Mensen lijken een ingebouwde affiliatiebehoefte te hebben. Dit betekent dat het in de aard van mensen ligt andere mensen op te zoeken om op een vriendelijke en coöperatieve manier met hen om te gaan (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Vanuit een evolutionair perspectief gezien is deze behoefte noodzakelijk om aan voedsel te komen, elkaar te beschermen en te reproduceren om te overleven. Maar niet iedereen vindt elkaar even aardig. Met de één kan men goed opschieten en met de ander wat minder. Of mensen elkaar mogen, hangt af van de interpersoonlijke aantrekkingskracht. Interpersoonlijke aantrekkingskracht kan worden beschreven als de positieve attitudes die twee of meer mensen van elkaar hebben. Er zijn allerlei determinanten die aan aantrekkingskracht ten grondslag liggen. De centrale vraagstelling die hieruit voortvloeit is: Wat zorgt ervoor dat mensen elkaar aantrekkelijk vinden? In dit artikel wordt betoogd dat de cognitieve evaluatie van de kwaliteit van een individu de voornaamste determinant van aantrekking is en dat emoties hier een cruciale rol bij spelen. Verder zullen er in dit artikel verschillende determinanten worden beschreven die bijdragen aan de interpersoonlijke aantrekkingskracht tussen mensen. Allereerst wordt ingegaan op enkele interne determinanten. Vervolgens zullen een aantal externe en interactieve determinanten beschreven worden. Ten slotte zal een conclusie worden getrokken.
Individuele verschillen in affiliatiebehoefte
Niet iedereen heeft een even grote affiliatiebehoefte. De ene persoon heeft meer baat bij sociale contacten dan de andere. Ook kan er een onderscheid gemaakt worden tussen soorten affiliatie. Expliciete affiliatie houdt in dat iemand het prettig vindt zich te bevinden in sociale situaties met veel mensen tegelijk. Impliciete affiliatie betekent dat iemand een voorkeur heeft voor één-op-één-contacten. De affiliatiebehoefte van iemand is een relatief stabiele eigenschap, gevormd door zowel genen als ervaringen (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Als iemand weinig behoefte heeft aan contact met anderen, zal iemand zich minder snel aangetrokken voelen tot andere personen. Ook externe gebeurtenissen kunnen invloed hebben op iemands affiliatiebehoefte (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Als er bijvoorbeeld iemand overleden is, wil iemand graag mensen om zich heen hebben die hetzelfde hebben meegemaakt. Dit biedt een goede gelegenheid voor een sociale vergelijking, het spiegelen van de eigen opvattingen en overtuigingen aan anderen om zo te kijken of men accuraat handelt of denkt.
Emoties en evaluaties
Emoties hebben een adaptieve waarde. Emoties motiveren ons om objecten die ons kunnen helpen te benaderen en objecten die ons hinderen te vermijden. Vanuit evolutionair perspectief gezien is onze capaciteit voor emoties voortgekomen uit natuurlijke selectie. Emoties sturen ons in de pogingen te overleven en te reproduceren (Gray, 2007). De emotionele toestand van een individu beïnvloedt wat diegene waarneemt, de denkprocessen, de beslissingen die iemand neemt, de motivatie en ook de interpersoonlijke aantrekkingskracht. De aanwezigheid van positieve emoties leidt tot positieve evaluaties van andere mensen, terwijl negatieve emoties leiden tot negatieve evaluaties. Er kan sprake zijn van een direct en een geassocieerd effect van emoties op aantrekking. Het directe effect is dat als iemand je goede of negatieve emoties bezorgt, je diegene als aardig of niet aardig beschouwt. Het geassocieerde effect vindt plaats wanneer een persoon simpelweg aanwezig is op hetzelfde tijdstip wanneer iemands emotionele toestand wordt uitgelokt door iets of iemand anders (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Als iemand bijvoorbeeld net is geslaagd voor het rijexamen en hij/zij ontmoet daarna een vreemd iemand, zal hij/zij diegene positief beoordelen. Als hij/zij gezakt was voor het rijexamen, had hij/zij deze vreemdeling veel minder positief beoordeeld. Dit effect heeft alles te maken met klassieke conditionering. Bij het principe van klassieke conditionering ontlokt een neutrale stimulus aanvankelijk geen reactie, maar nadat deze stimulus enkele keren gepaard gaat met een ongeconditioneerde stimulus, wordt het een geconditioneerde stimulus en ontlokt het wel een reactie (Gray, 2007). Een voorbeeld hiervan is het experiment van Pavlov. In het experiment van Pavlov kregen honden voedsel aangeboden, waardoor zij begonnen te kwijlen. Vervolgens luidde Pavlov een bel tijdens het aanbieden van het voedsel. Dit werd een paar keer herhaald, waardoor de honden op een gegeven moment al begonnen te kwijlen bij het horen van de bel (Gray, 2007).
Fysieke nabijheid en herhaalde blootstelling
De affiliatiebehoefte, emoties en de positieve of negatieve cognitieve evaluatie van een individu, die uit de emoties voorkomt, zijn interne determinanten van aantrekkingskracht. Er zijn echter ook externe determinanten die ten grondslag liggen aan aantrekkingskracht. Zo is het bijvoorbeeld een feit dat hoe dichter mensen zich bij elkaar bevinden, hoe groter de kans is dat men met elkaar in contact komt (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Die contacten komen tot stand door fysieke nabijheid. Maar echte vriendschappen, of misschien zelfs intieme relaties komen niet alleen tot stand door fysieke nabijheid, maar vooral ook door de frequentie van blootstelling. Het effect dat tot stand komt als mensen elkaar meerdere malen zien, wordt ook wel aangeduid als ‘mere exposure effect’. Een stimulus, in dit geval een persoon, zal positiever gewaardeerd worden naarmate diegene vaker gezien wordt, tenzij er de eerste keer een te negatief beeld van de persoon is gevormd, dan zal de waardering alleen maar negatiever uitpakken (Baron, Byrne & Branscombe, 2006).
Ogenblikkelijke evaluaties
Alleen de positieve emoties voortgekomen uit welke bron dan ook of herhaalde blootstelling hoeven niet per se voor aantrekking te zorgen. Ogenblikkelijke eerste indrukken kunnen ook een sterke emotie veroorzaken, soms zelf sterk genoeg om het effect van nabijheid te overtreffen. Zo’n ogenblikkelijke emotie kan gebaseerd zijn op eerdere ervaringen, stereotypes en attributies die worden toegeschreven aan mensen (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Meestal worden deze ogenblikkelijke evaluaties gemaakt op basis van iemands fysieke aantrekkelijkheid. Mensen zijn geneigd aantrekkelijke mensen positiever te beoordelen dan minder aantrekkelijke mensen (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). Volgens Montoya en Horton (2004) wordt aantrekkingskracht gebaseerd op een evaluatie van de kwaliteiten van een individu. De kwaliteit van een individu kan door een veelheid aan signalen worden bewezen. Fysieke aantrekkelijkheid behoort tot die kwaliteiten.
‘Soort zoekt soort’ of ‘tegenpolen trekken elkaar aan’?
Naast interne en externe determinanten bestaat er ook nog de interactieve determinant overeenkomstigheid. De ‘complementary needs theory’ stelt dat mensen zich aangetrokken voelen tot andere mensen die persoonlijkheidstrekken hebben die verschillen van de eigen persoonlijkheidstrekken (Larsen & Buss, 2008). De theorie gaat er dus vanuit dat tegenpolen elkaar aantrekken. De ‘attraction similarity theory’ stelt dat mensen zich aangetrokken voelen tot mensen met dezelfde persoonlijkheidskenmerken. Deze theorie gaat uit van het gezegde: ‘soort zoekt soort’ (Larsen & Buss, 2008). Uit onderzoek blijkt de laatst genoemde theorie meer op te gaan. Mensen zijn altijd op zoek naar vergelijkingsinformatie. Ze vergelijken hun attitudes, overtuigingen en persoonlijkheid met die van anderen om na te gaan hoe accuraat ze zijn. Als andere mensen meegaan in de eigen attitudes en overtuigingen, zorgt dit voor een positief gevoel van eigenwaarde (Van Oudenhoven & Giebels, 2004). Als dit niet het geval is, zorgt dit voor een minder goed gevoel. Hoe hoger de proportie van overeenkomsten, hoe positiever mensen elkaar beoordelen. Volgens de balanstheorie zijn mensen op zoek naar balans tussen dingen, dus ook naar de balans tussen hoe aardig je iemand vindt en de mate waarin je op elkaar lijkt. Ook vanuit een evolutionair perspectief kan een verklaring gevonden worden voor de voorkeur voor een overeenkomstig persoon. Een adaptieve reactie is elk fysieke kenmerk of elke gedragsneiging die de waarschijnlijkheid op reproductief succes voor een individu of voor andere individuen met overeenkomstige genen vergroot. Mensen zijn geprogrammeerd om andere mensen die niet op hen lijken niet aardig te vinden (Baron, Byrne & Branscombe, 2006). In het onderzoek van Montoya en Horton (2004) behoort overeenkomstigheid in attitudes ook tot de kwaliteiten voor een positieve evaluatie.
Conclusie
De centrale vraagstelling die in dit artikel is beantwoord, luidde: Wat zorgt ervoor dat mensen elkaar aantrekkelijk vinden? Er blijken verschillende determinanten aan aantrekkingskracht ten grondslag te liggen. Zo is gebleken dat de affiliatiebehoefte van mensen belangrijk is voor hoe snel mensen zich tot andere mensen aangetrokken voelen. Directe en geassocieerde emoties en gevoelens spelen een cruciale rol bij aantrekking. Als iemand voor goede emoties zorgt bij iemand anders, zal die persoon beter beoordeeld worden. Maar ook wanneer iemand toevallig aanwezig is op een tijdstip dat men die goede emoties al heeft, zal die persoon beter beoordeeld worden. Een andere determinant is fysieke nabijheid. Hoe dichter men bij elkaar is, hoe groter de kans dat men met elkaar in contact komt. Deze kans wordt nog groter als mensen herhaaldelijk aan elkaar blootgesteld worden. Een persoon die bij de eerste ontmoeting als positief of neutraal wordt beschouwd, zal nog positiever beoordeeld worden, naarmate deze vaker gezien wordt. Ook eerste indrukken kunnen een grote invloed hebben op aantrekkingskracht. De emoties die loskomen bij een eerste indruk kunnen gebaseerd zijn op eerdere ervaringen, stereotypes en attributies die men aan elkaar toeschrijft. Ogenblikkelijke evaluaties worden meestal gebaseerd op iemands uiterlijk. Mensen voelen zich aangetrokken tot individuen die op hen lijken, zodat zij zichzelf kunnen vergelijken met deze individuen. Als ze er dezelfde overtuigingen op nahouden, zorgt dit voor een positief gevoel. Kortom, aantrekkingskracht wordt gebaseerd op een evaluatie van de kwaliteiten van een individu. De evaluaties die individuen van elkaar maken, hangen af van de emoties die op dat moment de boventoon voeren of opgeroepen worden.
Discussie
De in dit artikel betoogde determinant van overeenkomstigheid hoeft niet op alle gebieden bevorderlijk te zijn voor aantrekking. Als het gaat om persoonlijke kwaliteiten, zoals kennis en vaardigheden, voelen mensen zich eerder aangetrokken tot complementaire anderen. Aanvullendheid kan zorgen voor het bereiken van doelen, die men alleen nooit bereikt zou hebben. Fysieke nabijheid en frequentie van blootstelling worden als twee verschillende determinanten gezien, terwijl ze eigenlijk samen moeten plaatsvinden, wil er echt een effect plaatsvinden. Ten slotte hoeven de in dit artikel betoogde determinanten niet alle determinanten te zijn die van invloed zijn op aantrekking. Er kunnen nog tal van andere factoren meespelen bij interpersoonlijke aantrekkingskracht.