blog placeholder

De adolescentie is een belangrijke periode in de menselijke ontwikkeling. De adolescentie is niet alleen een overgangsfase naar de volwassenheid, maar is vooral ook een bijzondere levensfase met karakteristieke kenmerken. Lichamelijke veranderingen treden op en daarnaast is het erg belangrijk voor de adolescent om zijn of haar eigen identiteit te ontwikkelen. Ook vindt er een ontwikkeling plaats op het cognitieve en emotionele vlak (Weijers, 2008).  

Pubers worden al eeuwenlang in een kwaad daglicht gesteld vanwege hun impulsieve, overmoedige en immorele gedrag. Gedurende een lange tijd werd verondersteld dat adolescenten rond hun vijftiende jaar lichamelijk en geestelijk al volgroeid zouden zijn. Volwassen gedrag mocht men dus van adolescenten verwachten. Neuropsychologisch onderzoek laat echter zien dat de hersenen van een jongere rond hun 15e levensjaar nog volop in ontwikkeling zijn en zich blijven ontwikkelen tot ver in de adolescentie. Vooral de ontwikkeling van de regulatie van emoties blijft achter. Adolescenten kunnen bijvoorbeeld moeilijk risico’s inschatten en daarom doen ze soms dingen die achteraf niet verstandig waren. Verder kunnen adolescenten vanaf hun twaalfde al logisch rederenen op het niveau van volwassenen, maar blijft het inzicht in het sociaal gedrag en interacties achter (Lavender, 2007). In de maatschappij worden adolescenten vaak al gezien als volwassenen, terwijl ze daar dus eigenlijk nog niet rijp voor zijn. Deze tegenstelling wordt de maturity gap genoemd. De adolescenten voelen zich nog helemaal niet volwassen, terwijl de maatschappij hen wel zo behandelt.  Ook andersom is mogelijk. Het gaat erom dat er een discrepantie bestaat tussen het fysiek en maatschappelijk volwassen zijn (Donker & Slotboom, 2008).

            Een theorie die hierbij aansluit is die van Terrie Moffitt. Deze theorie stelt dat onder andere bovengenoemde ontwikkeling in de adolescentie een verklaring kan zijn voor crimineel gedrag. Voor veel soorten criminaliteit is er een patroon te zien, waarbij in de adolescentie de criminaliteit sterk stijgt tot ongeveer het twintigste levensjaar (Koppen e. a., 2001).  In het twee-paden model van Moffitt wordt er onderscheid gemaakt tussen twee groepen adolescenten. De adolescent limited delinquenten en life-course persistend deliquenten. 95% van de delinquenten adolescenten zijn de adolescent limited deliquenten. Alleen tijdens de adolescentie zijn deze crimineel actief. De life-course persistend delinquenten zijn de criminelen die als op zeer jonge leeftijd criminaliteit bedrijven en hier ook mee doorgaan nadat ze de leeftijd van twintig jaar hebben bereikt.  Belangrijk is het verschil in de oorzaak van criminaliteit. Bij de life-course persistend criminelen gaat het om een combinatie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Bij de adolescent limited groep gaat het vooral om een sociale oorzaak, namelijk de onvrede met de onvolwassen status. Er is sprake van de zogenaamde maturity gap (Koppen et al.,2001). Er bestaat een kloof tussen de kindertijd en de volwassenheid. Moffit stelt dat kinderen zich op eerdere leeftijd volwassen voelen dan vroeger. Dit komt vooral doordat adolescenten op jongere leeftijd seksuele ervaringen hebben en op jongere leeftijd eigen geld bezitten en hierover beschikken. Tegelijkertijd duurt de pubertijd langer. Het krijgen van volwassen verantwoordelijkheden wordt uitgesteld. Men gaat langer naar school en settelt zich pas op late leeftijd. De hieruit voortvloeiende spanningen leiden tot delinquent gedrag in de adolescentie (Muller et al., 2001).

            Een andere belangrijke ontwikkeling in de adolescentie is dat jongeren van bijzonder belang zijn voor elkaar. De invloed van ouders neemt af en adolescenten gaan deel uit maken van zogenaamde peergroups. Ze zien elkaar als oefenpartner in bijvoorbeeld het leren omgaan met conflicten, het onderhouden van sociale relaties en het vertrouwen op anderen.  Het gaat bij deze groepen om de ontwikkeling van een sociale identiteit en maatschappelijke herkenbaarheid. Verder zijn vrienden en vriendinnen van een bijzondere betekenis. In tegenstelling tot de peergroups gaat het bij vriendschappelijke twee- of drierelaties om de ontwikkeling van een persoonlijke identiteit. Vriendschappen worden bewust gekozen op basis van vooral het similariteitsprincipe.  Gedeelde interesses spelen een grote rol. Hoewel vriendschap dus een persoonlijke keus is, wordt deze wel gemaakt binnen bepaalde grenzen. Gewoonlijk ontstaat vriendschap met leeftijdsgenoten die tot hetzelfde sociale milieu behoren, dezelfde culturele achtergrond hebben en van hetzelfde geslacht zijn.  Door de keuze met wie adolescenten bevriend willen zijn, drukken ze uit wie ze zijn of willen worden en bij wie ze willen horen. Ook zijn vriendschappen belangrijk, omdat ze bijdragen aan het gevoel van zelfwaardering (Naber, 2005). Jongeren maken in de adolescentie een verwarrende periode door, vaak met veel veranderingen. Met name de overgang van de basis- naar de middelbare school en het losmakingproces van hun ouders zijn ingrijpende gebeurtenissen. Deze veranderingen leiden tot onzekerheid over hun eigen identiteit. Voor het creëren van een nieuwe identiteit richten ze zich op andere jongeren van dezelfde leeftijd. Adolescenten vinden het erg belangrijk om goedkeuring te ontvangen van andere jongeren. Dit geeft status en aanzien. Dit proces bereikt zijn piek rond het 17e en 18e levensjaar (Donker & Slotboom, 2008). Daarnaast zijn adolescenten, veel sterker dan andere leeftijdsgroepen, buitengewoon gevoelig voor de druk van hun leeftijdsgenoten en vrienden. Het is typerend voor de adolescentie dat jongeren onder druk en in spannende situaties waarin ze samen met vrienden op pad zijn, zich gemakkelijk laten verleiden tot dingen waarvan ze eigenlijk wel weten dat deze niet goed zijn. Bovendien is het kenmerkend in de adolescentie dat jongeren het moeilijk vinden om autonome beslissingen te maken. Dit heeft ook weer te maken met het feit dat de hersenen in de puberteit nog niet volledig zijn ontwikkeld. De jong volwassenen, in de leeftijd van 18 tot 25 jaar, zijn pas minder afhankelijk van groepsdruk (Weijers, 2008). Ook de angst om bespot te worden, loyaliteit aan vrienden en behoefte aan status zijn belangrijke motieven achter het gedrag  van jongeren. Deze beweegredenen van adolescenten gaan soms zelfs zo ver dat er geen rekening meer wordt gehouden met wetten, regels of gezag van autoriteiten (Donker & Slotboom, 2008).