De abdij Notre-Dame de Saint-Rémy is gelegen in Rochefort en behoort tot de strikte observantie van de cisterciënzers, of, kortweg, de trappisten.
Oorsprong
De eerste documenten over deze abdij dateren uit 1230, toen Gilles de Walcourt, toenmalig Graaf van Rochefort, een plek op zijn domein van Saint-Rémy (gehucht van Rochefort), aanbood aan een groep vrome vrouwen. De Abdij die er gebouwd werd kreeg de naam “Secours de Notre-Dame”. Zij sloten zich aan bij de Orde van de Cisterciënzers
Het klooster kon zich 2 eeuwen lang ten volle ontwikkelen en kende een grote welvaart, vooral dankzij de gronden die haar werden geschonken.
15e eeuw
De vroomheid en de religieuze tucht verslapte in de 15e eeuw, waardoor het aantal zusters drastisch terugliep. De orde van Cîteaux stuurde daarom in 1464 2 abten naar de abdij als kanonieke visitators (controleurs). Deze 2 kwamen met een zeer negatief verslag terug waardoor het kapittel een ingrijpende beslissing nam.
De zusters werden gedwongen hun klooster te verwisselen met dat van de trappisten van de abdij van Félipré. De abdij kwam dan ook onder rechtstreeks toezicht van de abdij van Cîteaux. De monniken konden meer baat halen uit de rivier die dwars door hun domeinen stroomde en de marmergroeve die op het domein van Saint-Rémy gelegen was.
16e – en 17e eeuw
In 1568 werd de abdij helemaal geplunderd door calvinistische troepens de godsdienstoorlogen. in 1577 werd deze daad nog eens overgedaan door de landvoogd Don Juan van Oostenrijk. Het duurde tot 1595 voor dat de monniken terugkeerden. Dat is ook de tijd waar ze begonnen te experimenteren met het maken van bier.
Maar de verschillende oorlogen waren de oorzaak van nog meerdere andere problemen: epidemieën, hongersnood, piraterij (in 1650 werd de abdij wederom geplunderd, nu door Lotharingse troepen van baron de Châtelet). Waarop de monikken in 1653 de benen namen richting Marche-En-Famenne.
Toen in 1664 de vrede was teruggekeerd begon men aan de heropbouw van de kerk. Uiteindelijk zou deze worden ingewijd in 1671 door abt Philippe Fabry, dewelke zijn wapenschild en wapenspreuk nog steeds die van de abdij is: “Curvata Resurgo” (Ik buig, maar recht mij opnieuw).
18e eeuw
In het begin van de 18e eeuw, hadden de abijdebouwen hun status van weleer teruggewonnen: het grote abdijgebouw, dekerk, het abtsgebouw, gastenverblijf, hoeve en watermolen waren allen hersteld van de grote oorlogen.
Maar ondanks de status van de abdij, speelde er zich binnen een periode van decadentie af. Het gemis aan spiritualiteit speelde hierin een grote rol. Er werd een nieuw reglement opgesteld om te proberen de tucht te herstellen, maar het was tevergeefs.
De monniken gingen steeds meer op in de revolutionaire ideeën van hun tijd en hielden er zelfs mee op hun pij te dragen. In 1792 vroegen ze aan paus Pius VI de secularisatie aan, die ze verkregen. Ze verdeelden de goederen van de abdij onder de 8 overgebleven monniken, die nu als seculiere kanunniken door het leven gingen. Ze bleven wel allen in de abijd wonen, elk met hun eigen huisknecht.
in 1794 moesten de ze vluchten uit vrees voor de Franse troepen. Wederom werd de abdij geplunderd, en wat de soldaten achterlieten werd wel door de plaatselijke bevolking meegenomen.
In 1796 werden de eigendommen van de abdij nationaal goed om in 1805 verkocht te worden aan een zekere Poncelet die die meeste gebouwen sloopte om huizen te bouwen in Rochefort zelf.
De wederopstanding
Onder de eerste prior, Dhr. Judong, werden er nieuwe gebouwen opgericht en werd hetgeen er nog overbleef van vroeger gerestaureerd. Een groot aantal kunstwerken, die door de Franse Revolutie in privé-collecties terecht kwamen, werden door hun nakomelingen teruggeschonken aan de abdij.
Vandaag
Op 29 december woedde er een hevige brand in het oude gedeelte van de abdij, waarbij 4 gebouwen ernstige schade leden. De brouwerij, de bibliotheek, de kapel en de woonvertrekken van de brouwerij werden niet beschadigd. Gelukkig werd vooral de brouwerij niet geraakt, want dit is de voornaamste bron van inkomsten voor de monniken.
Doordringen in het persoonlijke leven van de monniken is haast onmogelijk, ze staan namelijk bekend voor hun afzondering. Slechts een beperkt deel van de kloostergebouwen is te bezichtigen, maar in de brouwerij kom je als gewoon persoon niet in. De levenswijze van deze monniken is ook zeer streng: ze moeten om 3 uur opstaan, mogen geen vlees eten (benedictijns reglement van die de orde volgt) en mogen enkel praten als het absoluut noodzakelijk is.