blog placeholder

Al vanaf de geboorte is een goede interactie tussen baby en verzorger belangrijk voor onder andere de taalontwikkeling. Onderstaand vindt u de taalontwikkeling van kinderen tussen de nul en vijf jaar in het kort, plus: hoe de taalontwikkeling te stimuleren.

0-12 maanden 

Om te leren praten is het nodig dat er tegen het kind wordt gepraat en dat het kind dit kan waarnemen. Wat hiervoor nodig is, is een goede interactie tussen ouder en kind, dat het kind goed kan horen, dat het kind het gehoorde verwerken kan in de hersenen. Interactie is dus al vanaf de geboorte belangrijk. Door het praten van de ouders leren kinderen te luisteren en klanken te herkennen, die ze proberen na te doen. Klanken die niet in de omgevingstaal voorkomen, verdwijnen geleidelijk, klanken die wel in de omgevingstaal voorkomen worden meer en meer geoefend.

taalstimulering: vertel van alles over wat je samen met het kind doet, zing simpele liedjes, reageer op het gebrabbel van het kind (start een gesprekje), gebruik met voorlezen korte zinnen en simpele plaatjes

12 – 18 maanden

Het uitspreken van de eerste woordjes gebeurt op basis van de reactie van ouders op het brabbelen van het kind. Deze eerste woordjes zijn ingebed in het brabbelen. Er zijn ook kindjes die wel goed luisteren maar niet zelf tot woorden komen. Uit het feit dat ze anderen wel begrijpen en op anderen reageren is af te leiden dat de communicatieve ontwikkeling wel goed gaat. Zij herkennen de woorden en begrijpen dat de woorden een betekenis hebben. Woorden verwijzen immers naar een handeling, voorwerp, gevoel, enz. De leeftijdsmarge voor het uitspreken van woorden mag dus ruim worden genomen.

taalstimulering: het is nog steeds belangrijk van alles te vertellen aan het kind, liedjes te zingen, te reageren op wat het kind zegt / probeert te zeggen en voor te lezen. Stel ook vragen aan het kind en zorg voor mogelijkheden om nieuwe woorden te leren, door bijvoorbeeld uitstapjes. Door rustig te spreken en verhaaltjes en liedjes te herhalen geef je het kind de mogelijkheid alle informatie goed te verwerken.

18 – 24 maanden

Het kind ontdekt de zin: woorden bij elkaar met een samenhangende betekenis. Ze gaan deze zinnen begrijpen en zelf ook proberen te vormen. Te starten met 2-woord-zinnen. Vanuit de 2-woord-zin wordt het taalsysteem verder uitgebreid. Kinderen ontdekken taalregels en gaan deze ook (vaak nog niet op de juiste plek en manier) toepassen. Er is wat dit betreft een groot verschil tussen snellere en meer langzame kinderen.

taalstimulering: zie 12-18 maanden. Pas je aan het ontwikkelingsniveau van het kind aan: vertel verhaaltjes en lees boekjes voor op het niveau van het kind. Pas je ook aan de belevingswereld van het kind aan, gebruik recente onderwerpen en thema’s, zoals bijvoorbeeld een uitstapje naar de dierentuin. Spel wordt steeds belangrijker voor de taalontwikkeling: hierin gebruikt en oefent het kind de taal.

2 – 3 jaar

Vanaf 2,5 jaar gaat de taalontwikkeling snel, dus ook de verschillen tussen kinderen worden groter. Rond het 3e jaar spreken sommige kinderen duidelijk, anderen hebben nog moeite met het inpassen van de klanken in woorden, waardoor de verstaanbaarheid minder groot is.

taalstimulering: zie 18-24 maanden.

3 – 4 jaar

Veel kinderen maken een periode door van niet-vloeiend spreken. Ze beleven veel, willen vertellen, maar moeten ondertussen ook nadenken over de juiste woordkeuze en formulering. Als gevolg hiervan ontstaan er haperingen in het spreken, herhaling en het langer moeten zoeken naar woorden. 4 jarige kinderen spreken in zinnen, maar de manier van formuleren verschilt sterk per kind. Sommigen spreken in korte zinnen, anderen in lange samengestelde zinnen. Bepaalde klanken kunnen kinderen vaak nog niet goed uitspreken, zoals de R en de S.

taalstimulering: weer blijven veel vertellen, liedjes zingen, reageren op wat het kind zegt en voorlezen belangrijk . Het is extra belangrijk te reageren op wat het kind zegt, en niet hoe. Corrigeer een kind niet, maar herhaal het gezegde in de goede vorm. Het kind voelt zich op deze manier begrepen en leert meteen de goede vorm. Pas je aan het taalniveau van het kind aan en begin met het spreken in normale, samengestelde zinnen.

Vanaf 5 jaar

5 jarigen spreken over het algemeen vrij goed. Ze maken samengestelde zinnen van voldoende lengte en maken verschillende zinsconstructies, net als volwassenen. Het ene kind is van nature echter spraakzamer dan het andere. De inhoud gaat vaak over de eigen belevenissen en fantasieën, hoewel kinderen van deze leeftijd ook al kunnen filosoferen.

 

Minimum spreeknorm volgens Goorhuis-Brouwer (2007)

12 m – veel en gevarieerd brabbelen met melodie en intonatie van de moedertaal

18 m – tenminste vijf woordjes, woordopbouw nog onvolledig

2 j – tweewoordzinnen, woordopbouw nog onvolledig (klanken die nog niet uitgesproken kunnen worden, worden weggelaten en woorden worden verdraaid of in elkaar geschoven)

3 j – drie- tot vijfwoord-zinnen. Nog weinig grammaticale structuur. Verstaanbaarheid ongeveer 75%

4 j – korte, eenvoudige zinnen. Nog problemen met vervoegingen en verbuigingen (ik valte, speelgoeden). Verstaanbaarheid 75 tot 90%.

5 j – goed opgebouwde en samengestelde zinnen van voldoende lengte (als volwassene). Verstaanbaarheid meer dan 90 %. Concrete taalinhoud (eigen belevenissen, maar ook filosoferen)

 

Goorhuis-Brouwer, S. (2007) Taalontwikkeling en taalstimulering van peuters en kleuters. Uitgeverij SWP. Amsterdam.