blog placeholder

In deze korte geschiedenis van de theatercultuur in de 19e eeuw probeer ik zowel kort de theatergeschiedenis van Nederland als van Europa te behandelen.

Theater in de 19e eeuw in Europa

In 1827 kwam Victor Hugo met een manifest, hij zocht met dit manifest naar een theater dat was verbonden met de actualiteit en de realiteit. Hij was een sleutelfiguur in de verandering van het theater.

Een ander sleutelfiguur was Wagner. Hij bedacht het Gesammtkunstwerk, dit was niet realistisch maar er zaten mythen in. Hierbij werd de innerlijkste ziel van de mens bloot gelegd. Vanaf Wagner is ook de opkomst van de regisseur. Het waren niet meer de acteurs die samen een stuk maakten maar er was iemand die bepaalde wat er gebeurde. In 1876 kwam het eerste Wagneriaans theater, de stoelen waren hierbij trapsgewijs als een waaier naar het podium gericht. Ook ging het zaallicht uit. Er werd echt een andere wereld op het podium gecreëerd. In dezelfde tijd was er de graaf van Meiningen en zijn ensemble. Hij vond dat theater een groot, historisch kloppend, geheel was waarin alle levende en levenloze dingen een rol hadden. Hij schaftte het sterrenstatus systeem af, iedere acteur was even belangrijk.

De tekst was de hoofdzaak en daarbij moesten de handelingen kloppend bij worden gemaakt.

In Frankrijk ontwikkeld zich in de 19e eeuw het naturalisme, mede geïnspireerd op de evolutietheorie van Darwin (1859). Ze wilden de mens op dezelfde manier onderzoeken als de wetenschappers, begrippen als afkomst en omgeving zijn erg belangrijk in het naturalisme. Naturalisme betekend volgens B. Hunningher: door parallisme met de evolutionaire beweging in de natuur het leven te beschouwen. Door de keten van oorzaak en gevolg te ontdekken zou dan ook in het bestaan van de mens de constructie der werkelijkheid worden blootgelegd.

Het is dus eigenlijk zo dat naturalisten opzoek gaan naar de “echte” wereld. Om dit te creëren kwam Andre Antoine ( van Théâtre Libre) met de 4e wand. Door de 4e wand te plaatsen in het theater werd er op het toneel een bijna werkelijkheid nagebootst. Het publiek werd hierbij genegeerd en de acteurs moesten veel ingetogener spelen en tegen elkaar praten in plaats van tegen het publiek.

Als tegenhanger van het naturalisme ontstond het symbolisme, symbolisten werken eigenlijk in het verlengde van Wagners ideeën. Zij vinden dat de echte waarheid verborgen ligt voor mensen en we kunnen dus niet klakkeloos de waarneembare werkelijkheid kopiëren en dit dan voor de waarheid aanzien. Het opzoek gaan naar het mysterie van de wereld ligt hierbij centraal. Een belangrijke symbolist was Lugne-Poe. Hij gebruikte erg weinig rekwisieten en decor om de omgeving mee aan te duiden, hij werkte vooral met licht. Hij liet het licht van bovenaf komen om er andere sferen mee te kunnen creëren. De symbolistische kunstenaar kan zijn eigen persoonlijkheid in het theater leggen.

Een schrijver die veel stukken schreef voor symbolistische stukken was Maurice Maeterlinck, bij Maeterlincks stukken is vaak de situatie het belangrijkst. De personages en handelingen zijn daarbij van ondergeschikt belang. Dit loopt erg samen met de gedachte van Lugne-Poe die vond dat woorden het beste decor zijn. Het woord creëert het decor.

 Theater in de 19e eeuw in Nederland

In de snel groeiende steden in de 19e eeuw kwamen steeds meer mensen van het platteland te wonen. Het theater werd voor deze eenzame mensen een troost, net als het bordeel, de kroeg en de kerk. Daarnaast was het theater er ook om de mensen dingen te kunnen leren. Ze leerden bijvoorbeeld hoe ze zich moesten gedragen. Het theater leven in Nederland bestond vooral in de grote steden en dan voornamelijk in Amsterdam. In het midden van de 19e eeuw leeft een derde van de Amsterdamse bevolking in armoede, gelukkig verbeterd de economische situatie vanaf 1850 en trekken meer mensen naar het theater om vermaakt te worden.

Het uitgaan was in deze tijd voornamelijk een mannen aangelegenheid, alleen met kerst gingen vrouw en kinderen in Amsterdam mee naar het theater.

Bij de prijs van een kaartje was een drankje inclusief. Naar het theater gaan was dus niet zoals dat nu is, maar het was een luidruchtig gebeuren. Men dronk wat, met rookte wat en ondertussen wisselde men commentaar uit met zijn buurman.

Er waren verschillende vormen van theater.

Je had bijvoorbeeld het Vaudeville, wat een kort, kluchtig toneelstukje was met zang en dans. Daarnaast had je het melodrama, waarin in hoog tempo de meest afschuwelijke dingen plaatsvonden. Het is theatraal, maar niet echt literair. Het draait meer om het sentiment, de actie en de spanning. Je kunt het melodramatische theater vergelijken met de soaps van tegenwoordig.

Dan had je het ballet, waarin veel stuntmannen de meest waanzinnige dingen lieten zien. Er was ook de opera/operette, hoewel de toneelliefhebbers opera en ballet minderwaardig vonden gaat dankzij Jan Eduard de Vries (directeur van de stadsschouwburg) in het seizoen 1854/1855 toch wel meer dan 100 keer het doek voor de opera open.

 

Naast dat de mannen naar het gewone theater gingen, hielden ze er ook wel van om naar het Variété theater te gaan. Hier werd het publiek vermaakt door verschillende artiesten, maar toch voornamelijk om de drank die werd gedronken. Hier zongen actrices, de zogenaamde Soubrettes, onschuldige liedjes maar ondertussen knipoogden ze erop los. Ze zagen er ook veelbelovend uit.

Vanaf 1870 gaat het met de welvaart goed in Nederland. De gegoede burgerij ondersteunt het theater veel en ze bemoeien zich ook met de maatschappelijke uitwassen, zoals drankmisbruik en de prostitutie. Voor 1870 was het Nederlands toneel niet goed genoeg voor de gegoede burgerij. Het was teveel voor het volk, teveel vermaak en geen hoogstaand theater. Daarom betaalde de gegoede burgerij liever meer om de Franse opera te bezoeken.

Pas vanaf 1870 kreeg het Nederlands theater weer wat meer allure. Er werd een toneelschool opgericht en in 1875 werd de Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel opgericht door onder andere mevrouw Kleine Gartman en meneer Schimmel. De mensen achter dit nieuwe toneel zouden ervoor zorgen dat het nationale toneel uit zijn staat van diep verval zou worden getrokken en weer tot bloei zou komen.

 

Schimmel begreep al snel dat het publiek in het begin nog niet rijp was voor zijn ideaal van het theater en dus greep hij, hoe slecht hij de stukken ook vond, terug

 

naar oude stukken die er in de stadsschouwburg werden gespeeld om zo geen publiek te verliezen.

Dit zorgde na een tijd toch voor onvrede, voornamelijk bij Schimmel zelf, maar ook bij de acteurs en bij de toneelliefhebbers.

Door de acteurs die net waren afgestudeerd aan te nemen bij de Vereeniging kwamen er nieuwe stukken op het repetoire.

Ook verhuisde in 1879 de Vereeniging van de stadsschouwburg naar het Grand Théâtre. Een beroemde acteur die bij het Nederlandsch Tooneel speelde was Louis Bouwmeester, een telg uit de theater familie Bouwmeester. Hij geldt in die tijd als Nederlands grootste acteur. Het publiek heeft hem lief en identificeren hem met de rol van Shylock die hij speelt in het stuk de koopman van Venetië. Hij blijft deze rol zijn hele leven spelen. Louis krijgt zes kinderen, waarvan vier ook het toneel opgaan.

 

Herman Heijermans

Een van de weinige goede toneelschrijvers uit de Nederlandse literatuur is Herman Heijermans (1864-1924 ), naast zijn toneelwerk schreef hij romans. Zijn beroemdste toneel werk is Op hoop van zegen, wat nog steeds beroemd is en wordt opgevoerd.

De hoofdpersoon in het stuk, Kniertje, en haar uitspraak na de dood van haar zoon “de vis wordt duur betaald” is nog steeds een beroemd gegeven.

Heijermans groeide op in een joods-liberaal gezin, zijn vader was journalist Herman Heijermans Sr.

 

Herman volgde zijn vader in de liefde voor de journalistiek en in 1893 begon hij te werken als toneel recensist bij de net opgerichte krant de telegraaf. Hij schreef felle kritieken en daardoor kreeg hij al gauw een boel vijanden. Ook begon hij in deze periode zelf theater te schrijven. Om zijn sociale-gevoel ook een stempel mee te geven werd hij lid van de socialistische partij SDAP (de voorloper van de PVDA). De meeste van zijn stukken gingen in premiere bij de Vereeniging van het Nederlandsch Tooneel. In 1924 overleed Heijermans aan de gevolgen van kanker.

De toneelstukken van Heijermans waren er niet om het volk te verheffen, maar meer om de gegoede burgerij wakker te schudden. De stukken waren een felle, uit het leven gegrepen aanklacht tegen maatschappelijke wantoestanden. Steeds gloorde echter de hoop op een betere toekomst. Heijermans’ werk wordt nog altijd opgevoerd en ook zijn proza is vele malen herdrukt

Behalve tegen sociale misstanden waren zijn stukken ook gericht tegen alle bestaande conventies van die tijd.

 

In zijn werk was altijd een zeer goede opbouw zichtbaar en hij probeerde de sfeer in zijn stukken zo realistisch mogelijk weer te geven.

Hij werd bekend door zijn sociaal geëngageerde realistische toneelstukken en romans. In 1893 kwam zijn eerste toneelwerk uit, dat veel kritiek kreeg. Maar hij speelde een belangrijke rol in de toneelwereld. Heijermans wordt beschouwd als een groot vernieuwer van het Europese toneel. Zijn stukken werden in veel landen opgevoerd, zelfs in Japan en Rusland.

Er is een gedecideerde grens tussen Literatuur en Toneel, een grens afhankelijk van de fantasie van den auteur, van niets anders. Zonder fantasie geen toneelstuk. Het spelen van een drama is eenvoudig het door den auteur ongezegde (evenwel zeer scherp geziene) in beeld zetten. Gelukt dit in-beeld-zetten niet, dat produceerde de auteur literatuur; literatuur, die misschien heel verdienstelijk zijn kan, maar de qualiteiten mist, die op het toneel voor woord, gelaat, gebaar, kleding enz. noodzaak zijn. Een stuk wordt nooit door het spel gered, wel bedorven. Aan de andere zijde riekt de bewering dat het mooiste spel onmogelijk de schoonheden van een werk, zoals die bij een lezing genoten werden, benaderen kan. (Herman Heijermans, de jonge gids, 3e jaargang)

Wat naar mijn mening Heijermans met deze woorden duidelijk wil maken is het grote verschil tussen literatuur en toneel. Hij beweerd eigenlijk dat voor Toneel meer fantasie nodig is, omdat alles wat de acteur moet doen beschreven wordt. Hierdoor kan je wel opmaken dat realisme heel belangrijk is in het werk van Heijermans. Hij schrijft zijn stukken helemaal op en geeft daarin erg duidelijke regie aanwijzingen. In zijn beleving zou het stuk ook precies gespeeld moeten worden zoals hij dat heeft opgeschreven. Omdat hij al zijn fantasie al op papier heeft gezet is het de taak van de acteur dit zo realistisch mogelijk te brengen.

Een voorbeeld van die regie aanwijzingen zit in de beschrijving van het toneelbeeld voor het vierde bedrijf van zijn stuk op hoop van zegen. Hier beschrijft Heijermans zeer nauwkeurig het vertrek waar de voorstelling zich in zou moeten afspelen, althans volgens zijn fantasie.

VIERDE BEDRIJFEen ouderwets kantoor. Links eerste plan, deur van het kantoor door houten balustrade gescheiden. Tussen deur en balustrade twee banken. Links, derde plan, een oude kast. Achtergrond: drie ramen met uitzicht op de zon beschenen zee. Voor ;het middenraam een lessenaar. Rechts, eerste polan, schrijfbureau met telefoon, — tweede plan, brandkast, — derde plan, binnendeur. Aan de wanden biljetten van strandvonderij, veilingen, landkaart. In het midden een potkachel.

 

(Herman Heijermans, op hoop van zegen)

 

 Bronnen:

Hallo hierheen!, Paul Blom

Een eeuw nederlands toneel, B. Hunningher 

De opkomst van modern theater, B. Hunningher

Drama en toneel, van shaw tot brecht, S. Melchinger

Het doek gaat op, 25 eeuwen in en om het theater, Fr. W. S van Thienen

reader interfaculteit : project cultuurroute

http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/heijermans/

http://www.bertsgeschiedenissite.nl/index_theater.htm