blog placeholder

“If a teacher called on me, I’d panic. My heart would beat so hard, and I felt like I could barely beathe. My mind would just go blank, even though I knew the answers. My teachers were nice, but the minute I’d get called on, I was too nervous to say anything at all. Most of the time I tried not to get called on.” (Lyness, 2007)

Het bovenstaande citaat komt van een patiënt met een sociale fobie. Iemand met een sociale fobie heeft moeite met het staan voor mensen en een presentatie houden, omdat hij dan heel erg zenuwachtig wordt. Ongeveer 3% – 13% van de bevolking lijdt aan deze stoornis.

Sociale fobieën beginnen vaak in de jeugd en komen bij mannen en vrouwen evenveel voor (Gray, 2002). Mensen met sociale fobieën hebben vooral angst dat andere mensen hen kritisch of zelfs negatief zouden kunnen beoordelen. Daarentegen zijn gevoelens als zenuwachtigheid, schuchterheid of tentamenvrees geen aanwijzingen voor een sociale fobie als de betrokkenen er niet overmatig in hun dagelijks leven door beperkt worden. Mensen met een sociale fobie hebben een extreme angst dat ze iets niet goed doen, zich blameren en zich belachelijk maken. Ze vermijden veelal in het bijzijn van anderen te spreken of te eten (Gray, 2002). Afspraken, feestjes of het houden van openbare toespraken zijn voor deze mensen vreselijk. Een fobie drukt zich uit in een sterk gevoel van zenuwachtigheid, snellere hartslagen, zweten en eventueel hoofdpijn. Men heeft moeite om de zenuwen de baas te worden en is daardoor niet in staat om een situatie of een actie tot een goed eind te brengen (Turner, 2000). De zenuwen zijn vaak zo sterk aanwezig dat de betrokkenen proberen om sociale contacten te vermijden, zodat ook hun werkleven en hun privé-leven er sterk door beïnvloed worden (Turner, 2000). De betrokkenen weten wel dat ze met hun angsten overdrijven en niet normaal en verstandig handelen (Gray, 2002). Zij weten ook dat ze eigenlijk niet bang hoeven te zijn, maar toch lijden ze er erg onder. Soms zo erg, dat ze zelfs met gemakkelijke groepssituaties niet om kunnen gaan.

Een positieve ontwikkeling voor mensen met deze symptomen is dat een sociale fobie goed met psychotherapie of cognitieve gedragstherapie te behandelen is. Gewoonlijk is de ergste periode van de fobie zes tot twaalf maanden na het begin van de behandeling weer voorbij, maar er waren ook gevallen waarbij mensen met een sociale fobie tot vijf jaar nodig hadden om weer te genezen. Het is echter onduidelijk of mensen die eenmaal klaar zijn met de behandeling ook daadwerkelijk van hun fobie af zijn. Met medicatie kan men wel behandelen, maar het is niet gebruikelijk, omdat de kans op terugkeer van de stoornis dan te groot is. Als mensen die last hebben van sociale fobieën door middel van gedragstherapie worden geholpen, is de kans op terugkeer van de ziekte 20%. De angst voor sociale situaties verdwijnt nooit helemaal, maar de mensen die in behandeling waren hebben er minder last van en kunnen daardoor normaal leven (Turner, 2000). Naast de sociale fobie is er ook nog een ander type fobie te benoemen, de specifieke fobie.

Een specifieke fobie is, zoals de naam al aangeeft, een fobie gebaseerd op een specifieke gebeurtenis. Het object dat de angst veroorzaakt kan in principe van alles zijn, maar is, zoals beschreven in Gray (2007), in tegenstelling tot een sociale fobie, niet gebaseerd op een gebeurtenis waar eventuele interactie tussen mensen plaats kan vinden. Tot de meest voorkomende objecten behoren volgens Gries, Honig, van Os & Verhey (2003) kleine dieren (spinnen, insecten, vogels, katten), natuurgebonden omstandigheden (storm, wind, water, duisternis), bloed en verwondingen (het zien van het bloed, het zien of ondergaan van de verwondingen of medische ingrepen). Mensen met een specifieke fobie kunnen normaal gesproken de fobische stimulus vrij gemakkelijk vermijden (Gries, Honig, van Os & Verhey (2003). Wanneer het vermijden een probleem wordt, kan de vermijdingsdrang meestal met enige inspanning overwonnen worden.

Bij de diagnostiek van de specifieke fobie wordt gekeken naar een aantal punten dat meestal de doorslag kan geven (Gries, Honig, van Os & Verhey (2003). Het karakter van de diagnostiek kenmerkt zich wanneer er sprake is van typisch vermijdingsgedrag met aanvulling van zelfkritiek van de betrokkene ten aanzien van de irrationaliteit van de angst. Voor de behandeling is gedragstherapie erg geschikt en dan met name de exposure- techniek. De cliënt krijgt in zo’n situatie de stimulus te zien en zal, na herhaling, gewend raken aan de stimulus en beseffen dat de angst niet rationeel is en zal uiteindelijk de angst overwinnen. Twee soorten van exposure-technieken zijn in dit verband te onderscheiden; de systematische desensitisatie. Hierbij vindt exposure gradueel plaats volgens een hiërarchisch proces. De tweede techniek is ‘flooding’, waarbij de angst-oproepende situatie systematisch wordt opgezocht in een niet-hiërarchische benadering met als doel een snelle gewenning. Voor sociale en specifieke fobieën zijn bepaalde behandelingen te noemen die geschikt lijken te zijn om de stimulus te onderdrukken. Voor zowel de sociale als de specifieke fobie lijkt gedragstherapie in theorie een goede keuze om de behandeling mee te starten.

In de theorie is terug te vinden dat gedragstherapie voor een sociale en specifieke fobie als behandelingsmethode zeer geschikt kan zijn. Verder is het goed om deze gedragstherapie te combineren met een exposure-techniek, zodat er een optimale balans ontstaat, waardoor de cliënt een grote kans heeft om angstvrij te raken.

In de praktijk blijkt echter een voorkeur te bestaan voor cognitieve gedragstherapie, maar wel in combinatie met een gedragstherapeutische techniek, een voorbeeld hiervan is de exposure-techniek in vivo. Deze combinatie van cognitieve gedragstherapie met een gedragstherapeutische techniek zorgt ervoor dat de cliënt went aan de stimulus waar hij of zij zo bang voor is. Ook leert de cliënt hoe hij of zij het beste met de gevreesde stimulus om kan gaan. Tijdens het gesprek, de cognitieve gedragstherapie, zal het verwerkingsproces aan bod komen.