blog placeholder

Co-sleeping komt voor bij 90% van de gezinnen ter wereld. Bij westerse samenlevingen is co-sleeping echter een stuk minder normaal. Er is veel kritiek voor te vinden, maar het is nog maar of deze kritiek terecht is. In dit literatuuronderzoek wordt onderzocht of co-sleeping wel echt zoveel nadelen met zich meebrengt, en of het niet veel meer cultuurgebonden is. Conclusie is dat dit wel geval is, en dat het voor de ontwikkeling van het kind geen specifieke negatieve gevolgen heeft.

Dit literatuuronderzoek zal gaan over co-sleeping en de gevolgen daarvan. Met co-sleeping wordt bedoeld dat het kind op de kamer van de ouders slaapt, of bij de ouders in bed. In onze westerse maatschappij staat men vaak wat cynisch en negatie tegenover dit fenomeen en komt het dan ook niet zo vaak voor. In niet-westerse culturen daarentegen, is co-sleeping veel normaler. Kinderartsen beweren soms dat co-sleeping vooral veel negatieve gevolgen zou hebben (Schachter et. All 1988)). Het zou de veroorzaker kunnen zijn van wiegendood, kinderen zouden stikken, en het hechtingsvermogen van het kind aan de ouder zou verstoord worden. Ook zou het kind van alleen op een kamer slapen een stuk zelfstandiger worden, en een betere nachtrust genieten dan wanneer hij bij de ouders slaapt. In dit essay wordt allereerst bekeken wat co-sleeping precies inhoudt en hoe vaak het voorkomt. Vervolgens zal gekeken worden naar de fysieke en geestelijke gevolgen van co-sleeping voor het kind, en de ontwikkeling van het kind. Er wordt uiteindelijk geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag of co-sleeping is aan te raden of juist niet.

Wanneer we praten over co-sleeping moeten we verschillende vormen onderscheiden. Zo heb je situaties waarbij het kind vanaf de geboorte direct bij de ouders in bed slaapt (de zogenaamde early co-sleepers) en situaties waarbij dit gebeurt vanaf ongeveer het eerste levensjaar. Dit is ook de leeftijd dat kinderen vaak moeite krijgen met het naar bed gaan, en ouders kiezen er dan vaak voor om het kind bij hun in bed te laten slapen. Tenslotte heb je ook situaties van co-sleeping waarbij het kind niet in het bed slaapt van de ouders, maar in een bedje ernaast.

Co-sleeping is de norm voor zo’n 90% van de gezinnen ter wereld. Diverse culturen praktiseren het, met uitzondering van de westerse. Een voorbeeld zijn de Maya, waar co-sleeping ook een normaliteit is. Hier wordt co-sleeping onderbroken bij de komst van weer een nieuw broertje of zusje. Het kind verhuisd dan naar de kant van het bed bij de vader, of komt in een bedje te liggen naast het bed van de ouders. (Berk). Ouders die ervoor te kiezen om samen met hun kinderen te slapen, doen dit meestal uit de gedachte dat het de band versterkt tussen ouder en kind. Het kind valt vaak sneller in slaap, en dit proces verloopt een stuk rustiger dan wanneer het kind alleen op een kamer slaapt.

In de westerse culturen komt co-sleeping dus een stuk minder vaak voor. De reden dat men dat daar co-sleeping minder praktiseert, is vanwege het feit dat men gelooft dat kinderen op die manier zelfstandiger worden en minder afhankelijk, wat geheel in lijn is met het feit dat de westerse culturen een stuk individualistischer zijn dan de niet-westerse culturen. (Latz e.a, 1998) Een groot voordeel van co-sleeping is dat het kind minder moeite heeft met het naar bed gaan wanneer het dicht bij de ouders is (Keller and Goldberg, 2002, Latz, 1999) Wanneer het kind nog borstvoeding krijgt is het voor de moeder ook een stuk makkelijker, want de moeder is dicht bij haar kind, en hoeft zelf niet uit bed. Kinderen die bij hun ouders in bed slapen worden vaker gevoed, en het voeden op zichzelf duurt ook langen (Berk) Het lijkt erop dat hoe langer het co-sleeping plaatsvindt, hoe langer de kinderen ook borstvoeding krijgen. (Keller and Goldberg, 2007) Keller en Goldberg concludeerde aan de hand van hun onderzoek in 2002 dat kinderen die bij hun ouders slapen, veel vaker wakker zijn dan kinderen die apart slapen. Opvallend uit het onderzoek is dat ouders die bij hun kinderen slapen het nauwelijks een probleem vinden als de kinderen wakker worden, in tegenstelling tot ouders die niet bij het kind slapen. (Latz 1999) Deze ervaren het vaak als vermoeiend en problematisch.

Hayes (2007) vond in zijn onderzoek dat kinderen die alleen slapen, veel vaker een beschermingsobject gebruikten, zoals een knuffelbeer o.i.d. dan kinderen die bij hun ouders sliepen. Bij kinderen die bij hun ouders slapen, vormen de ouder de bescherming. Een omstreden gevolg van co-sleeping is dat het kind afhankelijker zou worden, en minder goed in staat om zelf beslissingen te maken, en beperkt zou worden in zijn autonomie. Bij dit argument worden een aantal assumpties gemaakt, namelijk dat ‘alleen kunnen slapen’ een voorwaarde is om onafhankelijk te worden, en dat wanneer een kind op slaapgebied onafhankelijk is, het kind dit ook is op andere gebieden. (Keller and Goldberg 2002)

Een ander kritiek wat vaak wordt gegeven is dat wanneer kinderen bij hun ouders slapen, hun zelfvertrouwen minder wordt. Uit het onderzoek van Keller and Goldberg (2002) kan echter het omgekeerde worden geconcludeerd. Volgens hen kampten de early co-sleepers met minder sociale problemen op school dan de kinderen die apart van hun ouders sliepen.

Men kan zich afvragen of het niet erg is dat de kinderen die bij hun ouders slapen vaker wakker worden. Ook dit is omstreden. Er wordt wel gezegd dat de kwaliteit van slapen juist beter is, omdat de kinderen niet de stress ervaren bij het inslaap vallen die kinderen die alleen in slaap moeten vallen, wel ervaren (Berk).

We hebben gezien dat co-sleeping zeer veel voorkomt in de wereld, en al met al kunnen we verschillende vormen van co-sleeping onderscheiden, elk met hun eigen gevolgen. We kunnen concluderen dat er veel punten van kritiek zijn wanneer we het hebben over co-sleeping, maar deze kunnen stuk voor stuk worden ontkracht bij het feit dat co-sleeping ook een hele hoop positieve effecten heeft.

Zo ervaart het kind een stuk minder stress bij het in slaap vallen, en is hierdoor de kwaliteit van slapen beter. Het kind voelt zich veiliger, en hoeft dit niet te zoeken in knuffels o.i.d. Als het kind nog borstvoeding krijgt, zien we dat dit bij co-sleeping vaker gebeurt, en dat de drinksessies ook langer duren. Uit onderzoek is ook gebleken dat het niet zo is dat kinderen die bij hun ouders slapen minder zelfvertrouwen zouden hebben of minder capabel om hun eigen beslissingen te maken. Uiteindelijk zijn er dus niet direct argumenten te geven om te zeggen dat co-sleeping slecht is. Ik ben van mening dat het per familie, en per kind afhankelijk is. Het hangt af van de cultuur waarin je opgegroeid bent, wat je ideeën zijn over hoe je vind dat de maatschappij zou moeten zijn (individualistisch vs collectivistisch), en uiteindelijk je eigen intuïtie als ouder.

 

 

Literatuurlijst

– Berk, Cultural Variation in Infant Sleeping Arrangements.

– Hayes, M. J., (2007) Social experiences in infancy and early childhood co-sleeping. Infant and child development, 16, 403-416

– Goldberg, A., Keller, A.(2007), Co-sleeping During Infancy an d Early Childhood : Key Findings and Future Directions, Infant and Child Development, 16, 457-439

– Goldberg, A., Keller, A.(2002), Co-Sleeping: Help or Hidrance for Young Children’s Independence?, Infant and Child development, 13, 369-388, 2004

– Schachter, F.F., Fuchs, M. Polly, Stone, R.K.,(1989) Cosleeping and Sleep Problems in Hispanic American Urban Young Children, Pediatrics, vol. 84, No.3,1989

– Latz,S., Wolf, A.W., Lozoff, B., (1999)Cosleeping in context, Sleep practices and Problems in Young Children in Japan and the United States, Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, Vol. 153, 153-339, 1999