Jef Geeraerts is een Vlaamse schrijver. Als kind groeide hij op in het Antwerpen tussen de twee wereldoorlogen. Als jongeman zocht hij het avontuur in het koloniale Congo. Zijn eigenzinnigheid, zijn afkeer van de kleinburgerlijke maatschappij, zijn voorliefde voor het pure, ongerepte, wilde leven van Afrika, zijn kleurrijke persoonlijke relaties en zijn zoeken naar een plaatsje op deze wereld, vullen het vat van zijn inspiratie. Van zijn hand is een uitgebreid oeuvre aan romans en diverse literaire werken ontstaan. Erkenningen en succesvolle verfilmingen konden niet uitblijven. Maar vooral de man achter dit alles fascineert menig mens.
Het begin.
Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 als Jozef Adriaan Anna Geeraerts. Als enig kind in een welgestelde Antwerpse familie kreeg hij een strenge opvoeding. Hij liep school oa aan het Franstalige Onze-Lieve-Vrouwcollege wat hij omschreef als schijnheilig en uiterst streng. Samen met bourgeoisie-gehalte van zijn familie maakte dit van hem een teruggetrokken, eigenzinnige en zelfstandige jongen. Slechts bij zijn grootvader Janus, die uitgesproken anti-burgerlijk ingesteld was, vindt hij rust en ontspanning. Deze polariteit zal hem ook later blijven kenmerken. In de bossen van Brecht leerde hij van boeren en boswachters, maar zijn leergierigheid was niet te stillen. Zijn liefde voor de natuur en zijn verzet tegen een burgerlijke maatschappij laten hun sporen na in zijn later literaire werk. De oorlogsperiode is voor Jozef een relatief rustige periode. In 1948 voltooid hij zijn middelbare studies waarna hij zich inschrijft aan de Koloniale Hogeschool. Hij behaalt er een licentiaat in de Politieke en Administratieve Wetenschappen maar werd er naar eigen zeggen vooral ‘gebrainwasht’. Tussen 1952 en 1954 deed hij zijn legerdienst als reserveofficier in West-Duitsland waarna hij huwde met J. Swaelen.
Jef in het koloniale Congo…
Als ambitieuze jongeman ontvluchtte hij de naoorlogse vergrijzing en trok met zijn vrouw naar Congo waar ze samen drie kinderen kregen. Als koloniaal ambtenaar ging hij er op zoek naar een groots en intens leven. In de jaren ’50 was hij er tewerkgesteld als assistent gewestbeheer in Bumba, een stad gelegen aan de Congostroom in de Evenaarsprovincie. Hij woonde en werkte in Yandongi, in het oerwoud, wat van hem een echte ‘broussard’ maakte. Als ‘chef de région’ zorgde hij voor het onderhoud van de wegeninfrastuctuur, het toezicht op veldwerkers, het innen van belastigen, de rechtspraak,… Het bezorgde hem de naam ‘Mambomo Fimbo’ omdat hij goed met de zweep overweg kon. De assistent-gewestbeheerder Geeraerts zwaaide de plak over een gebied groter dan een Vlaamse provincie. Als hoofd van een pacificatiepeleton moest hij tussen 1959 en 1960 proberen de vrede tussen opstandige Afrikaanse stammen in stand te houden. In zijn positie en functie tussen de plaatselijke bevolkingen heeft hij de Afrikaanse cultuur en de psychologie van de congolezen van heel dichtbij gevoeld. Hij leefde met en tussen hen, werkte samen met hen, sloot vriendschappen en ging relaties aan, kortom een mens onder mensen. Een pure, onaangetaste natuur en het intense, wilde oerleven is wat hij ontdekte in het land en zijn inwoners. In 1960 werd reserveluitenant Geeraerts zwaargewond bij gevechten tussen twee vijandige stammen, de Baluba en de Lulua. De onrust in het land steeg en zouden leiden tot de onafhankelijkheid van Congo op 30 juni 1960. Veel blanken sloegen op de vlucht, zo ook Geeraerts’ gezin. Maar Jozef bleef liever in Congo aan de zijde van zijn toenmalige vriendin Julie Yenga. De onlusten blijven duren, het gezag van Geeraerts begint te tanen, de angst stijgt… In augustus 1960, slechts twee maanden na de onafhankelijkheid, vluchtte hij hals over kop terug naar België om nooit meer terug te keren.
… en daarna…
Er volgen twee jaar van doelloos rondlopen, nadenken en reflecteren over zijn plaats in de maatschappij. Huwelijksproblemen en het feit dat hij zich moeilijk kon schikken naar de westerse leefwereld leidden ertoe dat hij een eenzaam leven begon te leiden. Maar de schrijver in hem was al geboren. En schrijven deed hij, op zijn eigengereide, therapeutische manier. Zijn eerste roman ‘Heet water’ heeft nooit de drukpers gezien. Zijn volgende roman (1) liet hem voelen dat hij de taal niet meester was en in 1962 is hij Germaanse filologie gaan studeren aan de Vrije Universiteit van Brussel. Toen ook zijn gezinsleven ging aanvoelen als een keurslijf, heeft hij zijn familie verlaten. Dit zette hem aan om opnieuw de pen ter hand te nemen en de wereld van zich af te schrijven (2 – 6). Na zijn studies probeerde hij een baan in het onderwijs, maar ook dat kon hij niet volhouden. Hij werd tijdelijk redacteur van Elseviers Weekblad en vertaler. Daarnaast bleef hij steeds romans schrijven en dat tot op de dag van vandaag. In 1978 huwde hij Eleonore Vigenon en zij schreef in 2007 het boek ‘De spoken van Jef Geeraerts’ over het oeuvre van en leven met Jef Geeraerts.
… terug naar Congo.
2010 is het jaar waarin Congo zijn 50jarige onafhankelijkheid viert. Naar aanleiding hiervan trekt Jef Geeraerts terug naar ‘zijn land dat hem nog altijd behekst’ en waar hij in het collectieve geheugen nog steeds gekend is als ‘echt een goeie blanke’. Hij gaat er in Bumba op zoek naar sporen van vroeger, vrienden misschien en vooral zijn geliefde Julie. Lieven Vandenhaute volgde hem op de voet en brengt verslag uit op Canvas.
Pennenwerk.
Men noemt mij een schrijver, maar eigenlijk ben ik in de eerste plaats een journalist. Met andere woorden: mijn teksten handelen over situaties die ik door en door ken, over streken waar ik lang genoeg heb verbleven om me er goed te voelen, over dingen die ik aan den lijve heb ondervonden. Ik heb daar nooit moeite mee gehad, want ik heb een hekel aan de academische status van literator. Ik zou mezelf een journalist willen noemen die de nodige zorg besteedt aan taal, toon en stijl, meer niet. Het verschil tussen zo iemand en een literator is heel gemakkelijk te merken. Een literator kun je op een kilometer afstand herkennen omdat hij de indruk geeft de last van de hele wereld op z’n schouders te torsen. Hij brengt bovendien z’n dagen hoofdzakelijk door achter z’n schrijftafel en zuigt situaties en personages uit z’n duim. Dat ligt me niet, want ik ga van het standpunt uit, dat je meer tijd en energie verspilt met dingen uit je duim te zuigen dan ze eerst zelf te beleven of ernaar te informeren bij specialisten. Jacques Brel zei altijd: ‘Il faut aller voir.’ Juist. De enige plausibele reden die ik voor deze houding kan aanvoeren is dat ik nieuwsgierig ben als een merel en dat ik geen grein verbeelding heb. Ik voel me alleen maar echt goed wanneer ik m’n camera-oog kan gebruiken in ongewone omstandigheden, ver van huis, tussen mensen die een andere taal spreken, een andere cultuur hebben, anders denken, anders eten, drinken en bewegen, in landen waar de lucht ijler is of zwoeler, de wouden groter, de bergen hoger, de dieren wilder, de vrouwen anders maar even fascinerend. Daar regenereert m’n geest, en terug thuis verandert m’n inzicht in de Westerse cultuur en historie, die me ondanks alles nog altijd stevig in hun greep houden. Jef Geeraerts in ‘Op avontuur met Jef Geeraerts’.
De literaire carrière van Geeraerts telt evenveel jaren en ervaringen als boeken. Zijn verzet tegen de burgerlijke maatschappij en zijn liefde voor de natuur inspireren hem al sinds zijn kindertijd. Zijn Congolees verleden dat sterk contrasteert met de Westerse cultuur heeft ongetwijfeld de schrijver in hem wakker gemaakt. Ook de breuk met zijn eerste vrouw en kinderen en zijn persoonlijke relaties hebben een weerslag op zijn literaire werken. Na de wereld ongeremd en gretig van zich af te hebben geschreven én de lancering van zijn Gangreen-cyclus waarmee hij beruchtheid verwierf, schreef hij nog verschillende misdaadromans. Ook reisverhalen, journalistieke verslagen, toneelstukken, hoorspelen, bijdragen voor ‘Panorama’ en ‘Nieuw Wereldtijdschrift’, en een enkel verslag van een rechtzaak (Staf van Eycken, 1974) behoren tot zijn oeuvre. Maar steeds zijn zijn werken doorweven van de natuur, de jacht, vreemde culturen, erotiek, … Al schreef hij soms onder het pseudoniem Jan Heerhof; zijn uitgesproken levensdrift en ongeremdheid blijven zijn drijfveren.
1. Ik ben maar een neger (1962, roman)
2. Schroot (1963, roman)
3. Zonder clan (1965, roman)
4. Het verhaal van Matsombo (1966, roman)
5. De troglodieten (1966, verhalen)
6. De zeven doeken der schepping (1967, toneel)
7. Gangreen 1. Black Venus (1968, semiautobiografische roman. De aanzet tot de Gangreenreeks waren de colleges van professor en filosoof Leopold Flam aan de VUB. Het eerste boek van de reeks zorgde in het Vlaanderen van de jaren ’70 voor heel wat deining omwille van de al dan niet racistische en pornografische inhoud. Op de inhoud poseert zijn toenmalige geliefde Julie naakt. Ook het tweede boek veroorzaakte rumoer.)
8. Indian summer (1969, verhalen)
9. Avondspelen (hoorspel, 1970)
10. Concerto (1970, hoorspel)
11. Tien brieven over liefde en dood (1971, verhalen)
12. Avondspelen (TV-spel, 1971)
13. Gangreen 2. De goede moordenaar (1972, roman)
14. De fotograaf (1972, roman)
15. Ode aan Ignatius (1972, hoorspel)
16. Verhalen (1973)
17. Reizen met Jef Geeraerts (1974, reportages)
18. Gangreen 3. Het teken van de hond (1975, roman)
19. Kongo en daarna (1975, verhalen)
20. Dood in Bourgondië (1976, roman)
21. De heilige kruisvaart (1976, pamflet)
22. Gangreen 4. Het zevende zegel (1977, roman)
23. Gedachten van een linkse bourgeois (1977, aforismen gebundeld door G. de Ley)
24. De zaak Jespers (1978, reportage)
25. Kodiak.58 (1979, roman)
26. De coltmoorden (1980, roman)
27. Laatste brief rondom liefde en dood (1980, brieven)
28. Jagen (1981, roman)
29. Diamant (1982, roman)
30. Over gedichten vol liefde en verrukking (1982, essay)
31. Drugs (1983, roman)
32. De trap (1984, roman)
33. Anovlar (uit “Verhalen”, 1973) (in “Vlaamse verhalen na 1965”, 1984)
34. De zaak Alzheimer (1985, roman)
35. Marcellus (1985, brieven)
36. Het Sigmaplan (1986, roman)
37. Romeinse suite (1987, roman)
38. Gesprekken (1987, interviews)
39. Zand (1988, roman)
40. Schieten (1988, roman)
41. Het huis genaamd “Les Hêtres” (1989, verhalen)
42. Sanpaku (1989, roman)
43. Double-face (1990, roman)
44. Z 17 (1991, roman)
45. Het Rashomon-complex (1992, roman)
46. Op avontuur met Jef Gerets (1992, roman)
47. Achttien verhalen (1992)
48. De Cu Chi case (1993, roman)
49. De nachtvogels (1994, roman)
50. Goud (1995, roman)
51. De PG (1998, roman)
52. De ambassadeur (2000, roman)
53. Dossier K (2002, roman)
54. Geld (2004, roman)
55. Cro-Magnon (2006, roman)
Erkenningen
In 1694 kreeg Geeraerts een eerste erkenning: de Prijs van de Provincie Antwerpen voor zijn debuutroman ‘Ik ben maar een neger’. In 1967 volgde de Arkprijs van het Vrije woord voor ‘De Troglodieten’. De Driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalende Proza behaalde hij in 1969 voor ‘Black Venus’ (een maand later trowuens wordt het boek voor korte tijd uit de handel gehaald). In 1986 mocht hij de Gouden Strop ontvangen voor de beste Nederlandstalige misdaadroman en dit voor zijn werk ‘De zaak Alzheimer’. 2005 is het jaar waarin Geeraerts op nr. 314 eindigt in de Vlaamse versie van De grootste Belg. Zijn romans ‘De zaak Alzheimer’ en ‘Dossier K’ werden verfilmd in resp. 2003 en 2009. Ook ‘De zaak Jespers’ kwam op het witte doek en ‘Diamant’ werd bewerkt voor de televisie. Verschillende van zijn werken werden vertaald.
Bronnen
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/1.753148
http://nl.wikipedia.org/wiki/Jef_Geeraerts
http://home.hccnet.nl/m.v.enckevort/