Waarom nu een voorlichting over rouwverwerking bij christelijke kinderen. Wat maakt deze kinderen nu anders dan kinderen die niet gelovig zijn?
Naar mijn mening hebben christelijke kinderen een andere visie op dood omdat ze mogen weten dat er Iemand is die van hun houdt, hun nooit in de steek laat en hun wil troosten. Dit zijn mooie woorden maar voor rouwende kinderen kunnen dit hele pijnlijke woorden zijn, want “waarom is mijn moeder dan overleden als God zo Almachtig is, had Hij haar niet beter kunnen maken?”.
Mag je dan niet boos zijn op God? Natuurlijk mag dat, het is een heel normaal proces en ik hoop door dit materiaal duidelijk te maken dat God de trooster is hoe moeilijk dat soms ook zal zijn.
Specifieke kenmerken van rouwverwerking per leeftijdsfase.
Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen rouwen? Als een kind contact kan maken en zich gaat hechten, dan kan het ook rouwen. Baby’s maken al heel snel contact, de hechting is er al voor de geboorte. Iedereen weet dat kinderen zonder contact niet kunnen overleven, ook al krijgen ze voldoende voeding. In het contact merken baby’s en kleine kinderen dat dingen veranderen. Mama is verdrietig en gaat daarom anders met haar kindje om. De baby merkt dat bijvoorbeeld aan de spierspanning. Rouwende ouders zijn vaak een tijdlang niet in staat om anders dan op de automatische piloot voor hun kind te zorgen. Kinderen slaan deze ervaring in hun lijf op. Zeker wanneer ze nog geen woorden ter beschikking hebben, hebben ze alleen hun lijf om te reageren. Het is zoals het is. Daarmee hoeft het geen drama te zijn. Ouders kunnen vaak niet anders op dat moment, ze rouwen, en dat is merkbaar in hun dagelijkse functioneren. En het kind ervaart dit, niet bewust overigens. Maar het is informatie dat dit kind meeneemt in zijn verdere leven en dat later soms op een of andere manier weer een rol gaat spelen.
Hoe kun je kleine kinderen het beste helpen?
Aanraking, knuffelen, liefdevolle aandacht is voor kleintjes het meest heilzaam. Soms kunnen ouders dit een tijdlang niet voldoende geven en is het van belang dat anderen er zijn om hen bij te staan. Bij twee- en driejarigen is vaak sprake van bewustzijn van het verlies. Op die leeftijd gaan kinderen met hun rouw om door de ervaring in hun spel te verwerken. Ze spelen het verlies uit via botsende autootje, poppen in een schoenendoos als kist, via playmobil, blokken of de poppenkast. Voor volwassenen gaat dat soms door merg en been maar het is hun manier.Wanneer ze een beetje kunnen praten is uitleg over wat er gebeurt, in woorden die ze snappen van groot belang. Ook willen hele kleine kinderen al betrokken zijn en vaak meehelpen met dingen. Een tekening in de kist leggen, de kist dichtschroeven, op de begraafplaats de bloemen water geven.Wanneer het overlijden iemand in het eigen gezin betreft, is het aan te raden te zorgen voor beeldmateriaal zoals foto’s of video van de uitvaart. Vaak komen kinderen er op latere leeftijd op terug en hebben ze vragen. Dan is het fijne om naar beelden te kunnen kijken. Daarom is het ook belangrijk om, indien mogelijk, ook kleine kinderen mee te nemen naar de afscheidsdienst. Wanneer de papa van een baby doodgaat en het kind ziet zichzelf later op de video van de afscheidsdienst terug, dan weet hij dat hij erbij heeft mogen zijn. En dat kan van groot belang zijn. Ook al denken veel mensen dat het geen zin heeft dat zo’n kleintje aanwezig is. Uiteraard is het fijn als er dan iemand in de buurt is die de baby of de peuter kan overnemen wanneer het de ouder teveel wordt of het kleintje het niet meer volhoudt.Hoe klein ook, wanneer een ouder, broer of zus overlijdt, is betrokkenheid het meest belangrijke.
Het stadium van ontwikkeling waarin het kind zich op dat moment bevindt, is van grote invloed op het rouwgedrag. Kinderen met een leeftijd tussen de geboorte en zes maanden zullen nauwelijks een reactie geven op het sterfgeval binnen het gezin. In deze leeftijdsfase kent een kind nog weinig verdriet. Wanneer het de dood van de moeder en in mindere mate van de vader betreft kan het kind wel wat huilerig worden door het gemis aan de gewende warmte die het van die ouder kreeg. Bij de moeder speelt ook het lichamelijk contact mee. Een kind dat op deze leeftijd te maken krijgt met een verlies zal daar geen blijvende gevolgen aan over houden.
Vanaf zes maanden tot de leeftijd van ongeveer twee jaar zal het kind gaan zoeken naar de overleden ouder. In deze fase veroorzaakt alleen een sterfgeval binnen het gezin een reactie van het kind. Deze uit zich door zoekgedrag te gaan vertonen. Het kind kan de ouder niet vinden, mist hem of haar en wordt huilerig en eet slecht. In deze ontwikkelingsfase van het kind is het goed mogelijk dat het terugvalt in een lager functieniveau. Dit wordt ook wel aangeduid met regressie. Hiermee wordt aangegeven dat een kind een stapje terug doet in de ontwikkeling en kan weer kan gaan duimzuigen of bedplassen, wat het daarvoor al niet meer deed.
In de leeftijdsfase tussen twee en zes jaar wordt het kind angstig als één van de ouders wegvalt. Het is bang de andere ouder ook te gaan verliezen en klampt zich figuurlijk en soms ook letterlijk aan de nabestaande ouder vast. Een kind in deze leeftijdscategorie huilt wel, maar vooral om de ontreddering die het bij anderen aanvoelt. Kinderen voelen de gemoedstoestand van volwassenen feilloos aan. Het is nog niet in staat om realistisch over de dood na te denken. Het gevolg hiervan is dat het kind in zijn of haar fantasieën een niet-reëel schuldgevoel ontwikkelt over de dood van de weggevallen ouder. “Zou de dood van vader of moeder mijn schuld zijn?”
Vanaf de kleutertijd tot de leeftijd van ongeveer twaalf jaar ervaart het kind een duidelijk verliesgevoel. Dit uit zich in zijn of haar gedrag. Het kind is boos, wanhopig of verdrietig. Dit zijn al emoties die wij als volwassenen ook kennen en voelen bij het verlies van een dierbare. Dit kind kan schuldgevoelens hebben. Deze zijn wel van een andere aard dan uit de vorige fase. Nu zijn de schuldgevoelens vooral ontstaan door vervelende situaties in het verleden waar zowel de overledene als het kind bij betrokken waren. Als voorbeeld noem ik een ruzie. Deze gevoelens spelen niet alleen bij het overlijden van een ouder, maar kan ook van andere dierbaren zijn als broertjes, zusjes, andere familieleden, vriendjes, vriendinnetjes of de leerkracht. Een gevoel dat wèl vooral bij het overlijden van een ouder voorkomt, is woede ten opzichte van de overgebleven ouder.
Het schoolleven heeft bij een basisschoolleerling een grote en belangrijke plaats in het leven. Zowel leuke als verdrietige gebeurtenissen wil het kind delen op school. De meester, juf of klasgenoten worden deelgenoot gemaakt van hun belevenissen. Het kind neemt ook het rouwgedrag mee naar school. De leerkracht kan dit merken aan het afnemen van de motivatie, concentratie en prestatie. De leerkracht is normaliter op de hoogte van een sterfgeval in een gezin en kan door de signalen op te vangen het kind begeleiden.
In de puberteit heeft de opgroeiende reële verdrietsuitingen. Deze uitingen worden afgewisseld met onverschilligheid. Normaliter streeft een adolescent naar onafhankelijkheid. In een rouwfase kan dit streven heviger worden. De puber wil bewijzen dat hij of zij zelf de zaken wel kan regelen en wil niet kwetsbaar of afhankelijk zijn. Het proces van het afzetten tegen de ouders is nodig om een volwassen, onafhankelijk en zelfstandig individu te worden.
Wanneer één van de ouders overleden is, ervaren de opstandige pubers dat extra als gemis in dit proces. Zij geven aan het gevoel te hebben dat ze zich nu niet van die ouder los kunnen maken. Toch is dat nodig. De overleden ouder moet ook een gezond geïntegreerde plek krijgen in het leven. Hiervoor is het belangrijk dat deze zelfstandig wordende mensen een realistisch beeld houden of krijgen van de overledene. Met dit realistische beeld bedoel ik dat de overleden ouder geen verheerlijkte positie mag krijgen. Ook deze ouder heeft positieve en minder prettige kanten gehad. Vaak geven adolescenten met een overleden ouder aan dat ze het moeilijker vinden om een liefdesrelatie aan te gaan. Zij denken op dat moment al toekomstgericht en zien de overgebleven ouder dan echt eenzaam achterblijven wanneer de zoon of dochter het huis gaat verlaten. Ook in deze situatie is het heel erg belangrijk dat er gepraat kan worden. De nabestaande ouder en het kind moeten open staan voor elkaars gevoelens en inzien dat over nieuwe relaties aangaan geen schuldgevoelens hoeven te zijn. Zowel ouder als kind moeten beseffen dat ieders leven toch doorgaat. Het is goed om er voor elkaar te willen zijn, maar het is verkeerd voor beide partijen om de rest van het leven volledig in te richten naar de ander door verplichtende gevoelens.
In de kenmerken van de rouwverwerking per leeftijdsfase zijn vooral de gevoelens genoemd die spelen bij het overlijden van een ouder. Het mag echter niet vergeten worden dat het overlijden van een broertje of zusje ook een heel ingrijpende gebeurtenis is in het leven van een kind. De band met een broer of zus is van een andere aard dan die met een ouder. Een broer of zus is een speelkameraad en een vertrouweling. Er is vaak een intieme band waarin geheimpjes gedeeld worden. Vergeet ook het bondgenootschap tegen de ouders niet. Een broer of zus kan helpen bij een meningsverschil met ouders. Natuurlijk is er ook wel eens ruzie of concurrentie tussen de kinderen onderling. Bij het overlijden kunnen deze situaties voor tegenstrijdige gevoelens zorgen.
Aan de ene kant is het overgebleven kind jaloers op het losgekomen gevoel bij de ouders. Het kind zal zich afvragen of dit gevoel bij het overlijden van hem of haar ook los zou zijn gekomen. Ook kan het jaloers zijn op het overleden kind wanneer deze veel aandacht heeft gehad voor het ging sterven, bijvoorbeeld tijdens een langdurig ziekbed. Het kind kan zich verwaarloosd voelen.
Aan de andere kant kan het overgebleven kind schuldgevoelens ontwikkelen door de ruzies die het heeft gehad met het overleden kind. Ook kan het gelijkertijd met de jaloerse gevoelens zich schuldig voelen aan het eigen “egoïstische” karakter. Het kind beseft dan best dat de ouders heel verdrietig zijn als één van hun kinderen overlijdt.
Wanneer ouders het verlies van hun kind niet kunnen verwerken, is het mogelijk dat een ander kind het ontstane gat op moet gaan vullen. Dezelfde prestaties en gedragingen worden verwacht. Soms krijgt een nieuwgeborene in dit gezin de naam van het overleden kind. Maar geen enkel kind kan een ander vervangen. Als ouders dat, vaak onbewust, toch verlangen, ontstaan er problemen. Zo’n kind voelt zich een surrogaat- of vervangkind. Ieder mens is uniek. Ook ieder kind heeft een eigen karakter en heeft recht op een eigen bestaan. Naar mijn mening is het beter dat deze ouders hulp zoeken bij het verwerken van hun grote verlies. Pas als zij dit een waardige plek in hun leven kunnen geven, is een gezond nieuw gezinsleven mogelijk.
Een kind doorloopt een aantal ontwikkelingsstadia. Bij ieder stadium hoort een eigen besef van de dood. Een kind gaat vragen stellen over de dood. Een antwoord dat in een eerdere ontwikkelingsfase bevredigend was, zal in een volgende toevoeging nodig hebben. Cognitief en emotioneel kan het kind dan weer meer aan. Dit zal het zelf aangeven door steeds weer vragen te gaan stellen. Dacht je eerst dat het kind de gegeven informatie toereikend vond om het verdriet een plaats te kunnen geven, komt het nu toch weer met vragen. Deze vragen zullen steeds aangepast zijn aan het hogere ontwikkelingsniveau. Het blijven stellen van vragen is nodig om hun ervaringen met de dood te kunnen begrijpen en plaatsen in hun leven.
Invloedrijke factoren in het rouwproces
De manier waarop een rouwend persoon het geleden verlies verwerkt, wordt behalve door de levensvisie beïnvloed door een aantal verschillende factoren. Ik wil de volgende drie factoren met betrekking tot kinderen onderscheiden: De cognitieve, de sociaal-emotionele en de sociale factor. Hieronder zal ik ze noemen en toelichten waar dat nodig is.
De volgende sociaal-emotionele factoren spelen voor de rouwverwerking van kinderen een grote rol:
- de band met de overledene
Deze factor lijkt voor zich te spreken. Ook bij volwassenen speelt deze factor een grote rol in het rouwproces. Het verlies raakt je meer wanneer het iemand betreft die je erg dierbaar is en met wie je een vertrouwensrelatie had dan wanneer het een kennis is.
- de band met de ouders
Ook voor kinderen is het belangrijk om hun verdriet te kunnen uiten. Hiervoor hebben zij een veilig gevoel nodig. Wanneer de band met de ouders goed is, zal het kind zich door zijn of haar ouders gesteund en begrepen voelen. Het durft de ouders deelgenoot te maken van het verdriet.
- betekenis kennen van de dood
Het kind kan na een verlies angst krijgen dat andere dierbaren nu ook binnenkort zullen overlijden. Het kind moet weten dat nu niet iedereen meteen dood gaat. De dood is niet besmettelijk. Het is echter ook niet goed om de dood te ontkennen. Ooit gaat iedereen dood en er kan aan het kind uitgelegd worden dat een natuurlijke dood meestal op zich laat wachten totdat de persoon die het betreft een hogere leeftijd heeft behaald.
Tenslotte zijn de sociale factoren ook van belang. Nabestaanden kunnen getroost worden door de wetenschap dat er veel mensen om hen heen staan die met hen meeleven. Ook voor kinderen is het fijn als zij een kameraadje hebben bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen en die er wil zijn voor je.
Natuurlijk speelt de gezinssituatie ook een grote rol. In een harmonieus gezin zal het eenvoudiger zijn om met het elkaar het verlies te beleven en een plaats te geven in het verdere leven. In de situatie dat de ouders gescheiden zijn, wordt het al gecompliceerder. Voor kinderen kan dit schuldgevoelens oproepen ten opzichte van de andere ouder.
Het kan ook zo zijn dat door het overlijden van de ouder bij wie het kind leeft het nu bij de andere ouder gaat wonen. Het kind heeft al een groot verlies te verwerken en wordt nu ook nog gedwongen om de veilige omgeving te verlaten en ergens anders met het verdriet opnieuw te gaan beginnen. De nabestaande ouder van deze gebroken relatie zal in het ergste geval voor het kind niet eens altijd even begripvol zijn voor de diepe rouwgevoelens van het kind voor de ex-partner.
De dood en de bijbel
De bijbel bevat honderden verwijzingen naar de dood. Het is een grote vijand: ‘De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood’(1 Kor. 15:54), maar ook een verslagen vijand: ‘de dood is opgeslokt en overwonnen’(1 Kor. 15:54).
We hoeven geen angst voor de dood te hebben omdat Jezus voor ons de straf voor de zonde gedragen heeft en de dood heeft overwonnen. In Hebreeën 2:15 staat dat Hij “allen zou bevrijden, die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood”. Jezus weet wat angst is, Hij worstelde ermee in de hof van Gethsemane, vlak voor Zijn gevangenneming. Ook weet Hij wat verdriet is. Toen Lazarus, één van Zin vrienden, overleed, huilde Hij. Jezus was diep geraakt door de dood die zoveel verdriet geeft maar Hij riep ook op tot vertrouwen omdat Hij de bron van het leven is: van eeuwigheidsleven. Wanneer wij ons aan Hem hebben toevertrouwd en openstaan voor Zijn leven, dan geeft Hij dat. Zijn leven in en door ons houdt nooit op, ook niet na onze lichamelijke dood. Zijn leven is niet vergankelijk. Jezus Christus heeft de betekenis van de dood veranderd.
Wat is dood?
Bij de dood komt de geest van de gelovige christen onmiddellijk in de tegenwoordigheid van de Heer. De lichamelijke dood is slecht een overgang van het leven op aarde met Christus tot het leven in de hemel met Christus.
De Bijbel leert ons dat op een goede dag de ‘doden in Christus’ zullen worden opgewekt, op welk moment wij een nieuw lichaam zullen ontvangen. We weten niet precies wat of hoe dat nieuwe lichaam zal zijn, behalve dat het een geestelijk, permanent en verheerlijkt lichaam is.
De tijdelijke scheiding tussen de ziel en het lichaam is voor de mens niet zo erg belangrijk. De Here Jezus heeft, door te sterven, de dood beroofd van zijn prikkel en het graf van zijn overwinning. Zijn dood heeft voor de gelovige de betekenis van sterven helemaal veranderd. De dood luidt het volmaakte leven in.
Zullen de doden weer leven?
De wetenschap zegt: “Het is mogelijk, dat er een leven in de toekomst is. In de constructie van het heelal zou er wel een mogelijkheid voor zijn.”
De filosoof zegt: “Er moet wel een leven in de toekomst zijn, alles wijst in die richting.”
De Bijbel leer ons, dat het lichaam teugkeert tot de aarde, waaruit het voortgekomen is. “Stof ben je, en tot stof keer je terug” (Gen. 3:19).
De hele geschiedenis door heeft men alles in het werk gesteld om het lichaam te bewaren en ontbinding tegen te gaan, maar zonder resultaat. Alles wat de mens kan doen om de dood te verhinderen zijn werk te doen, of om het lichaam nog te redden nadat het slachtoffer in zijn handen is gevallen, is tevergeefs.
Maar hoe staat het met de ziel na de dood? Sterft de ziel ook? Sommigen zeggen van wel, de ziel heeft net zo min leven na de scheiding van het lichaam als het lichaam zelf. Ze proberen de mensen ervan te overtuigen dat ze enkel materie zijn met een beetje adem in hun longen, en dat ze moeten geloven dat ze voor altijd verdwenen zullen zijn zodra de levensadem ophoudt, net als een kaars, die uitgaat als hij is opgebrand. Vreemd genoeg beroepen de aanhangers van deze theorie zich op de Bijbel. Hiervoor wordt het bijbelboek Prediker gebruikt. Maar als je dit boek daarvoor gebruikt zie je twee belangrijke feiten over het hoofd. In de eerste plaas houden ze geen rekening met het doel waarvoor het boek Prediker geschreven is. Het is de conclusie van de wijste man ter wereld, die zichzelf tot taak had gesteld te ontdekken wat het geheim van het leven was. Salomo nam zich namelijk voor alles onder de zon te bestuderen en een boek te schrijven. Volgens zijn eigen verklaring beperkte hij zijn verslag tot wat hij zelf kon ontdekken, en zijn bevindingen zijn tot stand gekomen door de zaken alleen te bestuderen vanuit een aards standpunt. Salomo probeert de vraag of iemand die gestorven is en begraven is opgehouden te bestaan. De mens kan onmogelijk verder zien dan het graf. En zo komt Salomo tot de conclusie dat hij geen aanwijzing kan vinden voor een voortbestaan na de dood. Zij, die dit boek willen gebruiken om te bewijzen, dat de mens na zijn dood niet meer bestaat, zien nog een belangrijk feit over het hoofd. Salomo eindigt met vast te stellen, dat er wel leven is na de dood: ‘Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven. (Pred. 12:7)
Waar gaat de overledene heen?
Er worden in de Bijbel verschillende termen gebruikt om de verblijfplaats van de gestorvenen aan te duiden, waar ze zullen zijn totdat het lichaam zal opstaan om herenigd te worden met de geest. Jezus deelde de stervende moordenaar mee dat zij beiden, voor het einde van de dag, in het paradijs zouden zijn. Ook sprak Hij met zijn discipelen, in de nacht waarin Hij werd verraden, in het huis van mijn Vader zijn veel kamer; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer ik dan een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben.’ (Joh. 14:2-3)
Zullen we elkaar herkennen in de Hemel?
We willen allemaal weten of we, in dat betere, reinere leven, hen zullen herkennen met wie we gemeenschap hadden en of zij ons zullen herkennen. Het vooruitzicht op hereniging met geliefden na de dood heeft menigeen een grote steun gegeven in een verlies. Als we naar grond zoeken, om onze hoop op herkenning in de Hemel op te bouwen, kunnen we veel grond vinden. Het is ondenkbaar, dat God de mens zou uitrusten met zo’n algemeen verlangen, dat teruggaat tot aan het begin van de geschiedenis van de mens, om alleen maar een teleurstelling te weeg te brengen. Daarnaast word de verwachting van herkenning in de toekomst gedragen door het feit van de persoonlijke identiteit. Als een individu ginds dezelfde persoonlijkheid is als hier, kan het niet anders dan dat er herkenning en gemeenschap zal zijn.
Wat en waar is de Hemel?
Jezus zelf sprak vaak over de hemel. Johannes kreeg in zijn visioen de hemel te zien. Hij kon iets zien van de heelijkheid binnen. Hij schrijft: “Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel” en achter die deur zag hij dat er in de hemel een troon was en dat er een Majeseit op die troon zat. Een regenboog was rondom de troon, van aanzien den smaragd gelijk. En hij hoorde de aanbiddende menigte vol vreugd uitroepen: “Gij, onze Heer en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht, want Gij hebt alles geschapen.”
Maar als we met ons verstand eerlijk en ernstig gaan proberen iets uit te vinden over de eeuwige verblijfplaats van de verlosten, zullen we, zelfs met deze geweldige openbaring in handen, tot de onstellende en pijnlijke ontdekking moeten komen, dat we niet in staat zijn te bevatten wat de hemel is, of hoe het leven zich daar afspeelt.
Welke feiten over de hemel zijn er, die wij met onze begrensde vermogens kunnen bevatten?
- De hemel is een werkelijkheid; een onweerlegbaar feit en niet een zaak waarover we speculeren. De Heer gaf over de werkelijkhied van de hemel de meest directe en de absoluut vaste verzekering: In het huis van mijn Vader zijn veel kamers, – anders zou ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden” (Joh. 14:2).
- De hemel is niet ver weg. Er is geen grote afstand tussen die wereld en deze. Toen Jezus aan het kruis tegen de moordenaar zei: “Nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn!” (Luc. 23:43). Er was geen sprake van een lange vermoeinde reis, maar zij zouden in het paradijs zijn voordat hun lichamen koud zouden zijn.
- De hemel is een plaats om te blijven. Haar bewoners zijn gezegend met een besef van onbegrensde bescherming en kamlte. Paulus bracht het zo: “Wij weten dat we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel” (2 Cor. 5: 1).
- De hemel is een vaste plaats. Jezus gaf aan Zijn discipelen heet concreet de indruk dat het een definitieve plaats was, een afgebakend domein, niet een toestand of een begrip. Ook moedigt de Heer de gelovigen aan om schatten te verzamelen, in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen (Mat. 6:20). Motten en roest zijn niet actief in een “toestand” en ook dieven zullen niet inbreken in zo’n ondoorzichtige situatie.
- De hemel is ruim en gerieflijk. In het boek Openbaring geeft Johannes de afmetingen van de Heilige Stad, een volmaakte kubus met zijden van 2200 kilometer. Dat betekent dat die stad zo groot is als de afstand tussen Arnhem en Moskou, aan een zijde, en van Arnhem tot Gibraltar aan de andere zijde. Bovendien dezelfde afstand ook nog in vertikale richting. Wiskundigen hebben berekend dat er voor alle mensen van alle generaties vanaf het begin der schepping meer dan voldoende ruimte zal zijn om te wonen temidden van velden, bossen, rivieren en meren.
- De hemel is een lustoord. God houdt van alles wat mooi is, anders zou Hij niet zoveel schoonheid in deze wereld gemaakt hebben. De schoonheid van de hemel kan met niets vergeleken worden.
- De hemel is een sociale plek. De mens is niet een op zichzelf staand wezen, dat altijd alleen wil zijn. Hij is ook niet geschapen om alleen te zijn. Om werkelijk zichzelf te zijn, moet hij gelijkgestemde deelgenoten hebben. In de hemel zal niet geroddeld worden, er zullen geen woordewisselingen zijn en niemand is er bemoeiziek. De duivel is er niet, nog iemand die hem volgt. “Maar alles wat verwerpelijk is en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat, komt de stad niet binnen, alleen zij die in het boek van het leven staan, het boek van het Lam” (Openb. 21:27).
- De hemel is een plaats waar niet meer verborgen is. Op aarde wandelt een christen in geloof; ginds zal hij het prachtige uitzich op de Heerlijkheid hebbem, en hij zal in bewondering staren naar het aangezicht van zijn Heer.
- De hemel is een plaats van ongestoorde aanbidding. Johannes zag de aanbiddende meningte voor de troon.
- De hemel is thuis. Het eeuwige, blijvende thuis! Wat is er wel niet allemaal verbonden met thuis. Ieder eerlijk mens gaat naar huis als de dagtaak klaar is. Daar zijn verwante zielen, daar zijn onze geliefden. Thuis vormt een decor voor ouder en kinderliefde, voor familieleden en vriendschap. Noem alles, wat het woord “thuis” betekent, vermenigvuldig het een milioen keer en dan krijg je een vaag idee van wat de hemel betekent.
Rouwverwerking en de Bijbel.
Een goede rouwverwerking start bij goede stervensbegeleiding. Hoewel een dood van een geliefde of vertrouwde persoon lang niet altijd vooraf te voorzien is, is het toch goed om te realiseren dat de begeleiding vooraf zeer belangrijk is. Hoe kan je dat doen?
Voorbereiding door een gezinsgesprek over de hemel en dood. Natuurlijk is het niet goed om jonge kinderen al te jong doelloos met een dergelijk onderwerp te confronteren; toch kan het zinvol zijn om in het gezin met kinderen vanaf de basisschoolleeftijd eens te praten over de hemel en waar iemand naar toe gaat, die gestorven is. Voor kinderen tot 7 jaar is de dood meestal moeilijk te bevatten. Soms kan dit n.a.v. iets dat in de omgeving gebeurd is, soms is het goed om dit gewoon als ouders te plannen. Jezus bereidde Zijn discipelen zeer concreet voor!
Wanneer iemand in de nabije omgeving van het kind of tiener terminaal ziek is geworden, wordt een voorbereiding op dat wat gebeuren gaat belangrijker.
Net als bij stervensbegeleiding zien we dat we ook met betrekking tot rouwverwerking veel van de Here Jezus kunnen leren. Hij ging heel bewust om met confrontaties met de dood. Het raakte hem ook heel persoonlijk in sommige situaties. Niets is hem vreemd gebleven.
Jezus is ons voorbeeld in rouwverwerking. We lezen in de Evangeliën diverse malen dat Jezus geconfronteerd werd met rouw en de dood van een geliefde. Voorbeelden zijn de jongeling van Naïn (Luc. 7:11-17), Het dochtertje van Jaïrus (Luc. 8:40-56), Lazarus (Joh. 11).
Wanneer we deze geschiedenissen lezen vallen ons een aantal zaken op.
a. Hij nam niet iedere discipel mee naar de dode.
Waarom Hij dat zo deed, dat lezen we niet. We zullen met kinderen goed moeten afwegen hoe ze iemand willen onthouden. Sommige kinderen willen een dode niet meer zien, omdat ze dat eng vinden. Soms is het beter om het niet te doen, wanneer iemand er erg slecht of verminkt uitziet. U zult een bewuste keus moeten maken en hierover moeten praten met het kind. Stimuleer echter een afscheidsgroet wel. Jezus raakte de dode ook aan.
Men kan kinderen voorbereiden door hen alvast te vertellen wat ze zullen aantreffen en hoe de ruimte en persoon er uit ziet. Laat een vertrouwde volwassene meegaan en geef het kind de ruimte om te praten en emoties te uiten. Afscheidsrituelen kunnen helpen, bijvoorbeeld: bloemen, een tekening, een brief of gedicht.
b. Jezus liet zijn tranen gaan
Verdriet mag er zijn. Zeg niet te gauw dat we niet verdrietig moeten zijn, omdat de geliefde nu in de hemel is. De pijn van het verlies en het gemis is en blijft reëel.
c. Jezus uitte zijn boosheid en emoties naar God
In Johannes 11:36 lezen we dat Jezus verbolgen werd en diep geroerd, nadat hij het verdriet van Maria en Martha gezien had. Vervolgens spreekt Hij in de rust een gebed tot Zijn Vader; dit gebed werd gekenmerkt door rust en vertrouwen.
In diverse Psalmen noemt ook David zijn emoties naar God. Uiteindelijk zit er ook altijd weer een keerpunt in, waarbij hij eindigt met zijn geloof of vertrouwen in God.
Emoties mogen er zijn, mits we maar in alle eerlijkheid en in respect met God om blijven gaan.
d. Jezus gaf juiste informatie over de dood
Jezus gaf aan dat het lichaam vergaat, maar dat de geest opstaat tot nieuw leven. Voor Hem was de dood niet meer dan een “slapen”. Hoewel de dood een afscheid betekent, was het voor Jezus maar zeer relatief. Hij is Heer over de dood. We zullen de geliefde eenmaal weer zien. Vertel kinderen over wat we weten over de hemel. Laten we echter geen fabeltjes vertellen. Er is ook veel waar de Bijbel niet over spreekt. We zullen eerlijk moeten blijven in onze informatie. Soms zullen we ook moeten schatten wat een kind qua leeftijd aankan. Vertel dan beperkt hoe het zit. Een fantasie in stand houden is echter schadelijk op latere leeftijd!
Voor Jezus was de dood als slapen; Hij is Heer; de dode leeft ergens anders. Jezus vertelt heel concreet over de hemel. “De hemel is het huis van mijn Vader met de vele woningen.”
Hij bereidde Zijn eigen dood voor door erover te praten.
e. Jezus stuurde de klaagvrouwen weg
Kinderen hebben behoefte aan echtheid. Gemaakt medeleven zal hun niet verder helpen. Kinderen zullen ook behoefte houden aan kind-zijn en graag weer even willen spelen of wat anders doen. Hoewel de ouder (s) direct na de dood van een geliefde soms erg druk zijn, is het toch goed om te realiseren dat kinderen niet voortdurend hiermee bezig kunnen zijn. Het normale leven gaat ook weer door. Tranen worden uiteindelijk weer gedroogd. Hoewel de dood iets heel ergs is, houdt niet het hele leven op. Elk kind rouwt op zijn eigen momenten, eigen manier en duur van tijd. Dit kan zelfs jaren later zijn.
f. Jezus beloofde de Heilige Geest als de Trooster
God zal ook de kinderen niet als wezen achterlaten. Hij is de Vader der wezen en de rechter der weduwen. Hij is bewogen over hun leven en wil ook heel concreet zorgen.
Wanneer we kinderen begeleiden in een rouwverwerkingsproces, zullen we hen ook zorgvuldig moeten begeleiden bij de uitvaartplechtigheid en de rouwdienst. Vaak ligt het accent toch op de volwassenen, Waardoor kinderen vergeten worden.
Betrek kinderen bij de uitvaartplechtigheid en de rouwdienst. Meestal zal de uitvaartleider, predikant of voorganger hier goede ideeën bij hebben.
Creativiteit is daarbij van groot belang, bijvoorbeeld:
– Een eigen bloem, tekening of gedicht.
– Een lievelingslied of gedicht in de samenkomst.
– De baar begeleiden
– Het spreken van afscheidswoorden
Leg kinderen van te voren goed uit hoe alles gaat.
Rouwfasen
Meestal spreekt men over een rouwproces in enkele opeenvolgende fases:
Ontkenning, boosheid, depressiviteit, aanvaarden van verlies en het oppakken van het leven.
Toch is het in de praktijk vaak moeilijk om deze fases als opeenvolgend te zien. Het is eerder dat deze fases dwars door elkaar heen lopen en telkens weer terugkeren op bepaalde momenten.
a. de eerste rouwfase: het aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies
Het is normaal om soms te ervaren iemand nog te horen of te zien. Toch is confrontatie met de werkelijkheid van groot belang. Daarom is het aanwezig zijn bij de laatste momenten en afscheid nemen van de overledene belangrijk. Ook daarna moeten we niet meegaan in de fantasiewereld van kinderen. Soms zullen kinderen nog hele gesprekken voeren met de overledene of spelen dat iemand er weer is. Er is wijsheid voor nodig om dit in gezonde banen te leiden. Houd dus de fantasie van de kinderen in de gaten en grijp in als dit nodig is.
b. de tweede rouwfase: ervaren van pijn en verlies
De tijdelijke en heftige pijnscheuten zijn vervelend, maar wel noodzakelijk om gevoeld te worden. Verdriet mag geuit worden. Toch voelen kinderen en tieners soms een tijdlang niets tot nauwelijks iets. Dit is normaal en je kunt dat vergelijken met een natuurlijke zelfbescherming.
Soms komt verdriet terug in de vorm van opstand naar God, of boosheid op de overledene of de omgeving. Verdriet kan zich uiten in de vorm van leegte, moeheid, schuldgevoel. Verdriet kan zich ook uiten in slecht slapen of en gevoel dat alles zinloos is.
Kinderen wisselen veel sneller van emotie dan volwassenen. Ze uiten zich vaak heftig en gaan dan weer over tot de orde van de dag.
De moeilijke momenten zijn vaak de verjaardagen, feestdagen en bijzondere gebeurtenissen.
Je kunt niet zeggen dat het na een half jaar of een jaar wel over moet zijn. Het gemis blijft.
Elk kind heeft een eigen manier om dit verdriet te voelen en bepaalt zelf hoe lang dat duurt
Kinderen kunnen zich ook schuldig voelen. Dit kan erg pijn doen.
Wat helpt bij deze fase?
– Er over praten met anderen. Familie en vrienden. Evt. de dominee, voorganger of een hulpverlener
– Emoties mogen. Dit mag je tonen bij de ander. Er over schrijven helpt soms
– Bidden: God wil je vriend en Vader zijn. Je mag de Trooster toelaten. Hij heeft de Trooster gegeven om bij je te zijn.
– Denk aan de hemel, waar iemand nu is.
– Ga na wat voor soort contact je had met iemand en zoek concrete vervanging en invuling.
– Gezelligheid
– Samen sporten
– Samen leuke dingen doen
– Samen praten
– Geef ruimte aan je verdriet, maar trek je niet terug. Ga naar de kerk, jeugdvereniging, sportclub etc.
– Zijn er nog dingen die had willen zeggen tegen die persoon?
– Schrijf een brief
– Vertel het aan God
Kinderen kunnen soms hun emoties beter uiten in tekeningen of in spel
c. De derde rouwfase: aanpassen aan de omgeving zonder de overledene
Elk kind had een eigen unieke relatie met de overleden geliefde. Dat hangt sterk af van de rol die de overledene had t.o.v. het kind. Men verliest veiligheid, een ouder die praktisch verzorgde, men verliest iemand die troostte of knuffelde, men verliest een raadgever, speelkameraad etc. Het helpt om hierover concreet te praten of kinderen te laten tekenen wat ze vaak deden met de overledene. Zoek vervolgens concrete invulling.
d. De vierde rouwfase: een nieuwe plaats geven aan de overledene en opnieuw leren houden van het leven
Velen voelen zich schuldig als ze niet meer elke dag stilstaan bij het verlies. Dit betekent niet dat men niet meer houdt van de geliefde, maar dat de intensiteit van de band anders wordt. Geleidelijk ontstaat er weer emotionele energie voor andere dingen.
Voor de meeste mensen en kinderen is deze taak het moeilijkst. Het is echter wel van groot belang omdat je anders niet meer verder leeft en je niet meer bindt aan mensen.
Men kan niet precies aangeven hoe lang het duurt wanneer de rouwtaken voltooid zijn.
Soms is dat 1 of 2 jaar, maar ook 5 jaar komt voor. Het gaat daarbij niet om vergeten, maar om integreren. Het verdriet is niet meer zo allesoverheersend, met lichamelijke verschijnselen. Men kan het leven weer aan en voelt zich meestal weer in staat om te genieten van de alledaagse dingen. Ook jaren later kunnen er weer rouwmomenten komen. Zeker kinderen zullen in hun opeenvolgende levensfases verschillende behoeftes en levensvragen hebben. Telkens zullen ze dan van daaruit opnieuw stilstaan en weer anders gaan kijken naar het sterven van de geliefde.
TIPS voor hulpverlening
– Als je met een kind spreekt houd dan in gedachten dat rouw veranderingen en aanpassingen met zich meebrengt. Probeer dus meelevend en begrijpend te zijn.
– Vertel geen halve waarheden of gemakkelijke oplossingen. Smoesjes zoals dat iemand heel lang slaapt of op reis is gegaan werken ook voor kleine kinderen heel verwarrend. Het is bedoeld als troost, maar werkt tegenovergesteld. Kinderen worden dan bang voor het slapen gaan, om op reis te gaan of om ziek te worden. Laat duidelijk het verschil blijken tussen slapen en dood zijn.
– Verwacht niet dat ze de hele dag verdrietig zijn. Het verdriet van het verlies is zwaar. Kinderen gaan daarom gauw over tot de orde van de dag en spelen weer. Ook doseert het kind zo zelf hoeveel verdriet het kan toelaten. Vergelijk het maar met volwassenen die afleiding zoeken in hun werk, of het hele huis gaan schoonmaken.
– Vaak voelen kinderen zich schuldig omdat zij denken dat zij op een of andere manier iemands dood hebben veroorzaakt. Jonge kinderen geloven in magie en denken daarom al gauw dat een stille wens van hen heeft bijgedragen aan iemands dood. Begin er daarom zelf over dat het er niets aan kan doen, dat het niet zijn/haar schuld is.
– Pas de wijze waarop je kinderen informeert aan aan de leeftijd en het begrippenkader van kinderen.
– Vraag niet aan het kind om zijn gevoelens uit te stellen, te doen of ze er niet zijn of te veranderen.
– Let op signalen van kinderen. Ga ervan uit dat kinderen bezig zijn met het verlies al laten ze dat niet altijd merken. Ga in op signalen of begin er zelf over. Vraag regelmatig hoe het gaat ook al lijkt er geen aanleiding voor te zijn.
– Wanneer een ouder overlijdt, kan een kind in zijn ontwikkelingsfase een identificatiefiguur gaan missen. Meisjes missen een vrouw, of kunnen niet praten over specifieke vrouwelijke zaken. Voor jongens geldt hetzelfde in het missen van een man of het praten over mannelijke dingen. Daarom is het nodig dat kinderen de kans krijgen een ander identificatiefiguur te vinden. Dit kan een kinder, – of tienerwerker zijn. Dit kan ook in een ander gezin plaats vinden.
– Dring je hulp niet op maar richt je op de behoefte van het kind zelf. Vaak wil het kind niet over het verlies praten maar over hele andere dingen. Dat is ook prima.
– Praat de tijd niet vol met zogenaamde ‘adviezen’.
– Stel open vragen die het kind of de jongere de ruimte bieden om te praten. ‘Vertel er eens iets over . . ‘, ‘Hoe heb jij het ervaren?’ en dergelijke vragen.
– Als praten niet werkt, zoek dan een andere ’taal’ zoals muziek, gedichten, verhalen, foto’s, tekeningen en andere creatieve uitingen.
– Vraag niet: “Hoe voel je je?” maar benoem de gevoelens die je waarneemt: “Ik merk dat je verdrietig bent, klopt dat?”
– Ook in een dal van diepe duisternis is God nabij om verder te leiden als een Goede Herder met Zijn stok en staf. Hij blijft trouw, ook aan wezen en weduwen.
– Bij het verlies van een dierbare is het een natuurlijke reaktie van ouders om hun kind de pijn te besparen die ze zelf voelen. Je wilt je kind beschermen tegen het verdriet en pijn. Maar als kinderen op een eerlijke manier verteld wordt wat er gebeurd is, kunnen ze de confrontatie met het verlies meestal goed aan. Ze laten net zoveel tot zich doordringen als ze zelf aan kunnen en zo beschermen ze zichzelf net zoveel als nodig is. Bescherming van buitenaf tegen de realiteit kan juist allerlei fantasieën aanwakkeren, die op hun beurt weer angsten en schuldgevoelens kunnen veroorzaken. Vertel het kind de waarheid, in bewoordingen die het kind kan begrijpen.
– Verberg je verdriet niet. Door je als ouder niet terug te trekken met je verdriet, houd je kontakt met je kind dat nog niet helemaal begrijpt wat er aan de hand is. De verwarring bij het jonge kind zal minder worden als het stapsgewijs gaat begrijpen wat er aan de hand is en waarom zijn ouders zo van slag zijn. Meegenomen is dat je je kind leert dat gevoelens best ge-uit mogen worden.
– Geef je kind geen schuldgevoel als het bijvoorbeeld niet huilt en er niet over wil praten. Het kind voelt zich gewoon rot en laat dit hooguit in zijn gedrag zien. Wacht af totdat het kind zelf komt met vragen of gevoelens. Deze verwoorden, begrijpen en troost bieden werkt beter dan de gevoelens voor het kind te verklaren en aan hem uit te leggen waar ze vandaan komen. Ook willen helemaal niet horen dat het weer goed komt. Veel belangrijker voor het kind is de bevestiging dat het erg is wat hem is overkomen. Dan voel je je begrepen.
– Vertel kinderen en jongeren zoveel mogelijk over de feiten en omstandigheden van het overlijden. Ook als die omstandigheden dramatisch zijn. Ga ervan uit dat de fantasie van kinderen veel erger is dan de werkelijkheid.
– Pas de wijze waarop je kinderen informeert aan aan de leeftijd en het begrippenkader van kinderen.
– Betrek kinderen en jongeren zoveel mogelijk bij alles wat geregeld moet worden. Hun inbreng en wensen zijn belangrijk. Mogelijk kunnen ze ook taken op zich nemen waardoor ze zich nog meer betrokken voelen.
– Ga met kinderen en jongeren afscheid nemen van de overledene. Ook als ze er tegenop zien. Vraag waar ze tegenop zien. Dwing nooit maar stimuleer wel.
– Neem kinderen die beseffen waar het om gaat mee bij een condoleancebezoek aan de nabestaanden. Het is een verrijkende ontmoeting waar kinderen veel leren van verdriet, troosten en getroost worden.
– Zelfs kleine kinderen kunnen al mee naar de uitvaartdienst van een gezinslid. Zeker wanneer de dienst aangepast wordt aan de aanwezigheid van kinderen. Bij de uitvaart van opa of oma of anderen die het kind zeer nabij waren is het aan te raden kinderen zeker vanaf een jaar of zes mee te nemen.
– Overleg vooraf met de voorganger of pastor dat de viering aangepast wordt op de aanwezigheid van kinderen. Wanneer het om de ouder gaat of een broer of zus dient het woord ook af en toe rechtstreeks tot de kinderen gericht te worden. Mogelijk kunnen kinderen een taak krijgen in de dienst.
– Wanneer je als volwassene zelf erg betrokken bent bij degene waarvan afscheid genomen wordt (je partner, kind, vader of moeder) zorg er dan voor dat er iemand in de afscheidsdienst aanwezig is die eventueel voor de kinderen kan zorgen als die het niet meer volhouden zodat je zelf zowel lijfelijk als geestelijk aanwezig kunt blijven.
– Zorg dat de naam van de overledene nog regelmatig genoemd wordt in huis. Stop dierbare spullen die aan hem of haar herinneren niet weg. Dood ben je pas als je bent vergeten.
– Geef aandacht aan het rouwende kind op het moment dat hij het nodig heeft. Breek een telefoongesprek af, zet de stofzuiger uit, stel de reparatie even uit en ook die computer kan wachten.
– Wat je zegt is in het algemeen minder belangrijk dan hoe je het zegt en wat je doet. Dikwijls is 100% aanwezigheid op het moment dat dat nodig is al voldoende.
– Besteed op bepaalde momenten expliciet aandacht aan het overlijden. Bijvoorbeeld op de verjaardag van degene die overleden is, de sterfdag, vader-/moederdag. Bedenk een ritueel om samen op die dag de overledene te gedenken.
– Zorg dat kinderen altijd bij je terecht kunnen, wat hun gedrag ook moge zijn. Soms zijn de reacties veel heftiger dan je zou verwachten. Veroordeel het gedrag niet maar bied kinderen de veiligheid om hun verdriet ook op andere manier te uiten.
– Schrik niet van bizarre spelletjes die kinderen kunnen spelen met de dood als thema. Het is hun manier om grip proberen te krijgen op het verlies.
– Verbied kinderen niet met anderen te praten over wat ze meemaken. Ook al gaat het over gezinszaken, het is belangrijk dat een kind zich ook buiten het gezin kan uiten.
– Houdt rekening met uw eigen gevoelens en grenzen
– Kinderen kunnen de neiging hebben om de ouder(s) te beschermen en niet te komen met hun zorg. Kinderen kunnen ook een beetje vergeten worden in de drukke praktische taken of door het opgaan in eigen verdriet. Een goede zelfzorg is van belang, zodat kinderen ervaren dat u er voor hun kunt zijn. Zorg voor voldoende rust op mogelijke momenten, goed eten, een vakantie, uitgaansleven en gemeenteleven.
– Wanneer je ongestoord wilt praten, zoek dan naar een vertrouwd plekje, ergens waar het kind zich prettig voelt en waar je niet gestoord wordt.
– Aan tafel gaan zitten om over het verlies te praten, leidt vaak tot niks. Tijdens een ongedwongen moment, wandelend, in de auto, samen klussend, vinden kinderen het vaak gemakkelijker om iets over hun gevoelens en ervaringen te vertellen.
– Geef ook praktische steun zoals samen nagaan wat mogelijk is op school, kleren mee uitzoeken, helpen met plannen enz..
– Hou er rekening mee dat het verdriet regelmatig opnieuw naar boven komt. Soms op speciale dagen, maar soms ook onverwacht.
– Ook in een dal van diepe duisternis is God nabij om verder te leiden als een Goede Herder met Zijn stok en staf. Hij blijft trouw, ook aan wezen en weduwen.
Wat moet je vooral niet doen
– Ongevraagd adviezen geven: “Als ik jou was, . . .”
– Zelf de ontmoeting volpraten met voorbeelden en eigen ervaringen
– Zeggen dat het kind intussen genoeg gerouwd heeft en het leven verder gaat.
– Gevoelens afnemen door tranen meteen te drogen of te doen alsof het allemaal niet zo erg is.
– Een oordeel geven of het allemaal beter weten.
– Fabeltjes over rouw vertellen zoals: ‘als dat eerste jaar maar eens voorbij is’, ‘je kunt alleen goed rouwen door je gevoelens te tonen’ en dergelijke.
– Zoeken naar oplossingen in plaats van luisteren.
– Proberen om iemand geforceerd op te vrolijken.
– Bang zijn om fouten te maken en daarom niks doen.
– Bang zijn om door te vragen. Kinderen en jongeren geven vaak kleine hints en zijn teleurgesteld als je daar niet op ingaat.
– Woorden gebruiken als: waarom, toch, als je nu, maar, zou je niet . .
– Clichés gebruiken. ‘Het gaat wel weer over’, ‘het hoort bij het leven’, ‘je krijgt vast wel weer een nieuwe vriend’, ‘je moeder is nu beter af, ze had zoveel pijn’, ‘je opa was al oud, hij heeft een goed leven gehad’.
– Rouwende kinderen en jongeren behandelen alsof ze zielig zijn.
– Vertellen dat het verdriet ooit helemaal over is.
– Verbieden dat de jongere na verloop van tijd nog rouwt.