Vrienden kunnen er ook voor zorgen dat jou zoon of dochter zich inlaat met strafbaar gedrag en het verkeerde pad kiest. Komt dit alleen door vrienden of zijn er nog meer invloeden waar rekening mee gehouden moeten worden?

Beschermende factoren                                                                                                                       Zoals hierboven al werd gesteld zijn goede vrienden een beschermende factor. Familie kan er ook voor zorgen dat de adolescent op het rechte pad blijft.

Er is een bindingentheorie, van Hirschi, die dit goed verklaard. Volgens deze theorie wordt strafbaar gedrag namelijk gezien als gevolg van mislukte controle. Dus wanneer de controle van de ouders op het kind slecht is, is de kans groter dat een kind zich met strafbaar gedrag inlaat. Het is dus belangrijk dat ouders het contact met vrienden monitoren. Monitoren houdt in dat er regelmatig contact met de adolescenten en kennis over hun dagelijkse activiteiten is. Dit proces gebeurt veelal in drie fases. De eerste fases is het vaststellen van de verwachtingen en regels. De tweede fase betreft het gedrag van de adolescent in de vrije tijd. De laatste fase in het monitoren is de gelegenheid van de ouders om te bepalen hoe, waar, en met wie adolescenten hun vrije tijd besteden. Verder komt in deze fase ook voor of de regels en/of verwachtingen van de ouders zijn geschonden. Een hoog niveau van kennis van deze fases geven aan dat de ouders zich bewust zijn van de verblijfplaats, activiteiten en vrienden van hun kinderen. Afwezigheid van deze controle is geassocieerd met zowel een grotere betrokkenheid bij delinquent gedrag en een grotere betrokkenheid bij antisociale leeftijdgenoten. Ook blijkt dat een grotere steun vanuit het gezin zorgt voor minder delinquent gedrag in tegenstelling tot  weinig steun.

Risicofactoren                                                                                                                                Veel interessanter is misschien wel hoe vrienden er voor kunnen zorgen dat een adolescent meegaat in strafbaar gedrag van zijn of haar omgeving. Het hebben van sociale relaties voor strafbaar gedrag is al vroeg aangetoond. Toch is het niet duidelijk of men crimineel is en daarom vrienden kiest die dit ook zijn of dat men crimineel wordt door om te gaan met criminele vrienden. Op deze vraag kunnen twee antwoorden gegeven worden. Iemand wordt crimineel door wederzijdse beïnvloeding, dit is socialisatie, of door wederzijdse selectie op basis van crimineel gedrag. Het socialisatieprincipe gaat ervan uit dat het criminele gedrag een gevolg is van beïnvloeding- of socialisatieprocessen tijdens en door de vriendschap. Er wordt verondersteld dat deze vrienden invloed uitoefenen door middel van modellering, een voorbeeld zijn voor de omgeving in het vertonen van delinquent gedrag, door het versterken van delinquent gedrag of door het bieden van mogelijkheden om deel te nemen aan het delinquent gedrag. Het selectieprincipe gaat er vanuit dat mensen elkaar als vrienden kiezen op basis van gelijkheidskenmerken. Dit valt dus wel samen met het bovengenoemde similariteitsprincipe. Het is echter moeilijk om te stellen welke principe het crimineel gedrag verklaard. Beide processen spelen waarschijnlijk samen. Het is mogelijk dat in eerste instantie de vriendschap ontstaat op basis van selectie, licht delinquente jongeren voelen zich aangetrokken door gelijkgestemde leeftijdsgenoten. Daarna is er spraken van socialisatie, die leeftijdsgenoten versterken elkaars delinquent gedrag en daardoor neemt het toe in ernst en frequentie. 

Niet alleen vrienden, maar ook persoonlijkheidskenmerken kunnen bij sommige adolescenten bijdragen aan de risico’s voor het plegen van strafbaar gedrag. Dit kan worden uitgelegd aan de hand van de theorie van Moffit. Deze theorie heeft twee paden. De life course persistent groep en de adolescent limited groep Bij de life-course persistent criminelen wordt er van uitgegaan dat zij al vroeg antisociale gedragingen uiten en bij deze groep is onder andere de persoonlijkheid een risicofactor. Er zijn twee persoonlijkheidskenmerken die hun levensstijl karakteriseren, namelijk impulsiviteit en het maken van korte- termijn keuzes. Antisociaal gedrag en delinquent gedrag wordt mede door deze persoonlijkheidskenmerken een onderdeel van hun levensstijl. Bij de tweede groep, de adolescent limited groep, komt het delinquent gedrag echter door de al eerder genoemde maturity gap. Deze groep heeft dus niet de persoonlijkheid als een risicofactor.             

Eerder werd al getoond hoe het gezin een grote rol speelt als beschermende factor, maar het kan ook een risicofactor zijn. Veel onderzoeken laten zien dat adolescenten minder betrokken zijn bij probleemgedragingen wanneer hun ouders meer weten over hun verblijfplaats, vrienden en activiteiten. Jongeren bouwen minder snel relaties op met delinquente leeftijdgenoten wanneer hun ouders op de hoogte blijven. Daarnaast worden de jongeren ook minder gevoelig voor de negatieve gevolgen van het delinquente gedrag van vrienden. Wanneer ouders weinig toezicht houden en niet op de hoogte zijn van bijvoorbeeld verblijfplaats, vrienden en activiteiten van de jongeren zullen ze dus meer gevoelig zijn om relaties op de bouwen met leeftijdsgenoten en zich hiermee dus inlaten met crimineel gedrag.